ECLI:NL:GHAMS:2018:4661

Gerechtshof Amsterdam

Datum uitspraak
18 december 2018
Publicatiedatum
18 december 2018
Zaaknummer
200.234.696/01 NOT
Instantie
Gerechtshof Amsterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Hoger beroep
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Tuchtrechtelijke klacht tegen oud-notaris wegens nalatigheid in opvolging van volmacht en testament

In deze zaak heeft klaagster, de dochter van erflaatster, een klacht ingediend tegen de oud-notaris wegens nalatigheid in het opvolgen van een intrekking van een volmacht en het niet tijdig opstellen van een nieuw testament. Klaagster heeft op 6 maart 2018 een beroepschrift ingediend tegen de beslissing van de kamer voor het notariaat, die de klacht ongegrond had verklaard. De oud-notaris had op 12 mei 2016 een aangetekende brief ontvangen van [broer Z], waarin de volmacht aan [heer 1] werd ingetrokken. Klaagster stelde dat de oud-notaris niet adequaat had gereageerd op deze brief en dat hij had moeten verifiëren of erflaatster daadwerkelijk de volmacht wenste in te trekken. Het hof heeft de klacht gegrond verklaard en de oud-notaris berispt, omdat hij niet had gehandeld naar behoren na ontvangst van de brief en de bijlagen. Het hof oordeelde dat de oud-notaris zijn verplichtingen niet was nagekomen, wat leidde tot een onzorgvuldige en tuchtrechtelijk verwijtbare handelwijze. De oud-notaris werd ook veroordeeld tot betaling van de proceskosten aan klaagster en de kosten van behandeling van de klacht door het hof.

Uitspraak

beslissing
___________________________________________________________________ _ _
GERECHTSHOF AMSTERDAM
afdeling civiel recht en belastingrecht
zaaknummer : 200.234.696/01 NOT
nummer eerste aanleg : 635653/NT 17-65
beslissing van de notaris- en gerechtsdeurwaarderskamer van 18 december 2018
inzake
[naam] ,
wonend te [plaats] ( [buitenland] ),
appellante,
gemachtigde: mr. A.C. de Bakker, advocaat te Hendrik-Ido-Ambacht,
tegen
[naam] ,
oud-notaris te [plaats] ,
geïntimeerde.

1.Het geding in hoger beroep

1.1.
Appellante (hierna: klaagster) heeft op 6 maart 2018 een beroepschrift – met bijlagen – bij het hof ingediend tegen de beslissing van de kamer voor het notariaat in het ressort Amsterdam (hierna: de kamer) van 8 februari 2018 (ECLI:NL:TNORAMS:2018:3). De kamer heeft in de bestreden beslissing de klacht van klaagster tegen geïntimeerde (hierna: de oud-notaris) in al haar onderdelen ongegrond verklaard.
1.2.
De oud-notaris heeft op 4 mei 2018 een verweerschrift – met bijlagen – bij het hof ingediend.
1.3.
De zaak is behandeld ter openbare terechtzitting van het hof van 11 oktober 2018. Klaagster, vergezeld van haar gemachtigde, en de oud-notaris zijn verschenen en hebben het woord gevoerd. Klaagster heeft zelf en bij monde van haar zoon [naam] haar standpunt nader toegelicht.

2.Stukken van het geding

Het hof heeft kennis genomen van de inhoud van de door de kamer aan het hof toegezonden stukken van de eerste instantie en de hiervoor vermelde stukken. Het door het hof op 3 oktober 2018 ontvangen aanvullende stuk van de zijde van klaagster laat het hof buiten beschouwing, aangezien dit stuk niet tijdig is ingediend.

3.Feiten

3.1.
Het hof verwijst voor de feiten naar hetgeen de kamer in de bestreden beslissing heeft vastgesteld. Klaagster heeft tegen de vaststelling van die feiten bezwaar gemaakt. Het hof zal hiermee (voor zover relevant) bij de beoordeling rekening houden.
3.2.
Kort gezegd gaat het in deze zaak om het volgende.
3.2.1.
Klaagster heeft drie broers (wijlen [naam] , hierna: [broer X] , wijlen [naam] , hierna: [broer Y] en [naam] , hierna: [broer Z] ) en één zus, [naam] (hierna: erflaatster).
3.2.2.
Erflaatster heeft ten overstaan van de oud-notaris op 12 augustus 2011 een nieuw testament opgemaakt. Bij dit testament heeft erflaatster (ongehuwd, geen geregistreerd partner en kinderloos) haar eerdere uiterste wilsbeschikkingen (van 29 september 1987, 2 februari 1990 en 7 december 2005) herroepen en tot enige en algehele erfgenamen benoemd:
- [naam] (zoon van [broer X] );
- [mevrouw 1] en [naam] (dochters van [broer Y] );
- [heer 1] (zoon van [broer Y] ).
Erflaatster heeft [mevrouw 1] en [heer 1] tot executeurs benoemd.
3.2.3.
Erflaatster heeft ten overstaan van de oud-notaris bij haar thuis op 10 juli 2015 een volmacht ondertekend waarin zij aan [heer 1] volmacht heeft verleend tot beheer van haar vermogen en behartiging van niet-materiële zaken. Indien erflaatster deze volmacht wenste in te trekken, diende zij dat blijkens de volmacht aan de oud-notaris te berichten.
3.2.4.
Op 22 december 2015 is klaagster samen met haar oudste zoon op het kantoor van de oud-notaris geweest teneinde te spreken over een nieuw testament voor erflaatster. De oud-notaris heeft toen laten weten niets te kunnen doen; erflaatster moest zelf contact opnemen met de oud-notaris over haar testament.
3.2.5.
Vanaf begin 2016 woonde klaagster – met enkele onderbrekingen – bij erflaatster te [plaats].
3.2.6.
Bij (handgeschreven) brief van 24 maart 2016 heeft erflaatster aan de oud-notaris bericht:
“Graag wil ik een afspraak met u maken voor het maken van een nieuw testament. Inmiddels weet ik wat meer van het erfrecht uit de “Schenken & Erven Almanak”, die ik samen met mijn zuster heb bestudeerd. De hoofdzaken van wat ik met u bespreken wil, gaan hierbij.”
3.2.7.
Op 4 en 21 april 2016 heeft de oud-notaris bij erflaatster thuis met erflaatster onder vier ogen gesproken over het maken van een nieuw testament, meer in het bijzonder over het maken van legaten voor de kinderen van klaagster respectievelijk [broer Z] . Omdat erflaatster aarzelde over de hoogte van de te maken legaten, heeft de oud-notaris met erflaatster afgesproken dat zij hem dat bedrag telefonisch zou meedelen. Deze mededeling is uitgebleven.
3.2.8.
Bij aangetekende brief van 12 mei 2016 heeft [broer Z] de oud-notaris een tweetal bijlagen gestuurd met de volgende inhoud (handgeschreven):
“ [plaats] 27-4-2016
Zeer geachte Notaris [naam] ,
Er zijn grote bezwaren gerezen inzake de bevoegdheden van de volmachthouder [heer 1] , en personen die hij als mede-volmachthouders aanmerkt.
Daarom herroep ik per heden de volmacht van 10 Juli 2015 van [heer 1] .
Binnenkort zal ik u melden wat ik nog wel aan mijn neef [heer 1] zal delegeren.
Wilt u de nodige maatregelen nemen, zodat [heer 1] weet dat per heden mijn volmacht aan hem herroepen is.
Vriendelijke groet,
(..)
[erflaatster] ”
“Testament [erflaatster] , geboren 18-12-1927 te [plaats] .
Ik herroep al mijn eerdere wilsbeschikkingen en testamenten.
[plaats] , 12 mei 2016”
3.2.9.
Op 22 mei 2016 is erflaatster opgenomen in het ziekenhuis.
3.2.10.
Bij brief van 5 juni 2016 heeft [broer Z] aan de oud-notaris bericht:
“Op 12 mei jl. zond ik U de door mijn zuster [erflaatster] opgestelde, uitgeschreven, gedateerde en ondertekende intrekking van haar volmacht van [heer 1] . U heeft aan deze intrekking nog geen gevolg gegeven.
(..)
Met dezelfde brief zond ik U ook haar depot-testament, van gelijke datum. Ik verzoek u mij zo spoedig mogelijk te bevestigen dat U de bijbehorende akte van depot hebt gemaakt.”
3.2.11.
Na telefonisch contact op 10 juni 2016, heeft de oud-notaris met [broer Z] en [heer 1] afgesproken dat [heer 1] medische beslissingen voortaan in overleg met [broer Z] zou nemen.
3.2.12.
Medio juni 2016 is erflaatster uit het ziekenhuis ontslagen. Op 7 juli 2016 heeft de oud-notaris erflaatster thuis bezocht en onder vier ogen met haar gesproken over haar
(depot-)testament. Op 11 juli 2016 heeft de oud-notaris opnieuw bij erflaatster thuis met erflaatster onder vier ogen haar testament besproken. De oud-notaris heeft geen nieuw testament voor erflaatster gepasseerd.
3.2.13.
Op 1 oktober 2016 is erflaatster overleden.

4.Standpunt van klaagster

4.1.
In de kern komt de klacht van klaagster erop neer dat de oud-notaris niet direct actie heeft ondernomen na ontvangst van de aangetekende brief van [broer Z] van 12 mei 2016 met bijlagen.
4.2.
Volgens klaagster had de oud-notaris binnen enkele dagen na ontvangst van het schrijven van 12 mei 2016 contact moeten opnemen met erflaatster om (i) te verifiëren of erflaatster inderdaad de volmacht aan [heer 1] wenste in te trekken en zo ja, de volmacht moeten herroepen, en (ii) na te gaan of zij het depot-testament had geschreven en of de inhoud van dat testament inderdaad haar wil was en zo ja, een akte van bewaargeving moeten opstellen en passeren.
4.3.
In plaats van het vorenstaande heeft de oud-notaris aan [heer 1] meegedeeld dat hij de volmacht kon blijven gebruiken. Daarmee heeft de oud-notaris zijn eigen idee over hoe erflaatster om diende te gaan met de volmacht op de voorgrond geplaatst. Wat betreft het depot-testament heeft de oud-notaris geen uitvoering gegeven aan het op naam van erflaatster gedane verzoek van 12 mei 2016 en heeft hij pas op 7 juli 2016 op verzoek van klaagster erflaatster bezocht. Erflaatster was ondertussen fysiek en psychisch zodanig achteruit gegaan, dat zij op 7 juli 2016 niet meer in staat om met voldoende bekwaamheid te verklaren dat zij het depot-testament inderdaad zelf had geschreven en ondertekend noch om het tegendeel te verklaren.

5.Standpunt van de oud-notaris

5.1.
De oud-notaris heeft zowel bij de kamer als in hoger beroep aangevoerd dat hij geheel volgens de wensen van erflaatster heeft gehandeld en dat hem derhalve geen tuchtrechtelijk verwijt valt te maken. Over de omstandigheden van het geval heeft de oud-notaris het volgende verklaard.
5.2.
Na de bespreking op 22 december 2015 heeft klaagster de oud-notaris bestookt met in totaal ongeveer 40 (deels aangetekende) brieven. Het merendeel van die brieven had betrekking op de vererving van het vermogen van erflaatster en een aantal brieven was erop gericht dat erflaatster haar testament ten gunste van klaagster en [broer Z] zou wijzigen. De aangetekende brief van 12 mei 2016 was het zoveelste poststuk van de familie [naam] en die brief heeft de oud-notaris dan ook ongeopend terzijde gelegd.
5.3.
Na ontvangst van de herinneringsbrief van [broer Z] van 5 juni 2016 heeft de oud-notaris op 10 juni 2016 met [broer Z] en [heer 1] telefonisch afgesproken dat [heer 1] voortaan medische beslissingen in overleg met [broer Z] zou nemen. De oud-notaris heeft [heer 1] bericht de intrekking van de volmacht te negeren als niet vrijwillig geschreven door erflaatster, mede gezien haar gesteldheid, de grote praktische gevolgen jegens bank en belastingconsulent (erflaatster had een aanzienlijk vermogen), maar vooral gelet op de mededelingen van erflaatster tijdens de besprekingen op 4 en 21 april 2016. Zij heeft de oud-notaris toen desgevraagd duidelijk laten weten dat de volmacht aan [heer 1] onverkort moest blijven doorlopen. De oud-notaris heeft overigens voorafgaand aan die besprekingen zowel klaagster als [heer 1] / [mevrouw 1] moeten verzoeken de ruimte waarin hij met erflaatster zou spreken te verlaten, hetgeen hem enige moeite kostte. Verder heeft de oud-notaris op 10 juni 2016 gepoogd telefonisch contact te krijgen met erflaatster, doch zonder resultaat wegens haar verblijf in het ziekenhuis (waar geen bezoek mogelijk was gezien haar gesteldheid).
5.4.
Op 7 juli 2016 heeft de oud-notaris erflaatster opnieuw bij haar thuis gesproken. De akte van bewaarneming had de oud-notaris meegenomen ter ondertekening, evenals een testament houdende herroeping van alle eerder gemaakte uiterste wilsbeschikkingen. Erflaatster heeft toen de oud-notaris medegedeeld dat zij niet bekend was met het depot-testament van 12 mei 2016 en dat het niet haar bedoeling was dat klaagster en [broer Z] haar erfgenamen zouden worden. Dit laatste strookte ook met de inhoud van de testamenten die zij eerder had opgemaakt. Het resultaat van de bespreking was dat de oud-notaris weer langs zou komen voor een aanvullend testament met legaten voor de andere neven en nichten van erflaatster (van € 50.000,- ieder).
5.5.
Op 11 juli 2016 heeft de oud-notaris erflaatster opnieuw gesproken. Bij die bespreking lag erflaatster op bed, maar was zij zeer helder. Erflaatster heeft toen op de vraag van de oud-notaris wie haar erfgenamen zouden worden als volgt geantwoord: “die vier van [broer X] en [broer Y] ”. Toen de oud-notaris haar daarop bevestigde dat zij dat al zo had geregeld, heeft erflaatster aan de oud-notaris verklaard dat verder niets meer geregeld hoefde te worden, ook geen legaten. Vervolgens is erflaatster weer weggezakt. De oud-notaris is daarna weggegaan zonder het aanvullend testament te hebben gepasseerd.
5.6.
De oud-notaris verwijst ter onderbouwing van zijn standpunt naar zijn aantekeningen die hij heeft gemaakt tijdens de besprekingen met erflaatster in april en juli 2016 (bijlagen bij zijn verweerschrift in eerste aanleg).
6. Beoordeling
Ontvankelijkheid
6.1.
Het hof stelt het volgende voorop. Ingevolge artikel 99 lid 1 Wna kan ieder die daarbij enig redelijk belang heeft een klacht indienen. Het begrip ‘enig redelijk belang’ moet ruim worden opgevat. Het kan een rechtstreeks belang zijn, maar ook een indirect of afgeleid belang. Het belang kan onder meer volgen uit betrokkenheid bij een specifieke zaak of betrekking hebben op handhaving van de beroepsnormen en –regels voor het notariaat.
6.2.
Ter zitting in hoger beroep heeft de gemachtigde van klaagster desgevraagd verklaard dat klaagster een redelijk belang heeft bij toetsing van het handelen/nalaten van de oud-notaris in dezen, aangezien zij nauw betrokken was bij het leven en de verzorging van erflaatster en zij daarnaast de hoedanigheid had van versterferfgenaam van erflaatster.
6.3.
Hoewel klaagster niet zelf (namens erflaatster) de schriftelijke intrekking van de volmacht van 10 juli 2015, het depot-testament van 12 mei 2016 en de herinneringsbrief van 5 juni 2016 aan de oud-notaris heeft verstuurd, is het hof van oordeel dat klaagster kan worden ontvangen in haar klacht. Klaagster beoogde samen met [broer Z] op te komen voor de belangen van erflaatster. Klaagster was nauw betrokken bij erflaatster en zij was haar tot steun. Om die reden heeft zij een afgeleid belang bij indiening van haar klacht met betrekking tot (het negeren van de intrekking van) de volmacht. Een rechtstreeks belang acht het hof aanwezig bij toetsing van het handelen van de oud-notaris ten aanzien van het depot-testament, aangezien klaagster de hoedanigheid had van versterferfgenaam van erflaatster.
Intrekking volmacht en depot-testament
6.4.
Anders dan in eerste aanleg, heeft de oud-notaris in hoger beroep verklaard dat hij de aangetekende brief van [broer Z] van 12 mei 2016, met als bijlagen de intrekking van de volmacht van 10 juli 2015 en het depot-testament van 12 mei 2016, ongelezen terzijde heeft gelegd. De oud-notaris schrijft daarover in zijn verweerschrift in hoger beroep:
“Ik hoef toch niet (onmiddellijk) te reageren op post afkomstig van familieleden van cliënte, welke meestal en hoofdzakelijk over onderlinge familie-wrijvingen gingen en verhandelingen over begrippen als afstammeling en legitieme portie.”
6.5.
Hoewel het juist is dat de envelop vermeldde dat het poststuk van 12 mei 2016 niet afkomstig was van erflaatster zelf maar van één van haar familieleden, betekent dat nog niet dat de oud-notaris dat betreffende poststuk ongeopend ter zijde mocht en kon schuiven. De ervaringen van de oud-notaris met de familieleden van erflaatster ontsloegen hem niet van zijn verplichting (summierlijk) kennis te nemen van de inhoud en strekking van de aan hem toegestuurde, in dit geval zelfs
aangetekendebrief van de broer van erflaatster met daarin als bijlagen ingesloten de volgens de afzender van erflaatster afkomstige verklaringen. Bovendien was de oud-notaris destijds nog in afwachting van een bericht van erflaatster over de hoogte van de legaten. De oud-notaris had, mede gelet daarop, kennis moeten nemen van de inhoud van de brief van 12 mei 2016 en de daarbij behorende bijlagen en vervolgens moeten handelen zoals klaagster heeft omschreven in haar stukken aan de kamer en het hof (zie hierboven onder 4.2.). Door dit na te laten heeft de oud-notaris naar het oordeel van het hof uiterst onzorgvuldig en tuchtrechtelijk verwijtbaar gehandeld.
6.6.
Het handelen van de oud-notaris na ontvangst van de herinneringsbrief van 5 juni 2016 acht het hof overigens evenmin zorgvuldig en adequaat. Het had op zijn weg gelegen om binnen enkele dagen na ontvangst van die brief, mede gelet op de broze gezondheid van erflaatster, haar hoge leeftijd en de bij hem bekende familieperikelen, bij erflaatster te verifiëren of zij inderdaad haar volmacht aan [heer 1] wenste in te trekken en of zij [broer Z] en klaagster tot haar erfgenamen wilde benoemen. In plaats daarvan heeft de oud-notaris eigenmachtig met twee familieleden van erflaatster afspraken ten aanzien van de volmacht gemaakt en heeft hij erflaatster pas een maand later bezocht, terwijl zij reeds halverwege juni 2016 uit het ziekenhuis was ontslagen. Hieraan voegt het hof als verzwarende omstandigheid nog toe dat de oud-notaris aldus heeft gehandeld zonder zelfs maar kennis te hebben genomen van de inhoud van de hem op 12 mei 2016 toegezonden envelop.
6.7.
Het vorenstaande brengt met zich dat de klacht van klaagster gegrond is.
Maatregel
6.8.
Nu het hof tot een ander oordeel is gekomen kan de beslissing van de kamer niet in stand blijven. Het hof acht de handelwijze van de oud-notaris dermate laakbaar dat een maatregel passend en geboden is. Het hof legt de oud-notaris de maatregel van berisping op.
6.9.
Hetgeen partijen verder nog naar voren hebben gebracht, kan buiten beschouwing blijven omdat het niet van belang is voor de beslissing in deze zaak.
Griffierecht en kostenveroordeling
6.10.
Per 1 januari 2018 is de Wet op het notarisambt gewijzigd (Wet doorberekening kosten toezicht en tuchtrecht juridische beroepen). In verband met deze wijziging van de Wna heeft dit hof per 1 januari 2018 de Tijdelijke richtlijn kostenveroordeling notaris- en gerechtsdeurwaarderskamer Gerechtshof Amsterdam (Staatscourant 2017, nr. 75085; hierna: de richtlijn) vastgesteld, die geldt voor beroepschriften die vanaf die datum bij het hof worden ingediend.
Het beroepschrift in deze zaak is ingediend na 1 januari 2018 (op 6 maart 2018), derhalve na de wijziging van de Wna.
6.11.
Nu het hof de klacht gegrond verklaart, stelt het hof vast dat de oud-notaris op grond van de artikelen 99 lid 5 jo. 107 lid 3 Wna het door klaagster betaalde griffierecht in hoger beroep aan klaagster dient te vergoeden.
6.12.
Nu het hof de oud-notaris tevens een maatregel oplegt, zal het hof de oud-notaris op grond van de artikelen 103b lid 1 jo. 107 lid 3 Wna jo. de richtlijn veroordelen in de volgende kosten in hoger beroep:
- € 1.050,- kosten van klaagster;
- € 3.000,- kosten van behandeling van de klacht door het hof.
Er zijn geen bijzondere omstandigheden gebleken die aanleiding geven tot een andere beslissing.
6.13.
De oud-notaris dient de kosten van klaagster in hoger beroep binnen vier weken na deze uitspraak aan klaagster te voldoen, hetgeen kan geschieden door betaling op een daartoe door klaagster aan de oud-notaris opgegeven rekeningnummer.
6.14.
De oud-notaris dient de kosten van behandeling van de klacht in hoger beroep door het hof te voldoen aan het Landelijk Dienstencentrum voor de Rechtspraak (LDCR), waarbij de in de artikelen 103b lid 3 jo. 107 lid 3 Wna bepaalde termijn en de wijze waarop de kosten moeten worden voldaan door het LDCR per brief aan de oud-notaris zullen worden meegedeeld.
6.15.
Het hiervoor overwogene leidt tot de volgende beslissing.

7.Beslissing

Het hof:
- vernietigt de bestreden beslissing;
en, opnieuw beslissende:
- verklaart de klacht gegrond;
- legt aan de oud-notaris de maatregel van berisping op;
- veroordeelt de oud-notaris tot betaling aan klaagster van haar kosten in hoger beroep, bestaande uit € 50,- aan griffierecht en € 1.050,- aan kosten klaagster, derhalve in totaal
€ 1.100,-, binnen vier weken na heden;
- veroordeelt de oud-notaris tot betaling van de kosten van behandeling van de klacht in hoger beroep door het hof (€ 3.000,-) aan het LDCR op de wijze en binnen de termijn als door het LDCR aan de oud-notaris meegedeeld.
Deze beslissing is gegeven door mrs. J.H. Lieber, H. van der Meer en A.H.N. Stollenwerck en in het openbaar uitgesproken op 18 december 2018 door de rolraadsheer.