ECLI:NL:GHAMS:2018:4941

Gerechtshof Amsterdam

Datum uitspraak
1 juni 2018
Publicatiedatum
23 januari 2019
Zaaknummer
23-002826-17
Instantie
Gerechtshof Amsterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Hoger beroep inzake diefstal met valse sleutel en andere strafbare feiten

In deze zaak heeft het gerechtshof Amsterdam op 1 juni 2018 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een vonnis van de rechtbank Amsterdam. De verdachte was eerder vrijgesproken van enkele tenlastegelegde feiten, maar heeft in hoger beroep een onbeperkt beroep ingesteld, wat ook betrekking had op de vrijspraak. Het hof heeft de verdachte niet-ontvankelijk verklaard in het hoger beroep voor zover dit gericht was tegen de vrijspraak. De zaak betreft diefstal van een auto met een valse sleutel, het rijden zonder rijbewijs, wederspannigheid en opzetheling. De verdachte heeft op 17 september 2016 in Amsterdam een auto weggenomen die toebehoorde aan een ander, waarbij hij zich toegang verschafte met een valse sleutel. Daarnaast heeft hij zich verzet tegen de aanhouding door de politie. Het hof heeft de verdachte vrijgesproken van een aantal andere tenlastegelegde feiten, maar heeft de bewezenverklaring van de diefstal, het rijden zonder rijbewijs, wederspannigheid en opzetheling gehandhaafd. De verdachte is veroordeeld tot een voorwaardelijke jeugddetentie, een taakstraf en een geldboete. Het hof heeft in zijn beslissing rekening gehouden met de persoonlijke omstandigheden van de verdachte, waaronder zijn leeftijd en eerdere veroordelingen. Het hof heeft besloten het jeugdstrafrecht toe te passen, gezien de kwetsbaarheid van de verdachte en het advies van de reclassering.

Uitspraak

Afdeling strafrecht
Parketnummer: 23-002826-17
Datum uitspraak: 1 juni 2018
TEGENSPRAAK
Verkort arrest van het gerechtshof Amsterdam gewezen op het hoger beroep, ingesteld tegen het vonnis van de rechtbank Amsterdam van 27 juli 2017 in de strafzaak onder parketnummer 13-741192-16 tegen:
[verdachte],
geboren te [geboorteplaats] op [geboortedatum],
adres: [adres],
thans uit anderen hoofde gedetineerd in [locatie].

Ontvankelijkheid van de verdachte in het hoger beroep

De verdachte is door rechtbank Amsterdam vrijgesproken van hetgeen aan hem onder 4 en 6 is ten laste gelegd. Het hoger beroep is door de verdachte onbeperkt ingesteld en is derhalve mede gericht tegen de in eerste aanleg gegeven beslissing tot vrijspraak. Gelet op hetgeen is bepaald in artikel 404, vijfde lid, van het Wetboek van Strafvordering staat voor de verdachte tegen deze beslissing geen hoger beroep open. Het hof zal de verdachte mitsdien niet-ontvankelijk verklaren in het ingestelde hoger beroep, voor zover dat is gericht tegen de in het vonnis waarvan beroep gegeven vrijspraak.

Onderzoek van de zaak

Dit arrest is gewezen naar aanleiding van het onderzoek ter terechtzitting in hoger beroep van 18 mei 2018 en, overeenkomstig het bepaalde bij artikel 422, tweede lid, van het Wetboek van Strafvordering, naar aanleiding van het onderzoek ter terechtzitting in eerste aanleg.
Tegen voormeld vonnis is namens de verdachte hoger beroep ingesteld.
Het hof heeft kennisgenomen van de vordering van de advocaat-generaal en van hetgeen door de raadsman naar voren is gebracht.

Tenlastelegging

Aan de verdachte is ten laste gelegd, voor zover in hoger beroep nog aan de orde, dat:
feit 1:hij op of omstreeks 17 september 2016 te Amsterdam, in elk geval in Nederland, met het oogmerk van wederrechtelijke toeëigening heeft weggenomen een (personen)auto (kenteken [kenteken 1]), geheel of ten dele toebehorende aan [slachtoffer], in elk geval aan een ander of anderen dan aan hem, verdachte, waarbij hij, verdachte, zich de toegang tot die weg te nemen (personen)auto heeft verschaft en/of die weg te nemen (personen)auto onder zijn bereik heeft gebracht door middel van een valse sleutel, in elk geval een sleutel tot het gebruik, waarvan hij, verdachte niet is/was gerechtigd;
feit 2:hij te Amsterdam, in elk geval in Nederland, op of omstreeks 17 september 2016 opzettelijk wederrechtelijk een (personen)auto (kenteken [kenteken 1]), toebehorende aan [slachtoffer], in elk geval aan een ander of anderen dan aan verdachte, als bestuurder heeft gebruikt op de weg, de Polsbroekstraat, in elk geval op een weg;
feit 3:hij op of omstreeks 17 september 2016 te Amsterdam, in elk geval in Nederland, als bestuurder van een motorrijtuig (personenauto) heeft gereden op de weg, de Polsbroekstraat, zonder dat aan hem door de daartoe bevoegde autoriteit, als bedoeld in artikel 116 lid 1 van de Wegenverkeerswet 1994 een rijbewijs was afgegeven voor de categorie van motorrijtuigen, waartoe dat motorrijtuig behoorde;
feit 5:(Gevoegde zaak 746.047-16)
hij op of omstreeks 10 juli 2016 te Amsterdam, in elk geval in Nederland, toen de aldaar dienstdoende [ambtenaren], brigadiers en/of hoofdagenten en/of aspirant van politie eenheid Amsterdam, verdachte op verdenking van het overtreden van artikel 107 Wegenverkeerswet 1994, in elk geval op verdenking van enig strafbaar feit, op heterdaad ontdekt, hadden aangehouden en hadden vastgegrepen, althans vast hadden, zich met geweld heeft verzet tegen voornoemde opsporingsambtenaren, werkzaam in de rechtmatige uitoefening van hun bediening, door zich opzettelijk gewelddadig los te rukken en/of te trekken in een richting tegengesteld aan die waarin die ambtena(a)r(en) verdachte trachtte(n) te geleiden en/of door om zich heen te trappen;
feit 7:(Gevoegde zaak 746.082-16)
hij op of omstreeks 8 juni 2014 te Amsterdam, althans in Nederland, een snorfiets (Piaggio Zip) met het oorspronkelijke kenteken [kenteken 2] (welke op het betreffende moment was voorzien van de valse kentekenplaat [kenteken 3]) heeft verworven, voorhanden heeft gehad en/of heeft overgedragen, terwijl hij ten tijde van het verwerven of het voorhanden krijgen van voornoemde snorfiets wist, althans redelijkerwijs had moeten vermoeden, dat het (een) door diefstal in elk geval (een) door misdrijf verkregen goed(eren) betrof;
feit 8:(Gevoegde zaak 746.083-16)
hij op of omstreeks 12 mei 2016 te Amsterdam, in elk geval in Nederland, een bromfiets (kenteken [kenteken 4]) heeft verworven, en/of voorhanden heeft gehad, terwijl hij ten tijde van de verwerving en/of het voorhanden krijgen wist, althans redelijkerwijs had moeten vermoeden, dat het (een) door diefstal in elk geval (een) door misdrijf verkregen goed(eren) betrof.
Voor zover in de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten voorkomen, zal het hof deze verbeterd lezen. De verdachte wordt daardoor niet in de verdediging geschaad.

Vonnis waarvan beroep

Het vonnis waarvan beroep voor zover aan het oordeel van het hof onderworpen, zal worden vernietigd, omdat het hof tot andere beslissingen komt dan de rechtbank.
Vrijspraak
Met de advocaat-generaal is het hof van oordeel dat niet wettig en overtuigend bewezen is hetgeen de verdachte onder 2 is ten laste gelegd, zodat de verdachte hiervan moet worden vrijgesproken.

Bewijsoverweging ten aanzien van feit 1

De raadsman heeft zich ter terechtzitting in hoger beroep op het standpunt gesteld dat de verdachte van het onder 1 ten laste gelegde dient te worden vrijgesproken, omdat er geen sprake is van een oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening. Hij heeft daartoe aangevoerd dat de verdachte heeft verklaard dat hij niet wist dat de auto was gestolen. Daarnaast heeft de aangever verklaard dat het mogelijk is dat er andere personen bij zijn geweest, maar dat hij hen niet heeft gezien. Deze personen kunnen zijn weggerend op het moment dat de aangever naar beneden is gelopen.
Het hof overweegt als volgt. De aangever heeft verklaard dat hij uit zijn slaapkamerraam naar buiten keek en een man zag rommelen tussen de auto’s op de parkeerplaats. Hij liep naar beneden en zag zijn eigen auto wegrijden van de parkeerplaats. Hij zag de verdachte achter het stuur zitten. De verdachte heeft bij de politie verklaard dat hij met drie vrienden op de parkeerplaats was en één van zijn vrienden, [betrokkene], de autosleutels pakte en vroeg wie er even wilde rijden. Vervolgens is hij met [betrokkene] in de auto gestapt, maar is [betrokkene] weggerend toen [betrokkene] zag dat de eigenaar van de auto naar hen toeliep. Ook de andere twee vrienden zijn op dat moment weggelopen, aldus de verdachte.
De verklaring van de verdachte staat haaks op de verklaring van de aangever, die slechts één persoon – de verdachte – heeft gezien. De verklaring van de verdachte vindt geen enkele steun in het dossier en is ook overigens niet aannemelijk geworden. Dat de verdachte midden in de nacht met de auto van de aangever is weggereden en daarin zittend achter het stuur is aangetroffen, wijst erop dat hij de auto heeft weggenomen met het oogmerk om zich deze toe te eigenen. Het verweer van de raadsman wordt verworpen.

Bewezenverklaring

Het hof acht wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte het onder 1, 3, 5, 7 en 8 ten laste gelegde heeft begaan, met dien verstande dat:
feit 1:hij op 17 september 2016 te Amsterdam met het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening heeft weggenomen een personenauto, kenteken [kenteken 1], toebehorende aan [slachtoffer], waarbij hij, verdachte, die weg te nemen personenauto onder zijn bereik heeft gebracht door middel van een valse sleutel, in elk geval een sleutel tot het gebruik, waarvan hij, verdachte niet was gerechtigd;
feit 3:hij op 17 september 2016 te Amsterdam, als bestuurder van een motorrijtuig (personenauto) heeft gereden op de weg, de Polsbroekstraat, zonder dat aan hem door de daartoe bevoegde autoriteit, als bedoeld in artikel 116 lid 1 van de Wegenverkeerswet 1994 een rijbewijs was afgegeven voor de categorie van motorrijtuigen, waartoe dat motorrijtuig behoorde;
feit 5:(Gevoegde zaak 746.047-16)
hij op 10 juli 2016 te Amsterdam, toen de aldaar dienstdoende [ambtenaren], brigadiers en/of hoofdagenten en/of aspirant van politie eenheid Amsterdam, verdachte op verdenking van enig strafbaar feit, op heterdaad ontdekt, hadden aangehouden en hadden vastgegrepen, zich met geweld heeft verzet tegen voornoemde opsporingsambtenaren, werkzaam in de rechtmatige uitoefening van hun bediening, door zich opzettelijk gewelddadig los te trekken in een richting tegengesteld aan die waarin die ambtena(a)r(en) verdachte trachtte(n) te geleiden en door om zich heen te trappen;
feit 7:(Gevoegde zaak 746.082-16)
hij op 8 juni 2014 te Amsterdam een snorfiets, Piaggio Zip, met het oorspronkelijke kenteken [kenteken 2], welke op het betreffende moment was voorzien van de valse kentekenplaat [kenteken 3], voorhanden heeft gehad, terwijl hij ten tijde van het voorhanden krijgen van voornoemde snorfiets wist dat het een door diefstal verkregen goed betrof;
feit 8:(Gevoegde zaak 746.083-16)
hij op 12 mei 2016 te Amsterdam een bromfiets, kenteken [kenteken 4], voorhanden heeft gehad, terwijl hij ten tijde van het voorhanden krijgen wist dat het een door diefstal verkregen goed betrof.
Hetgeen onder 1, 3, 5, 7 en 8 meer of anders is ten laste gelegd, is niet bewezen. De verdachte moet hiervan worden vrijgesproken.
Het hof grondt zijn overtuiging dat de verdachte het bewezen verklaarde heeft begaan op de feiten en omstandigheden die in de bewijsmiddelen zijn vervat, zoals deze na het eventueel instellen van beroep in cassatie zullen worden opgenomen in de op te maken aanvulling op dit arrest.

Strafbaarheid van het bewezen verklaarde

Er is geen omstandigheid aannemelijk geworden die de strafbaarheid van het onder 1, 3, 5, 7 en 8 bewezen verklaarde uitsluit, zodat dit strafbaar is.
Het onder 1 bewezen verklaarde levert op:
diefstal, waarbij de schuldige het weg te nemen goed onder zijn bereik heeft gebracht door middel van een valse sleutel.
Het onder 3 bewezen verklaarde levert op:
overtreding van artikel 107, eerste lid, van de Wegenverkeerswet 1994.
Het onder 5 bewezen verklaarde levert op:
wederspannigheid.
Het onder 7 en 8 bewezen verklaarde levert op:
telkens: opzetheling.

Strafbaarheid van de verdachte

Er is geen omstandigheid aannemelijk geworden die de strafbaarheid van de verdachte ten aanzien van het onder 1, 3, 5, 7 en 8 bewezen verklaarde uitsluit, zodat de verdachte strafbaar is.

Oplegging van straffen

De rechtbank Amsterdam heeft de verdachte voor het in eerste aanleg onder 1, 2, 3, 5, 7 en 8 bewezen verklaarde veroordeeld tot een gevangenisstraf van 6 maanden, met aftrek van het voorarrest, en een geldboete van € 340,00, subsidiair 6 dagen hechtenis.
De advocaat-generaal heeft gevorderd dat de verdachte voor het onder 1, 3, 5, 7 en 8 ten laste gelegde zal worden veroordeeld tot een voorwaardelijke jeugddetentie van 4 maanden met een proeftijd van 2 jaren, een taakstraf van 50 uren, te vervangen door 25 dagen hechtenis als deze taakstraf niet naar behoren word uitgevoerd, en daarnaast een geldboete van € 400,00, waarvan € 200,00 voorwaardelijk met een proeftijd van 2 jaren.
De raadsman heeft ter terechtzitting in hoger beroep het hof verzocht het adolescentenstrafrecht toe te passen en, in tegenstelling tot de advocaat-generaal, de verdachte te veroordelen tot een voorwaardelijke jeugddetentie. Daarnaast heeft hij verzocht een eventuele geldboete geheel voorwaardelijk op te leggen, omdat de verdachte geen mogelijkheid heeft om geld te genereren.
Het hof heeft in hoger beroep de op te leggen straffen bepaald op grond van de ernst van de feiten en de omstandigheden waaronder deze zijn begaan en gelet op de persoon en de draagkracht van de verdachte. Het hof heeft daarbij in het bijzonder het volgende in beschouwing genomen.
De verdachte heeft zich schuldig gemaakt aan diefstal van een auto. Dit is een ergerlijk feit, waarbij de verdachte geen respect heeft getoond voor andermans eigendom. Daarnaast heeft hij in deze auto gereden, terwijl hij niet in het bezit was van een rijbewijs. Ook heeft hij het ambtelijk gezag ondermijnd door zich tegen zijn aanhouding te verzetten. Voorts heeft de verdachte een snor- en een bromfiets voorhanden gehad, terwijl hij wist dat die waren gestolen. Hierdoor heeft de verdachte bevorderd dat dergelijke goederen worden gestolen en dat leidt tot schade en overlast voor de rechthebbenden.
Blijkens een de verdachte betreffend uittreksel uit de Justitiële Documentatie van 4 mei 2018 is hij eerder ter zake van strafbare feiten onherroepelijk veroordeeld.
De verdachte was ten tijde van het plegen van de bewezen verklaarde feiten 19 (feit 7) en 21 (feiten 1,3, 5 en 8) jaar oud en dus meerderjarig. Uitgangspunt is dat op een jongvolwassen verdachte die ten tijde van het strafbare feit meerderjarig is, het meerderjarigenstrafrecht wordt toegepast, tenzij het hof in bijzondere omstandigheden aanleiding ziet daarvan af te wijken en op grond van artikel 77c van het Wetboek van Strafrecht (Sr) de bepalingen van het jeugdstrafrecht toe te passen. Hiertoe kan het hof beslissen op grond van de persoon van de verdachte of de omstandigheden waaronder het feit is begaan.
Uit het reclasseringsadvies van reclassering Inforsa van 7 maart 2018, opgemaakt door [naam 1], blijkt dat er duidelijke indicaties aanwezig zijn voor toepassing van het jeugdstrafrecht. Hierbij is ook betrokken het eerder uitgebrachte reclasseringsadvies van 11 januari 2018, opgesteld door [naam 2]. In dat rapport wordt eveneens geadviseerd het jeugdstrafrecht toe te passen. Ook van dit rapport heeft het hof kennis genomen. In het rapport van 7 maart 2018 adviseert de reclassering de verdachte (in een andere zaak) een (gedeeltelijk) voorwaardelijke jeugddetentie op te leggen met bijzondere voorwaarden, waarbij de volwassenenreclassering het toezicht uitvoert. Uit onderzoek is gebleken dat de verdachte een kwetsbare en zeer beïnvloedbare jongeman is met een laag IQ. Vanuit zijn beperkte vermogen lijkt hij diverse situaties niet te kunnen overzien en is hij niet in staat zich zelfstandig los te maken van de druk die op hem door derden wordt uitgeoefend. Hij vertoont kinderlijker gedrag dan men gezien zijn kalenderleeftijd zou verwachten. Ondanks dat er in het verleden vanuit de jeugdhulpverlening vele hulpverleningsmogelijkheden zijn ingezet die niet tot gewenst resultaat hebben geleid, lijkt een pedagogische aanpak alsnog wenselijk. De reclassering adviseert het jeugdstrafrecht toe te passen.
In het voorgaande ziet het hof aanleiding om van de hoofdregel af te wijken dat het volwassenenstrafrecht wordt toegepast op meerderjarige verdachten. Het hof neemt het advies van de reclassering over en zal het jeugdstrafrecht toepassen.
Het hof zal – anders dan de rechtbank – in dit geval een geheel voorwaardelijke jeugddetentie opleggen en verbindt daaraan de geadviseerde bijzondere voorwaarden. Dit is bedoeld als extra stok achter de deur, nu de rechtbank in haar vonnis van 4 april 2018 in de zaak met parketnummer 13/741006-18 dezelfde bijzondere voorwaarden heeft verbonden aan de voorwaardelijke taakstraf van 28 (achtentwintig) uren die zij aan de verdachte opgelegd heeft.
Het hof acht, alles afwegende, een voorwaardelijke jeugddetentie, een taakstraf en een geldboete van na te melden duur dan wel hoogte passend en geboden.

Toepasselijke wettelijke voorschriften

De op te leggen straffen zijn gegrond op de artikelen 57, 62, 63, 77a, 77g, 77h, 77i, 77l, 77m, 77n, 77x, 77y, 77z, 77gg, 180, 311 en 416 van het Wetboek van Strafrecht en de artikelen 107 en 177 van de Wegenverkeerswet 1994.
Deze wettelijke voorschriften worden toegepast zoals geldend ten tijde van het bewezen verklaarde.

BESLISSING

Het hof:
Verklaart de verdachte niet-ontvankelijk in het hoger beroep, voor zover gericht tegen de beslissing ter zake van het onder 4 en 6 ten laste gelegde.
Vernietigt het vonnis voor zover aan het oordeel van het hof onderworpen en doet in zoverre opnieuw recht:
Verklaart niet bewezen dat de verdachte het onder 2 ten laste gelegde heeft begaan en spreekt de verdachte daarvan vrij.
Verklaart zoals hiervoor overwogen bewezen dat de verdachte het onder 1, 3, 5, 7 en 8 ten laste gelegde heeft begaan.
Verklaart niet bewezen hetgeen de verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan hierboven is bewezen verklaard en spreekt de verdachte daarvan vrij.
Verklaart het onder 1, 3, 5, 7 en 8 bewezen verklaarde strafbaar, kwalificeert dit als hiervoor vermeld en verklaart de verdachte strafbaar.
Veroordeelt de verdachte tot een
geldboetevan
€ 270,00 (tweehonderdzeventig euro), bij gebreke van betaling en verhaal te vervangen door
5 (vijf) dagen jeugddetentie.
Veroordeelt de verdachte tot een
taakstraf, bestaande uit een
werkstrafvoor de duur van
50 (vijftig) uren, indien niet naar behoren verricht te vervangen door
25 (vijfentwintig) dagen jeugddetentie.
Beveelt dat de tijd die door de verdachte vóór de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in enige in artikel 27, eerste lid, of artikel 27a van het Wetboek van Strafrecht bedoelde vorm van voorarrest is doorgebracht, bij de uitvoering van de opgelegde taakstraf in mindering zal worden gebracht, volgens de maatstaf van twee uren taakstraf per in voorarrest doorgebrachte dag, voor zover die tijd niet reeds op een andere straf in mindering is gebracht.
Veroordeelt de verdachte tot jeugddetentie voor de duur van
3 (drie) maanden.
Bepaalt dat de jeugddetentie niet ten uitvoer zal worden gelegd, tenzij de rechter later anders mocht gelasten omdat de verdachte zich voor het einde van een proeftijd van
2 (twee) jarenaan een strafbaar feit heeft schuldig gemaakt of de verdachte gedurende de proeftijd van 2 (twee) jaren ten behoeve van het vaststellen van zijn/haar identiteit geen medewerking heeft verleend aan het nemen van een of meer vingerafdrukken of geen identiteitsbewijs als bedoeld in artikel 1 van de Wet op de identificatieplicht ter inzage heeft aangeboden of geen medewerking heeft verleend aan het reclasseringstoezicht, bedoeld in artikel 77aa, tweede lid, van het Wetboek van Strafrecht, de medewerking aan huisbezoeken daaronder begrepen, of geen medewerking heeft verleend aan het reclasseringstoezicht, bedoeld in artikel 77aa, eerste tot en met vierde lid, van het Wetboek van Strafrecht, de medewerking aan huisbezoeken daaronder begrepen, dan wel de hierna te noemen bijzondere voorwaarde(n) niet heeft nageleefd.
Stelt als
bijzondere voorwaardedat de veroordeelde zich binnen twee weken na het onherroepelijk worden van het arrest tussen 09:00 uur en 12:00 uur meldt bij Reclassering Inforsa op de Vlaardingenlaan 5 in Amsterdam. Hierna moet de veroordeelde zich blijven melden zo frequent en zolang de reclassering dit noodzakelijk acht.
Stelt als
bijzondere voorwaardedat de veroordeelde zich laat behandelen bij de Forensisch Ambulante Zorg van Inforsa of soortgelijke ambulante forensische zorg, zulks ter beoordeling van de reclassering, waarbij de veroordeelde zich zal houden aan de aanwijzingen die hem in het kader van die behandeling door of namens de instelling/behandelaar zullen worden gegeven.
Stelt als
bijzondere voorwaardedat de veroordeelde op het moment dat de proeftijd zal starten in een nader te bepalen woonvoorziening verblijft en zich houdt aan het (dag-)programma dat deze voorziening in overleg met de reclassering heeft opgesteld, zolang de reclassering dit noodzakelijk acht.
Stelt als
bijzondere voorwaardedat veroordeelde een structurele en zinvolle dagbesteding vindt en behoudt, zolang de reclassering dit noodzakelijk acht.
Geeft opdracht aan Reclassering Inforsa tot het houden van toezicht op de naleving van voormelde bijzondere voorwaarden en de veroordeelde ten behoeve daarvan te begeleiden.
Dit arrest is gewezen door de meervoudige strafkamer van het gerechtshof Amsterdam, waarin zitting hadden mr. R.P. den Otter, mr. M.J.A. Plaisier en mr. M.E. Hinskens-van Neck, in tegenwoordigheid van mr. G.G. Gielen, griffier, en is uitgesproken op de openbare terechtzitting van dit gerechtshof van 1 juni 2018.