ECLI:NL:GHAMS:2018:5011

Gerechtshof Amsterdam

Datum uitspraak
20 december 2018
Publicatiedatum
26 februari 2019
Zaaknummer
23-003691-17
Instantie
Gerechtshof Amsterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vrijspraak in hoger beroep wegens onvoldoende bewijs van betrokkenheid bij wietplantage

In deze zaak heeft het gerechtshof Amsterdam op 20 december 2018 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een vonnis van de rechtbank Amsterdam van 10 oktober 2017. De verdachte was eerder vrijgesproken van de tenlasteleggingen die haar waren opgelegd, waaronder het telen en aanwezig hebben van hennep. Het hof heeft vastgesteld dat het hoger beroep van de verdachte niet-ontvankelijk is voor zover het gericht is tegen de vrijspraak in eerste aanleg, conform artikel 404, vijfde lid, van het Wetboek van Strafvordering.

Het hof heeft de zaak verder onderzocht en is tot de conclusie gekomen dat er onvoldoende bewijs is om de betrokkenheid van de verdachte bij de wietplantage vast te stellen. De enige verklaring die de betrokkenheid van de verdachte zou kunnen ondersteunen, is die van een getuige, maar deze verklaring wordt door de verdachte stellig weersproken. Bovendien is niet aangetoond dat de verdachte regelmatig in de woning aanwezig was of samenwerkte met anderen bij het aanwezig hebben van de hennep.

Daarom heeft het hof het vonnis waarvan beroep vernietigd en de verdachte vrijgesproken van het onder 1 ten laste gelegde feit. De beslissing van het hof is genomen door de meervoudige strafkamer, waarin drie rechters zitting hadden, en is openbaar uitgesproken op dezelfde datum als de uitspraak.

Uitspraak

afdeling strafrecht
parketnummer: 23-003691-17
datum uitspraak: 20 december 2018
TEGENSPRAAK
Arrest van het gerechtshof Amsterdam gewezen op het hoger beroep, ingesteld tegen het vonnis van de rechtbank Amsterdam van 10 oktober 2017 in de strafzaak onder parketnummer 13-706270-16 tegen
[verdachte],
geboren te [geboorteplaats] op [geboortedatum],
adres: [adres 1].

Ontvankelijkheid van het hoger beroep

De verdachte is door rechtbank Amsterdam op 10 oktober 2017 vrijgesproken van hetgeen aan haar onder 2 is ten laste gelegd. Het hoger beroep is door de verdachte onbeperkt ingesteld en is derhalve mede gericht tegen de in eerste aanleg gegeven beslissing tot vrijspraak.
Gelet op hetgeen is bepaald in artikel 404, vijfde lid, van het Wetboek van Strafvordering staat voor de verdachte tegen deze beslissing geen hoger beroep open. Het hof zal de verdachte mitsdien niet-ontvankelijk verklaren in het ingestelde hoger beroep, voor zover dat is gericht tegen de in het vonnis waarvan beroep gegeven vrijspraak.

Onderzoek van de zaak

Dit arrest is gewezen naar aanleiding van het onderzoek ter terechtzitting in hoger beroep van 20 december 2018 en, overeenkomstig het bepaalde bij artikel 422, tweede lid, van het Wetboek van Strafvordering, naar aanleiding van het onderzoek ter terechtzitting in eerste aanleg.
Tegen voormeld vonnis is namens de verdachte hoger beroep ingesteld.
Het hof heeft kennisgenomen van de vordering van de advocaat-generaal en van hetgeen door de verdachte en de raadsman naar voren is gebracht.

Tenlastelegging

Aan de verdachte is - voor zover in hoger beroep nog aan de orde - ten laste gelegd dat:
1:
zij op of omstreeks 16 mei 2014 te Diemen, in elk geval in Nederland, tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen, opzettelijk heeft geteeld en/of bereid en/of bewerkt en/of verwerkt, en/of opzettelijk aanwezig heeft gehad (in een pand aan [adres 2]) een hoeveelheid van (in totaal) ongeveer 7450 gram hennep en/of ongeveer 96, althans een groot aantal hennepplanten en/of delen daarvan, in elk geval een hoeveelheid van meer dan 30 gram van een materiaal bevattende hennep, zijnde hennep een middel vermeld op de bij de Opiumwet behorende lijst II, dan wel aangewezen krachtens artikel 3a, vijfde lid van die wet.
Voor zover in de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten voorkomen, zal het hof deze verbeterd lezen. De verdachte wordt daardoor niet in de verdediging geschaad.

Vonnis waarvan beroep

Het vonnis waarvan beroep voor zover aan het oordeel van het hof onderworpen zal worden vernietigd, omdat het hof tot een andere beslissing komt dan de rechtbank.

Vordering van het openbaar ministerie

De advocaat-generaal heeft gevorderd dat de verdachte zal worden vrijgesproken.

Vrijspraak

Naar het oordeel van het hof kan niet met een voor een bewezenverklaring vereiste mate van zekerheid worden vastgesteld dat de verdachte betrokken was bij de wietplantage. De verklaring van [naam] is het enige bewijsmiddel waaruit de betrokkenheid van de verdachte blijkt, maar die verklaring wordt stellig door de verdachte weersproken terwijl overigens niet is vast komen te staan dat de verdachte vaker dan eens in de week of twee weken in de woning was noch dat zij op enigerlei wijze met een ander heeft samengewerkt bij het aanwezig hebben van de hennep. Hetgeen onder 1 aan de verdachte is ten laste gelegd kan derhalve niet wettig en overtuigend bewezen worden, zodat de verdachte hiervan moet worden vrijgesproken.

BESLISSING

Het hof:
Verklaart de verdachte niet-ontvankelijk in het hoger beroep ten aanzien van het onder 2 tenlastegelegde.
Vernietigt het vonnis waarvan beroep voor zover aan het oordeel van het hof onderworpen en doet in zoverre opnieuw recht:
Verklaart niet bewezen dat de verdachte het onder 1 ten laste gelegde heeft begaan en spreekt de verdachte daarvan vrij.
Dit arrest is gewezen door de meervoudige strafkamer van het gerechtshof Amsterdam, waarin zitting hadden mr. A.P.M. van Rijn, mr. A.M. van Amsterdam en mr. M.J.A. Duker, in tegenwoordigheid van A. Ivanov, griffier, en is uitgesproken op de openbare terechtzitting van dit gerechtshof van 20 december 2018.