In deze zaak heeft het Gerechtshof Amsterdam op 16 januari 2019 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een vonnis van de politierechter in de rechtbank Amsterdam, dat op 3 mei 2018 was gewezen. De zaak betreft een verdachte die in hoger beroep is gegaan tegen een eerder vonnis. Het hof heeft het onderzoek ter terechtzitting op 20 december 2018 gehouden, waarbij de advocaat-generaal een gevangenisstraf van drie weken heeft gevorderd, met aftrek van voorarrest, en de tenuitvoerlegging van een eerder voorwaardelijk opgelegde straf. De verdachte en zijn raadsman hebben ingestemd met een schorsing van het onderzoek, dat op 16 januari 2019 werd hervat en afgesloten.
Het hof heeft het vonnis waarvan beroep bevestigd, met enkele aanpassingen. Het hof heeft geen redenen gevonden om de verdachte vrij te spreken van het bewezenverklaarde medeplegen. Een kennelijke misslag in de bewezenverklaring werd gecorrigeerd, en het hof heeft de tijd die de verdachte in voorarrest heeft doorgebracht, in mindering gebracht op de opgelegde gevangenisstraf. Tevens werd de tenuitvoerlegging gelast van een eerder voorwaardelijk opgelegde gevangenisstraf van 30 dagen. Het hof heeft geen aanleiding gezien om een andere straf op te leggen, ondanks de persoonlijke omstandigheden van de verdachte, zoals het risico om zijn woning kwijt te raken.
De uitspraak is gedaan door de meervoudige strafkamer van het Gerechtshof Amsterdam, waarin drie rechters zitting hadden. De griffier heeft het proces-verbaal van de uitspraak opgemaakt, dat door de raadsheer en de griffier is ondertekend.