ECLI:NL:GHAMS:2018:5127

Gerechtshof Amsterdam

Datum uitspraak
15 juni 2018
Publicatiedatum
19 april 2019
Zaaknummer
23-003168-17
Instantie
Gerechtshof Amsterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Hoger beroep tegen veroordeling voor diefstal met recidive

In deze zaak heeft het gerechtshof Amsterdam op 15 juni 2018 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een vonnis van de politierechter in de rechtbank Amsterdam. De verdachte was eerder veroordeeld voor een soortgelijk delict en heeft in deze zaak diefstal gepleegd op 10 mei 2017 te Amsterdam. De tenlastelegging betrof het wegnemen van een laptoptas met daarin een laptop, merk Lenovo Thinkpad X250, toebehorende aan een benadeelde. Het hof heeft vastgesteld dat de verdachte het tenlastegelegde feit heeft begaan, ondanks dat er nog geen vijf jaren waren verstreken sinds de eerdere veroordeling. Het hof heeft het vonnis van de politierechter vernietigd en de verdachte opnieuw veroordeeld tot een gevangenisstraf van drie weken, met aftrek van voorarrest. De beslissing is genomen na afweging van de ernst van het feit, de omstandigheden waaronder het is begaan en de persoonlijke situatie van de verdachte. Het hof heeft daarbij ook rekening gehouden met eerdere veroordelingen van de verdachte voor vermogensdelicten en de niet-structurele positieve veranderingen in zijn leven. De op te leggen straf is gegrond op de artikelen 43a, 63 en 310 van het Wetboek van Strafrecht.

Uitspraak

afdeling strafrecht
parketnummer: 23-003168-17
datum uitspraak: 15 juni 2018
TEGENSPRAAK (gemachtigd raadsvrouw)
Verkort arrest van het gerechtshof Amsterdam gewezen op het hoger beroep, ingesteld tegen het vonnis van de politierechter in de rechtbank Amsterdam van 5 september 2017 in de strafzaak onder parketnummer 13-701788-17 tegen
[verdachte],
geboren te [geboorteplaats] op [geboortedag] 1961,
adres: [adres].

Onderzoek van de zaak

Dit arrest is gewezen naar aanleiding van het onderzoek ter terechtzitting in hoger beroep van 1 juni 2018 en, overeenkomstig het bepaalde bij artikel 422, tweede lid, van het Wetboek van Strafvordering, naar aanleiding van het onderzoek ter terechtzitting in eerste aanleg.
Tegen voormeld vonnis is namens de verdachte hoger beroep ingesteld.
Het hof heeft kennisgenomen van de vordering van de advocaat-generaal en van hetgeen door de raadsvrouw naar voren is gebracht.

Tenlastelegging

Aan de verdachte is tenlastegelegd dat:
hij op of omstreeks 10 mei 2017 te Amsterdam, althans in Nederland met het oogmerk van wederrechtelijke toeëigening heeft weggenomen een laptoptas inhoudende een laptop, merk Lenovo Thinkpad X250, in elk geval enig goed, geheel of ten dele toebehorende aan [benadeelde], in elk geval aan een ander of anderen dan aan verdachte, zulks terwijl tijdens het plegen van voornoemd misdrijf nog geen vijf jaren waren verlopen sedert een vroegere veroordeling van de verdachte/schuldige tot gevangenisstraf wegens een daaraan soortgelijk misdrijf welke in kracht van gewijsde was gegaan.
Voor zover in de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten voorkomen, zal het hof deze verbeterd lezen. De verdachte wordt daardoor niet in de verdediging geschaad.

Vonnis waarvan beroep

Het vonnis waarvan beroep zal worden vernietigd, omdat het hof tot een andere kwalificatie komt dan de politierechter.

Bewezenverklaring

Het hof acht wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte het tenlastegelegde heeft begaan, met dien verstande dat:
hij op 10 mei 2017 te Amsterdam met het oogmerk van wederrechtelijke toeëigening heeft weggenomen een laptoptas inhoudende een laptop, merk Lenovo Thinkpad X250, toebehorende aan [benadeelde], zulks terwijl tijdens het plegen van voornoemd misdrijf nog geen vijf jaren waren verlopen sedert een vroegere veroordeling van de verdachte tot gevangenisstraf wegens een daaraan soortgelijk misdrijf welke in kracht van gewijsde was gegaan.
Hetgeen meer of anders is ten laste gelegd, is niet bewezen. De verdachte moet hiervan worden vrijgesproken.
Het hof grondt zijn overtuiging dat de verdachte het bewezen verklaarde heeft begaan op de feiten en omstandigheden die in de bewijsmiddelen zijn vervat, zoals deze na het eventueel instellen van beroep in cassatie zullen worden opgenomen in de op te maken aanvulling op dit arrest.

Strafbaarheid van het bewezen verklaarde

Er is geen omstandigheid aannemelijk geworden die de strafbaarheid van het bewezen verklaarde uitsluit, zodat dit strafbaar is.
Het bewezen verklaarde levert op:
diefstal, zulks terwijl tijdens het plegen van voornoemd misdrijf nog geen vijf jaren zijn verlopen sedert een vroegere veroordeling van verdachte tot gevangenisstraf wegens een daaraan soortgelijk delict in kracht van gewijsde is gegaan.

Strafbaarheid van de verdachte

Er is geen omstandigheid aannemelijk geworden die de strafbaarheid van de verdachte ten aanzien van het bewezen verklaarde uitsluit, zodat de verdachte strafbaar is.

Oplegging van straf

De politierechter in de rechtbank Amsterdam heeft de verdachte voor het in eerste aanleg bewezen verklaarde veroordeeld tot een gevangenisstraf voor de duur van drie weken, met aftrek van voorarrest.
De advocaat-generaal heeft gevorderd dat de verdachte voor het ten laste gelegde zal worden veroordeeld tot een gevangenisstraf voor de duur van één maand met aftrek van voorarrest.
De raadsvrouw heeft verzocht aan de verdachte een voorwaardelijke gevangenisstraf op te leggen. Zij heeft daartoe het volgende aangevoerd.
De verdachte heeft zijn persoonlijke omstandigheden in positieve zin gewijzigd. Het reclasseringstoezicht liep de afgelopen periode redelijk goed, hij krijgt begeleiding van HVO Querido en er wordt gekeken naar een verbetering van zijn woonsituatie. Tot medio deze week was de verdachte bij Mentrum in behandeling waar hij ook verbleef, maar daar is hij weggestuurd, nu de verdachte zich niet aan de afspraken zou hebben gehouden. Iedereen, met uitzondering van Mentrum, is er van overtuigd dat het beter gaat met de verdachte. Op dit moment staat alles op de rails en werkt de verdachte aan zijn toekomst. Zowel de verdachte als de maatschappij zijn dan ook niet gebaat bij een onvoorwaardelijk gevangenisstraf. Daarnaast heeft de raadsvrouw aangevoerd dat indien aan de verdachte een gevangenisstraf wordt opgelegd, zijn bewindvoerder niet zal kunnen doorgaan met het afbetalen van zijn schulden.
Het hof heeft in hoger beroep de op te leggen straf bepaald op grond van de ernst van het feit en de omstandigheden waaronder dit is begaan en gelet op de persoon van de verdachte.
Het hof heeft daarbij in het bijzonder het volgende in beschouwing genomen. De verdachte heeft zich schuldig gemaakt aan diefstal door een korte tijd onbeheerd gelaten tas met daarin een laptop weg te nemen. Dit feit zal ongemak hebben veroorzaakt bij het slachtoffer. De verdachte heeft met zijn gedrag laten zien geen respect te hebben voor andermans eigendommen.
Het hof heeft tevens kennisgenomen van het advies van GGZ Reclassering Inforsa Amsterdam van 2 mei 2017 waaruit – kort samengevat – volgt dat de verdachte niet heeft meegewerkt aan een hem bij eerder vonnis opgelegd reclasseringstoezicht. Hoewel de raadsvrouw en de begeleider van de verdachte, dhr. [naam], ter terechtzitting hebben gesteld dat de verdachte in de afgelopen periode zijn persoonlijke omstandigheden in positieve zin heeft veranderd, er de juiste begeleiding is en het reclasseringstoezicht redelijk goed loopt, is ter terechtzitting gebleken dat de behandeling door Mentrum van de een op de andere dag is beëindigd omdat de verdachte zich niet aan de afspraken zou houden.
Dit brengt met zich dat het hof de gestelde positieve verandering van onvoldoende structurele aard acht om, gezien de ernst van het feit en de veelvuldige eerdere onherroepelijke veroordelingen van de verdachte voor vermogensdelicten (zoals blijkt uit de Justitiële Documentatie van 22 mei 2018) tot oplegging van een voorwaardelijke straf te komen. Het hof acht, gelet op het hiervoor overwogene, een onvoorwaardelijke gevangenisstraf passend en geboden, zulks mede gelet op de omstandigheid dat sprake was van twee proeftijden op het moment van het plegen van onderhavig feit.
Het hof acht, alles afwegende, een gevangenisstraf van na te melden duur passend en geboden.

Toepasselijke wettelijke voorschriften

De op te leggen straf is gegrond op de artikelen 43a, 63 en 310 van het Wetboek van Strafrecht.
Deze wettelijke voorschriften worden toegepast zoals geldend ten tijde van het bewezen verklaarde.

BESLISSING

Het hof:
Vernietigt het vonnis waarvan beroep en doet opnieuw recht:
Verklaart zoals hiervoor overwogen bewezen dat de verdachte het tenlastegelegde heeft begaan.
Verklaart niet bewezen hetgeen de verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan hierboven is bewezen verklaard en spreekt de verdachte daarvan vrij.
Verklaart het bewezen verklaarde strafbaar, kwalificeert dit als hiervoor vermeld en verklaart de verdachte strafbaar.
Veroordeelt de verdachte tot een
gevangenisstrafvoor de duur van
3 (drie) weken.
Beveelt dat de tijd die door de verdachte vóór de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in enige in artikel 27, eerste lid, of artikel 27a van het Wetboek van Strafrecht bedoelde vorm van voorarrest is doorgebracht, bij de uitvoering van de opgelegde gevangenisstraf in mindering zal worden gebracht, voor zover die tijd niet reeds op een andere straf in mindering is gebracht.
Dit arrest is gewezen door de meervoudige strafkamer van het gerechtshof Amsterdam, waarin zitting hadden mr. H.A. van Eijk, mr. S.M.M. Bordenga en mr. A. van Verseveld, in tegenwoordigheid van mr. S.W.H. Bootsma, griffier, en is uitgesproken op de openbare terechtzitting van dit gerechtshof van 15 juni 2018.
mr. H.A. van Eijk en mr. A. van Verseveld zijn buiten staat dit arrest mede te ondertekenen.
=========================================================================
[…]