ECLI:NL:GHAMS:2018:5199

Gerechtshof Amsterdam

Datum uitspraak
28 september 2018
Publicatiedatum
21 oktober 2021
Zaaknummer
23-002695-17
Instantie
Gerechtshof Amsterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Hoger beroep inzake winkeldiefstal en zakkenrollerij tijdens Koningsdag in Amsterdam

In deze zaak heeft het gerechtshof Amsterdam op 28 september 2018 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een vonnis van de politierechter in de rechtbank Amsterdam. De verdachte is beschuldigd van winkeldiefstal in de Bijenkorf en zakkenrollerij tijdens de festiviteiten op Koningsdag in Amsterdam. De tenlastelegging omvat twee parketnummers: 13-070949-17, waarbij de verdachte op 14 april 2017 parfum heeft gestolen, en 13-078288-17, waarbij hij op 27 april 2017 een portemonnee heeft weggenomen. Tijdens de zitting in hoger beroep op 18 september 2018 heeft de raadsman van de verdachte vrijspraak bepleit, maar het hof heeft de argumenten van de verdediging verworpen. Het hof oordeelde dat de verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan de diefstal van de parfum, omdat hij deze aan de feitelijke heerschappij van de rechthebbende heeft onttrokken. Wat betreft de zakkenrollerij, concludeerde het hof dat de verklaringen van de aangever en getuigen in grote lijnen overeenkwamen, ondanks enkele discrepanties. Het hof heeft de verdachte veroordeeld tot een gevangenisstraf van twee maanden, waarbij het hof rekening hield met de ernst van de feiten en de recidive van de verdachte. Het vonnis van de politierechter is vernietigd en het hof heeft opnieuw recht gedaan.

Uitspraak

Afdeling strafrecht
Parketnummer: 23-002695-17
Datum uitspraak: 28 september 2018
TEGENSPRAAK
Arrest van het gerechtshof Amsterdam gewezen op het hoger beroep, ingesteld tegen het vonnis van de politierechter in de rechtbank Amsterdam van 24 juli 2017 in de gevoegde strafzaken onder de parketnummers 13-070949-17 en 13-078288-17 tegen
[verdachte],
geboren te [geboortedatum],
adres: [woonplaats].

Onderzoek van de zaak

Dit arrest is gewezen naar aanleiding van het onderzoek ter terechtzitting in hoger beroep van
18 september 2018 en, overeenkomstig het bepaalde bij artikel 422, tweede lid, van het Wetboek van Strafvordering, naar aanleiding van het onderzoek ter terechtzitting in eerste aanleg.
Tegen voormeld vonnis is door de verdachte hoger beroep ingesteld.
Het hof heeft kennisgenomen van de vordering van de advocaat-generaal en van hetgeen door de verdachte en de raadsman naar voren is gebracht.

Tenlasteleggingen

Aan de verdachte is ten laste gelegd dat:
parketnummer 13-070949-17hij op of omstreeks 14 april 2017 te Amsterdam, in elk geval in Nederland, met het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening heeft weggenomen parfum, in elk geval enig goed, geheel of ten dele toebehorende aan winkelbedrijf De [winkel], in elk geval aan een ander of anderen dan aan verdachte;
en
parketnummer 13-078288-17 (gevoegd)hij op of omstreeks 27 april 2017 te Amsterdam, in elk geval in Nederland, met het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening heeft weggenomen een portemonnee (met daarin een pinpas en een ID-kaart), in elk geval enig goed, geheel of ten dele toebehorende aan [slachtoffer], in elk geval aan een ander of anderen dan aan verdachte.
Voor zover in de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten voorkomen, zal het hof deze verbeterd lezen. De verdachte wordt daardoor niet in de verdediging geschaad.

Vonnis waarvan beroep

Het vonnis waarvan beroep zal worden vernietigd, omdat het hof een andere bewijsconstructie hanteert.

Bewijsmotivering

Parketnummer 13-070949-17
Ter terechtzitting in hoger beroep heeft de raadsman van de verdachte vrijspraak bepleit. De verdachte had weliswaar de tester in zijn zak gestopt, maar hij had de [winkel] nog niet verlaten. Het is niet verplicht om bij de dichtstbijzijnde kassa af te rekenen. De verdachte heeft verklaard dat hij de parfum wilde afrekenen en hij had behalve los geld ook een betaalpas bij zich. Hij kon dus betalen. Daarom kan niet worden bewezen dat de verdachte zich heeft schuldig gemaakt aan diefstal van parfum, aldus de raadsman.
Het hof verwerpt het verweer en overweegt als volgt. De verdachte heeft door de parfumtester in zijn jaszak te stoppen deze aan de feitelijke heerschappij van de rechthebbende onttrokken. Naar de uiterlijke verschijningsvorm van deze handeling was het opzet van de verdachte hierop ook gericht. Het is niet aannemelijk geworden dat de verdachte het door hem gekozen goed in zijn jaszak heeft gestopt met de bedoeling dit bij de kassa te betalen. Daarbij komt dat niet aannemelijk is dat verdachte een tester zou willen kopen, nog even afgezien van de vraag of dat mogelijk zou zijn geweest, en niet een onaangebroken verpakking. De diefstal was met de omschreven wegnemingshandeling reeds in de winkel voltooid. Het feit kan dan ook bewezen worden verklaard.
Parketnummer 13-078288-17
Ter terechtzitting in hoger beroep heeft de raadsman vrijspraak bepleit van het tenlastegelegde. Er zijn grote onderlinge verschillen te constateren in de afgelegde getuigenverklaringen. Ook de verklaringen van zowel de aangever als getuige [getuige 1] bij de politie en hun later afgelegde verklaring bij de raadsheer-commissaris komen niet overeen. Door al deze verschillen is er geen overtuigend bewijs en moet de verdachte worden vrijgesproken, aldus de raadsman.
Op basis van de inhoud van het dossier gaat het hof uit van de volgende feiten en omstandigheden. Op 27 april 2017 was de aangever met vrienden in de Regulierdwarsstraat om een feest bij te wonen in verband met Koningsdag. Het was er druk en de mensen stonden dicht op elkaar. Op een gegeven moment voelde de aangever gerommel bij zijn jaszak. De aangever keek om zich heen en zag dat een man, naar later bleek de verdachte, achter hem liep. De aangever merkte toen dat zijn portemonnee uit zijn rechterjaszak was weggenomen. Een vriend van de verdachte, getuige [getuige 1], pakte op aanwijzen van de aangever de verdachte vast. Beveiligers kwamen naar getuige [getuige 1] en de verdachte toe. De verdachte heeft hierop spullen op straat gegooid, waaronder de portemonnee van aangever. Vervolgens heeft aangever zijn portemonnee terug gekregen.
Uit het voorgaande volgt dat de verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan de diefstal van de portemonnee van aangever. Alhoewel het hof, net zoals de raadsman, enkele verschillen opmerkt tussen de verklaringen van de aangever en getuige [getuige 1] en ook verschillen ziet in de verklaringen van de aangever respectievelijk getuige [getuige 1] bij de politie en de raadsheer-commissaris, staat dit niet in de weg aan een bewezenverklaring. De verklaringen zijn in grote lijnen en eveneens op cruciale onderdelen overeenkomstig. De verschillen zien voornamelijk op welke wijze en van wie de aangever zijn portemonnee heeft teruggekregen en niet op het daderschap en de handelingen van de verdachte. Het hof acht het feit dan ook bewezen.
Voorwaardelijk verzoek
De raadsman heeft een voorwaardelijk verzoek gedaan tot het horen van de getuigen [getuige 2] en [getuige 3], indien het hof tot het oordeel komt dat het tenlastegelegde kan worden bewezen verklaard.
Nu het hof tot een bewezenverklaring van het strafbare feit komt moet zij eveneens oordelen over dit verzoek. Vooropgesteld wordt dat bij het verzoek tot het horen van getuigen [getuige 2] en [getuige 3] het noodzaakscriterium van toepassing is, nu het verzoek eerst ter terechtzitting in hoger beroep is gedaan. Door de raadsman is niet onderbouwd welke van deze getuigen afkomstige informatie relevant zou kunnen zijn bij de door het hof te beantwoorden vragen van de artikelen 348 en 350 van het Wetboek van Strafvordering, zodat de noodzaak tot het horen van deze getuigen niet is gebleken. Het hof wijst het verzoek af.

Bewezenverklaring

Het hof acht bewezen dat de verdachte het in de zaak met parketnummer
13-070949-17 en in de zaak met parketnummer 13-078288-17 ten laste gelegde heeft begaan, met dien verstande dat:
parketnummer 13-070949-17
hij op 14 april 2017 te Amsterdam met het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening heeft weggenomen parfum, toebehorende aan winkelbedrijf De [winkel];
en
parketnummer 13-078288-17 (gevoegd)hij op 27 april 2017 te Amsterdam met het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening heeft weggenomen een portemonnee, met daarin een pinpas en een ID-kaart, toebehorende aan [slachtoffer].
Hetgeen in de zaak met parketnummer 13-070949-17 en in de zaak met parketnummer 13-078288-17 meer of anders is ten laste gelegd, is niet bewezen. De verdachte moet hiervan worden vrijgesproken.
Het bewezen verklaarde is gegrond op de feiten en omstandigheden die in de bewijsmiddelen zijn vervat.

Bewijsmiddelen

Ten aanzien van parketnummer 13-070949-17
1.
Een aangifteformulier winkeldiefstal van 14 april 2017 betreffende de onderneming De [winkel], gevestigd te Amsterdam [pagina’s 3-4].
Dit formulier houdt onder meer in, voor zover van belang en zakelijke weergegeven, als verklaring van
[beveiliger], beveiliger:
Op 14 april 2017 constateerde ik dat een bezoeker een tester in zijn jaszak had gestopt. Op de 1e verdieping troffen wij [verdachte] (het hof begrijpt: de verdachte [verdachte]) aan, waarbij hij al verschillende kassa’s voorbij had gelopen. [verdachte] gaf op de 1e verdieping toe dat hij een tester had gepakt. Bij de aanhoudingsruimte troffen wij de gestolen Dior parfum aan.
Ik ben gemachtigd om aangifte te doen en aan niemand is toestemming verleend om het goed welke de onderneming in eigendom toebehoort, weg te nemen en zich zonder betaling toe te eigenen.
2.
Een proces-verbaal met nummer PL1300-2017079028-5 van 14 april 2017, in de wettelijke vorm opgemaakt door de daartoe bevoegde opsporingsambtenaar [opsporingsambtenaar 1] [pagina’s

7-10].

Dit proces-verbaal houdt in, voor zover van belang en zakelijke weergegeven, als de op 14 april 2017 tegenover verbalisant afgelegde verklaring van
verdachte [verdachte]:
Ik had een tester gepakt. Ik had de tester in mijn hand en mijn hand in mijn rechterjaszak gedaan.
Ten aanzien van parketnummer 13-078288-17
3.
Een proces-verbaal met nummer PL1300-2017088355-1 van 27 april 2017, in de wettelijke vorm opgemaakt door de daartoe bevoegde opsporingsambtenaar [opsporingsambtenaar 2] [pagina’s

3-4].

Dit proces-verbaal houdt in, voor zover van belang en zakelijk weergegeven, als de op 27 april 2017 tegenover verbalisant afgelegde verklaring
van aangever [slachtoffer]:
Ik doe aangifte van zakkenrollerij. Ik ben vandaag, 27 april 2017, in Amsterdam voor Koningsdag. Ik ben met vrienden in de Regulierdwarsstraat geweest. Ik stond daar een uur of twee op dezelfde plek. Ik zag ook dat er een man in onze buurt stond. Na ongeveer een uur voelde ik geritsel aan mijn jas en ik keek toen toevallig naar de plek waar de man stond. Ik zag toen dat deze man weg was en achter mij langs wegliep. Ik merkte toen dat mijn portemonnee uit mijn rechterjaszak was weggenomen. Ik ben achter de man aangelopen en tikte hem aan en vroeg aan hem waarom hij mijn portemonnee had gepakt. De man zei toen iets met ‘sorry friend’ en ging er toen snel vandoor. Een vriend van mij heeft toen de man vastgepakt en gewacht op een beveiliger.
Er zat geen geld in de portemonnee alleen een pinpas van de Rabobank en een ID kaart. Aan niemand werd het recht of de toestemming gegeven tot het plegen van het feit.
4.
Een proces-verbaal met nummer PL1300-2017088355-8 van 28 april 2017, in de wettelijke vorm opgemaakt door de daartoe bevoegde opsporingsambtenaar [opsporingsambtenaar 3] [pagina’s

6-7].

Dit proces-verbaal houdt in, voor zover van belang en zakelijk weergegeven, als de op 28 april 2017 tegenover verbalisant afgelegde verklaring van
getuige [getuige 1]:
Ik ben getuige geweest van een zakkenrollerij. Ik was samen met een vriend, [slachtoffer] (het hof begrijpt: [slachtoffer]), in de Regulierdwarsstraat. Ik hoorde mijn vriend zeggen dat hij was gerold van zijn portemonnee. Ik zag dat hij iemand aanwees die zijn portemonnee gestolen had. Ik ben achter de man aangegaan en heb hem geprobeerd vast te houden. Uiteindelijk is de beveiliging erbij gekomen en die hebben hem overgenomen.
5.
Een proces-verbaal met nummer PL1300-2017088355-2 van 27 april 2017, opgemaakt in de wettelijke vorm door de daartoe bevoegde opsporingsambtenaar [opsporingsambtenaar 4] [pagina’s 13-14].
Dit proces-verbaal houdt in, voor zover van belang en zakelijk weergegeven, de verklaring van voornoemde verbalisant:
Op 27 april 2017 werd aan mij overgeleverd de op 27 april 2017 in de Regulierdwarsstraat bij [Café] op heterdaad aangehouden verdachte [verdachte].
6.
Een proces-verbaal 30 mei 2018, opgemaakt door mr. J.H.C. van Ginhoven,

raadsheer-commissaris belast met de behandeling van strafzaken in de gerechtshof Amsterdam [ongenummerde pagina’s]

Dit proces-verbaal houdt in, voor zover van belang en zakelijk weergegeven, als de op 30 mei 2018 tegenover de raadsheer-commissaris afgelegde verklaring van
getuige [getuige 1]:
Ik pakte de man vast en mijn vriend zei dat hij zijn portemonnee had gestolen. De bewaking van het feest kwam naar ons toe en de man gooide de spullen weg op straat. Dat heb ik gezien. Hij gooide meerdere spullen weg, waar de portemonnee van mijn vriend bij hoorde.

Strafbaarheid van het bewezen verklaarde

Er is geen omstandigheid aannemelijk geworden die de strafbaarheid van het in de zaak met parketnummer 13-070949-17 en in de zaak met parketnummer 13-078288-17 bewezen verklaarde uitsluit, zodat dit strafbaar is.
Het in de zaak met parketnummer 13-070949-17 en in de zaak met parketnummer 13-078288-17 bewezen verklaarde levert op:
diefstal, meermalen gepleegd.

Strafbaarheid van de verdachte

Er is geen omstandigheid aannemelijk geworden die de strafbaarheid van de verdachte ten aanzien van het in de zaak met parketnummer 13-070949-17 en in de zaak met parketnummer 13-078288-17 bewezen verklaarde uitsluit, zodat de verdachte strafbaar is.

Oplegging van straf

De politierechter in de rechtbank Amsterdam heeft de verdachte voor het in eerste aanleg onder
13-070949-17 en 13-078288-17 bewezen verklaarde veroordeeld tot een gevangenisstraf voor de duur van zes weken.
De advocaat-generaal heeft gevorderd dat de verdachte voor het onder 13-070949-17 en 13-078288-17 ten laste gelegde zal worden veroordeeld tot een gevangenisstraf voor de duur van twee maanden.
Het hof heeft in hoger beroep de op te leggen straf bepaald op grond van de ernst van de feiten en de omstandigheden waaronder deze zijn begaan en gelet op de persoon van de verdachte. Het hof heeft daarbij in het bijzonder het volgende in beschouwing genomen.
De verdachte heeft zich schuldig gemaakt aan winkeldiefstal in de [winkel] en aan zakkenrollerij tijdens de feestelijkheden op Koningsdag in het centrum van Amsterdam. Dergelijke vermogensdelicten zijn een ergerlijke vorm van criminaliteit die voor betrokkenen hinder en schade opleveren. De verdachte heeft door zijn handelen inbreuk willen maken op het eigendomsrecht van zowel de [winkel] als de aangever. Door aldus te handelen heeft de verdachte bijgedragen aan de maatschappelijke overlast die met name de vermogenscriminaliteit zoals zakkenrollerij en winkeldiefstal in de Amsterdamse binnenstad met zich brengt.
Blijkens een de verdachte betreffend uittreksel uit de Justitiële Documentatie van 6 september 2018 is hij eerder onherroepelijk veroordeeld wegens het plegen van vermogensdelicten en ook al eerder voor zakkenrollerij. Uit het Landelijk Overleg Vak inhoud Strafrecht (LOVS) volgt dat bij recidive voor zakkenrollerij in beginsel een onvoorwaardelijke gevangenisstraf van twee maanden passend is. Verdachte heeft zich daarnaast schuldig gemaakt aan winkeldiefstal. Nu echter artikel 63 van het Wetboek van Strafrecht van toepassing is, acht het hof, alles afwegende, een onvoorwaardelijke gevangenisstraf van twee maanden passend en geboden.

Toepasselijke wettelijke voorschriften

De op te leggen straf is gegrond op de artikelen 57, 63 en 310 van het Wetboek van Strafrecht.
Deze wettelijke voorschriften worden toegepast zoals geldend ten tijde van het bewezen verklaarde.

BESLISSING

Het hof:
Vernietigt het vonnis waarvan beroep en doet opnieuw recht.
Verklaart zoals hiervoor overwogen bewezen dat de verdachte het in de zaak met parketnummer
13-070949-17 en in de zaak met parketnummer 13-078288-17 ten laste gelegde heeft begaan.
Verklaart niet bewezen hetgeen de verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan hierboven is bewezen verklaard en spreekt de verdachte daarvan vrij.
Verklaart het in de zaak met parketnummer 13-070949-17 en in de zaak met parketnummer
13-078288-17 bewezen verklaarde strafbaar, kwalificeert dit als hiervoor vermeld en verklaart de verdachte strafbaar.
Veroordeelt de verdachte tot een
gevangenisstrafvoor de duur van
2 (twee) maanden.
Dit arrest is gewezen door de meervoudige strafkamer van het gerechtshof Amsterdam, waarin zitting hadden mr. N.A. Schimmel, mr. J. Piena en mr. A. Dantuma-Hieronymus, in tegenwoordigheid van
mr. J.M. van Riel, griffier, en is uitgesproken op de openbare terechtzitting van dit gerechtshof van
28 september 2018.