ECLI:NL:GHAMS:2018:539

Gerechtshof Amsterdam

Datum uitspraak
13 februari 2018
Publicatiedatum
19 februari 2018
Zaaknummer
200.221.658/01 GDW
Instantie
Gerechtshof Amsterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Hoger beroep
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Ontvankelijkheid van hoger beroep tegen beslissing van de kamer voor gerechtsdeurwaarders

In deze zaak heeft klaagster op 22 augustus 2017 een beroepschrift ingediend tegen de beslissing van de kamer voor gerechtsdeurwaarders te Amsterdam van 6 juni 2017, waarin haar klachten tegen de toegevoegd gerechtsdeurwaarder ongegrond zijn verklaard. De zaak betreft de ontvankelijkheid van klaagster in haar hoger beroep, aangezien het beroepschrift niet tijdig was ingediend. Het hof heeft op 11 januari 2018 de zaak behandeld, maar beide partijen zijn niet verschenen.

Het hof heeft vastgesteld dat het beroepschrift van klaagster op 22 augustus 2017 is ingekomen, wat buiten de dertig dagen termijn viel die in de Gerechtsdeurwaarderswet is vastgesteld. Klaagster heeft echter aangevoerd dat de brief van de kamer met de beslissing naar haar oude adres was gestuurd, waardoor zij niet tijdig op de hoogte was van de beslissing. Het hof heeft de e-mailcorrespondentie tussen klaagster en de kamer in overweging genomen en geoordeeld dat de overschrijding van de appeltermijn verschoonbaar is.

Hierdoor is klaagster ontvankelijk verklaard in haar hoger beroep en kan de inhoudelijke behandeling van de zaak voortgezet worden. Het hof heeft de gerechtsdeurwaarder verzocht om bepaalde stukken te overleggen en heeft bepaald dat de behandeling van de zaak op een nader te bepalen datum zal plaatsvinden.

Uitspraak

beslissing
___________________________________________________________________ _ _
GERECHTSHOF AMSTERDAM
afdeling civiel recht en belastingrecht
zaaknummer : 200.221.658/01 GDW
nummer eerste aanleg : C/13/599990/DW RK 15/1185
beslissing van de notaris- en gerechtsdeurwaarderskamer van 13 februari 2018
inzake
[naam],
wonend te [plaats],
appellante,
tegen
[naam],
toegevoegd gerechtsdeurwaarder te [plaats],
geïntimeerde.

1.Het geding in hoger beroep

1.1.
Appellante (hierna: klaagster) heeft op 22 augustus 2017 een beroepschrift - met bijlagen - bij het hof ingediend tegen de beslissing van de kamer voor gerechtsdeurwaarders te Amsterdam (hierna: de kamer) van 6 juni 2017 (ECLI:NL:TGDKG:2017:120). De kamer heeft in de bestreden beslissing de klachten van klaagster tegen geïntimeerde (hierna te noemen: de gerechtsdeurwaarder) ongegrond verklaard.
1.2.
De gerechtsdeurwaarder heeft geen gebruik gemaakt van de hem geboden gelegenheid een verweerschrift met betrekking tot de ontvankelijkheid van klaagster in het hoger beroep in te dienen.
1.3.
De zaak is, voor zover het betreft de ontvankelijkheid van klaagster in haar hoger beroep, behandeld ter openbare terechtzitting van het hof van 11 januari 2018. Beide partijen zijn, met bericht vooraf, niet ter zitting verschenen.
1.4.
Het hof heeft vervolgens de uitspraak bepaald op heden.

2.Stukken van het geding

Het hof heeft kennis genomen van de inhoud van de door de kamer aan het hof toegezonden stukken van de eerste instantie en de hiervoor vermelde stukken.

3.Ontvankelijkheid

3.1.
Aan klaagster is een afschrift van de beslissing van de kamer van 6 juni 2017 als bijlage bij een brief van het secretariaat van de kamer van 7 juni 2017 toegestuurd.
3.2.
Ingevolge artikel 45 lid 1 van de Gerechtsdeurwaarderswet diende het hoger beroep binnen dertig dagen na dagtekening van de onder 3.1. bedoelde brief te zijn ingesteld. Nu het beroepschrift van klaagster op 22 augustus 2017 bij het hof is ingekomen, is dit niet tijdig geschied.
3.3.
Op het uitgangspunt dat in het belang van een goede rechtspleging duidelijkheid moet bestaan over het tijdstip waarop een termijn voor het aanwenden van een rechtsmiddel aanvangt en eindigt, en dat aan rechtsmiddeltermijnen strikt de hand moet worden gehouden, kan slechts onder bijzondere omstandigheden een uitzondering worden gemaakt. Het is aan klaagster om bijzondere omstandigheden aan te voeren op grond waarvan de termijnoverschrijding verschoonbaar is te achten.
3.4.
Klaagster heeft in haar beroepschrift, kort samengevat, het volgende aangevoerd. Hoewel haar huidige woonadres reeds in maart 2017 bij de kamer bekend was, is de brief van 7 juni 2017 met als bijlage de beslissing van 6 juni 2017 naar haar oude adres gestuurd, met als gevolg dat die brief bij de kamer retour is gekomen. Evenmin heeft de kamer de beslissing op of omstreeks 7 juni 2017 per e-mail aan klaagster gezonden, terwijl ook haar e-mailadres in maart 2017 reeds bekend was bij de kamer. Pas nadat klaagster per e-mail van 31 juli 2017 de kamer had gevraagd naar de status van haar zaak, is op 2 augustus 2017 de beslissing van 6 juni 2017 per e-mail naar klaagster gestuurd (zie bijlage 2 van het beroepschrift). Nu zij binnen dertig dagen na 2 augustus 2017 een beroepschrift bij dit hof heeft ingediend, dient zij ontvankelijk te worden verklaard in haar hoger beroep, aldus klaagster.
3.5.
Gelet op hetgeen door klaagster is aangevoerd en gelet op de inhoud van de
e-mailcorrespondentie tussen klaagster en de kamer (bijlage 2 van het beroepschrift), is het hof van oordeel dat vorenbedoelde overschrijding van de appeltermijn verschoonbaar is.
3.6.
Het vorenstaande betekent dat klaagster ontvankelijk is in haar hoger beroep en dat kan worden overgegaan tot een inhoudelijke behandeling van de zaak. Het hof zal de behandeling voortzetten op een nader te bepalen datum, waarvoor partijen nog een afzonderlijke oproepingsbrief zullen ontvangen. In die brief zal de gerechtsdeurwaarder een termijn van vier weken worden gegeven teneinde schriftelijk te kunnen reageren op het beroepschrift van klaagster.
3.7.
Het hof merkt nog het volgende op. Blijkens de beslissing van 6 juni 2017 heeft de kamer kennis genomen van een aantal door de gerechtsdeurwaarder genomen foto’s. Het hof beschikt niet over deze foto’s en verzoekt derhalve de gerechtsdeurwaarder deze bij zijn verweerschrift te voegen, dan wel binnen vier weken aan het hof en klaagster te doen toekomen.
3.8.
Mitsdien wordt als volgt beslist.

4.Beslissing

Het hof:
- verklaart klaagster ontvankelijk in haar hoger beroep tegen de beslissing van de kamer van 6 juni 2017;
- bepaalt dat de behandeling van de zaak zal worden voortgezet op een nader te bepalen datum, waarvoor partijen nog een afzonderlijke oproepingsbrief zullen ontvangen (en waarin de gerechtsdeurwaarder een verweertermijn van vier weken zal worden gegeven);
- verzoekt de gerechtsdeurwaarder de onder 3.7. vermelde stukken hetzij bij zijn verweerschrift te voegen dan wel binnen vier weken na heden aan het hof en klaagster te doen toekomen.
Deze beslissing is gegeven door mrs. J.C.W. Rang, J.W.M. Tromp en A.W. Jongbloed en in het openbaar uitgesproken op 13 februari 2018 door de rolraadsheer.