3.2.Kort weergegeven gaat het in deze zaak om het volgende.
3.2.1.De moeder van klaagster is op 29 augustus 2014 overleden en de vader van klaagster op 14 januari 2015. Zij waren in gemeenschap van goederen gehuwd. Beide ouders hebben op 12 september 2012 bij testament over hun nalatenschap beschikt, waarbij zij niet zijn afgeweken van de wettelijke erfopvolging. Klaagster is met zeven broers en zusters erfgenaam in de nalatenschappen van hun ouders. Twee erfgenamen hebben de nalatenschappen beneficiair aanvaard. De andere erfgenamen, onder wie klaagster, hebben zuiver aanvaard. Twee broers van klaagster zijn in de testamenten benoemd tot executeur.
3.2.2.Op verzoek van de executeurs heeft de rechtbank [plaats] bij beschikking van 12 november 2015 de kandidaat-notaris benoemd tot vereffenaar van de nalatenschappen. In de beslissing is verder onder meer bepaald dat de kandidaat-notaris zijn benoeming als vereffenaar bekend dient te maken in de Staatscourant en in het [naam].
Deze beschikking vermeldt voorts, voor zover van belang:
“(…) Uit het verzoekschrift blijkt dat verzoekers willen dat een vereffenaar wordt benoemd, omdat de onderlinge verhoudingen tussen de erfgenamen niet goed zijn en sprake is van wantrouwen jegens verzoekers, die ook executeur zijn. Dit wantrouwen heeft ertoe geleid dat verzoekers betrokken werden in verschillende gerechtelijke procedures. Deze procedures zijn voor verzoekers aanleiding geweest om de kantonrechter te verzoeken aan hen ontslag te verlenen als executeurs. Omdat dan een vacuüm zal ontstaan voor wat betreft de bevoegdheid de nalatenschappen af te wikkelen, vragen verzoekers, in overleg met de andere erfgenamen, een vereffenaar te benoemen. Alle erfgenamen zijn het erover eens dat het nodig is dat een vereffenaar wordt benoemd. Ook de rechtbank volgt verzoekers in hun stelling dat het onder de gegeven omstandigheden nodig is dat een vereffenaar wordt benoemd. (…)”
3.2.3.De kandidaat-notaris heeft klaagster op 16 november 2015 bericht dat hij na ontvangst van de administratie de erfgenamen zal aanschrijven.
3.2.4.De kandidaat-notaris heeft de erfgenamen bij brieven van 4 december 2015, 21 december 2015, 15 januari 2016 en 29 januari 2016 onder andere toegelicht welke zijn taken als vereffenaar zijn en op welke wijze hij die beoogt uit te voeren.
3.2.5.De kandidaat-notaris heeft bij brief van 25 maart 2016 een lijst van de door hem erkende en betwiste vorderingen ter inzage gelegd op de griffie van de rechtbank [plaats].
3.2.6.Klaagster heeft bij brief van 30 mei 2016 de kantonrechter van de rechtbank [plaats] onder andere verzocht het loon van de vereffenaar te matigen, ontheffing te verlenen van de publicatieplicht en de vereffening op te heffen.
3.2.7.De griffier van de rechtbank heeft klaagster op 25 juli 2016 bericht dat de kantonrechter voornemens is het verzoek af te wijzen en heeft klaagster in de gelegenheid gesteld om haar verzoek nader toe te lichten en dat aan te vullen of te wijzigen.
3.2.8.Bij brief van 27 juli 2016 heeft de kandidaat-notaris een rekening en verantwoording en een uitdelingslijst ter inzage gelegd op de griffie van die rechtbank. In deze brief heeft hij ook verzocht om vaststelling van zijn loon. Tevens is een lijst van verdeling van de roerende zaken bijgevoegd.
3.2.9.Klaagster heeft bij brief van 12 augustus 2016 op het hiervoor onder 3.2.7. vermelde voornemen van de kantonrechter gereageerd en heeft haar verzoek van 30 mei 2016 aangevuld en gewijzigd, onder meer in die zin dat zij heeft verzocht om:
- ontslag van de vereffenaar op gewichtige gronden met bevel tot uitbetaling van gelden;
- verklaring voor recht dat na de uitbetaling van de gelden aan de erven de zaak is beëindigd, met bevel aan de vereffenaar tot afgifte van de gehele administratie van erflater en erflaatster aan klaagster;
- ambtshalve matiging van het loon van de vereffenaar.
3.2.10.Bij brieven van 24 juni 2016, 12 augustus 2016 en 6 oktober 2016 is klaagster (telkens) in verzet gekomen tegen de uitdelingslijst. In de brief van 6 oktober 2016 heeft klaagster onder andere verzocht:
- de vereffening op te heffen dan wel per direct te beëindigen na opmaken van het verdelingsvoorstel van het overschot;
- het loon van de vereffenaar af te wijzen of te matigen onder andere wegens gebrek aan schulden;
- afgifte van de gehele administratie aan klaagster;
- de tijd besteed door de vereffenaar voor zijn eigen rekening te laten komen.
3.2.11.Bij beschikking van 20 maart 2017, welke beschikking op 12 mei 2017 is hersteld, heeft de kantonrechter onder meer de verzoeken van klaagster afgewezen en het (door klaagster en haar mede-erfgenamen) ingestelde verzet ongegrond verklaard. Ook heeft de kantonrechter bepaald dat de vereffenaar de uitdelingslijst aan klaagster en haar mede-erfgenamen zal toezenden en hen in de gelegenheid zal stellen hem te berichten op welke wijze de verdeling dient plaats te vinden.
Deze beschikking vermeldt voorts, voor zover van belang:
“(…) 2.4. De kantonrechter ziet geen aanleiding om het gevraagde loon te matigen. Niet is gebleken dat de vereffenaar te veel uren in rekening heeft gebracht of een te hoog tarief heeft gehanteerd. Dat, zoals de vereffenaar heeft toegelicht, de wijze waarop verzoekers zich tot elkaar en tot hem verhouden, leidt tot veel werk, acht de kantonrechter zeer aannemelijk. Verzoekers verkeren in ernstige onmin met elkaar. Zij lijken niet van plan te zijn om elkaar op enige constructieve en oplossingsgerichte wijze tegemoet te treden: ook ter zitting vlogen verwijten over en weer, strooiden zij zout in elkaars (oude) wonden en was van enige terughoudendheid in de kwalificatie van elkaars intenties en persoon geen sprake. Dat verzoekers sub 2, 3 en 4 de nalatenschappen als juridisch niet complex beschouwen doet daar niet aan af. Daargelaten het antwoord op de vraag of deze nalatenschappen juridisch complex zijn, wordt de complexiteit van deze vereffening in ieder geval gevormd door vorenbedoelde verhoudingen. (…)”
Tegen deze beschikking is geen hoger beroep ingesteld.
3.2.12.De kandidaat-notaris heeft klaagster bij brief van 22 mei 2017 de uitdelingslijst toegezonden en verzocht hem mee te delen hoe de verdeling moet plaatsvinden. In een e-mailbericht van 31 mei 2017 heeft de kandidaat-notaris aan klaagster en haar mede-erfgenamen bericht dat hij zo snel mogelijk de uitkering wil verzorgen op grond van de verdeling die de erfgenamen hebben gemaakt. In verband daarmee heeft hij klaagster verzocht om identificatie aan de hand van een geldig legitimatiebewijs en om opgave van haar bankrekeningnummer.
3.2.13.Het voor uitkering beschikbare saldo van de nalatenschappen is op 9 juni 2017 aan de erfgenamen uitgekeerd.