Uitspraak
Onderzoek van de zaak
Tenlastelegging
Vonnis waarvan beroep
Vordering van het openbaar ministerie
Vrijspraak
BESLISSING
2 maart 2018.
Gerechtshof Amsterdam
In deze zaak heeft het gerechtshof Amsterdam op 2 maart 2018 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een vonnis van de politierechter in de rechtbank Noord-Holland. De verdachte was beschuldigd van het medeplegen van de invoer van cocaïne op 24 mei 2016 te Schiphol. De tenlastelegging stelde dat de verdachte opzettelijk een hoeveelheid cocaïne binnen het grondgebied van Nederland had gebracht, al dan niet in samenwerking met anderen. Tijdens de zitting in hoger beroep op 16 februari 2018 heeft het hof de vordering van de advocaat-generaal gehoord, die een voorwaardelijke gevangenisstraf en een taakstraf had geëist.
Het hof heeft echter geoordeeld dat de verdachte niet de vereiste intellectuele en/of materiële bijdrage heeft geleverd aan de invoer van de cocaïne. De verdachte had op verzoek van een persoon genaamd 'Tai' een vrouw opgewacht op Schiphol, van wie zij wist dat zij verdovende middelen bij zich had. De vrouw werd aangehouden met 426,7 gram cocaïne, maar het hof concludeerde dat de verdachte niet voldoende betrokken was bij de invoer om als medepleger te worden aangemerkt. Daarom heeft het hof het vonnis van de politierechter vernietigd en de verdachte vrijgesproken van de tenlastegelegde feiten.
De beslissing van het hof is genomen door de meervoudige strafkamer, waarin drie rechters zitting hadden. Het arrest is openbaar uitgesproken en de griffier heeft het proces-verbaal opgemaakt. De uitspraak benadrukt het belang van bewijs voor de kwalificatie van medeplegen in strafzaken, vooral in drugszaken waar samenwerking en intentie cruciaal zijn voor de beoordeling van de betrokkenheid van de verdachte.