ECLI:NL:GHAMS:2018:867

Gerechtshof Amsterdam

Datum uitspraak
2 maart 2018
Publicatiedatum
15 maart 2018
Zaaknummer
23-003156-16
Instantie
Gerechtshof Amsterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vrijspraak van verdachte in cocaïne-invoeraanklacht na gebrek aan bewijs voor medeplegen

In deze zaak heeft het gerechtshof Amsterdam op 2 maart 2018 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een vonnis van de politierechter in de rechtbank Noord-Holland. De verdachte was beschuldigd van het medeplegen van de invoer van cocaïne op 24 mei 2016 te Schiphol. De tenlastelegging stelde dat de verdachte opzettelijk een hoeveelheid cocaïne binnen het grondgebied van Nederland had gebracht, al dan niet in samenwerking met anderen. Tijdens de zitting in hoger beroep op 16 februari 2018 heeft het hof de vordering van de advocaat-generaal gehoord, die een voorwaardelijke gevangenisstraf en een taakstraf had geëist.

Het hof heeft echter geoordeeld dat de verdachte niet de vereiste intellectuele en/of materiële bijdrage heeft geleverd aan de invoer van de cocaïne. De verdachte had op verzoek van een persoon genaamd 'Tai' een vrouw opgewacht op Schiphol, van wie zij wist dat zij verdovende middelen bij zich had. De vrouw werd aangehouden met 426,7 gram cocaïne, maar het hof concludeerde dat de verdachte niet voldoende betrokken was bij de invoer om als medepleger te worden aangemerkt. Daarom heeft het hof het vonnis van de politierechter vernietigd en de verdachte vrijgesproken van de tenlastegelegde feiten.

De beslissing van het hof is genomen door de meervoudige strafkamer, waarin drie rechters zitting hadden. Het arrest is openbaar uitgesproken en de griffier heeft het proces-verbaal opgemaakt. De uitspraak benadrukt het belang van bewijs voor de kwalificatie van medeplegen in strafzaken, vooral in drugszaken waar samenwerking en intentie cruciaal zijn voor de beoordeling van de betrokkenheid van de verdachte.

Uitspraak

Afdeling strafrecht
Parketnummer: 23-003156-16
Datum uitspraak: 2 maart 2018
TEGENSPRAAK (gemachtigd raadsman)
Arrest van het gerechtshof Amsterdam gewezen op het hoger beroep, ingesteld tegen het vonnis van de politierechter in de rechtbank Noord-Holland van 11 augustus 2016 in de strafzaak onder parketnummer 15-820362-16 tegen
[verdachte],
geboren op [geboorteplaats] op [geboortedag] 1972,
adres: [adres].

Onderzoek van de zaak

Dit arrest is gewezen naar aanleiding van het onderzoek ter terechtzitting in hoger beroep van 16 februari 2018 en, overeenkomstig het bepaalde bij artikel 422, tweede lid, van het Wetboek van Strafvordering, naar aanleiding van het onderzoek ter terechtzitting in eerste aanleg.
Tegen voormeld vonnis is door het openbaar ministerie hoger beroep ingesteld.
Het hof heeft kennisgenomen van de vordering van de advocaat-generaal en van hetgeen door de raadsman naar voren is gebracht.

Tenlastelegging

Aan de verdachte is ten laste gelegd dat:
zij op of omstreeks 24 mei 2016 te Schiphol, gemeente Haarlemmermeer, tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen, opzettelijk binnen het grondgebied van Nederland heeft gebracht, al dan niet als bedoeld in artikel 1 lid 4 van de Opiumwet, een hoeveelheid van een materiaal bevattende cocaine, zijnde cocaine een middel als bedoeld in de bij de Opiumwet behorende lijst I, dan wel aangewezen krachtens het vijfde lid van artikel 3a van die wet.
Voor zover in de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten voorkomen, zal het hof deze verbeterd lezen. De verdachte wordt daardoor niet in de verdediging geschaad.

Vonnis waarvan beroep

Het vonnis waarvan beroep zal vanwege proceseconomische redenen worden vernietigd.

Vordering van het openbaar ministerie

De advocaat-generaal heeft gerekwireerd tot bewezenverklaring van het ten laste gelegde en gevorderd dat de verdachte zal worden veroordeeld tot een voorwaardelijke gevangenisstraf voor de duur van drie maanden en een taakstraf voor de duur van 180 uren, te vervangen door 90 dagen hechtenis, met aftrek van voorarrest.

Vrijspraak

Op 24 mei 2016 is de verdachte met een auto naar Schiphol gegaan om een vrouw, van wie de verdachte wist dat zij verdovende middelen bij zich had en binnen Nederlands grondgebied zou brengen, op te wachten en op te halen. De verdachte heeft dit gedaan op verzoek van ene ‘Tai’, die haar een beloning in het vooruitzicht stelde. De vrouw is na aankomst op Schiphol door de Koninklijke Marechaussee aangehouden met 426,7 gram cocaïne in haar bustehouder. Vervolgens is de verdachte, die in de aankomsthal wachtte op de vrouw, ook aangehouden.
Het hof ziet zich voor de vraag gesteld of het handelen van de verdachte kan worden aangemerkt als het medeplegen van - kortgezegd – de (verlengde) invoer van de cocaïne. Daarvoor is vereist dat sprake is van nauwe en bewuste samenwerking. Naar het oordeel van het hof heeft de verdachte gelet op de hiervoor omschreven gedragingen niet de daarvoor vereiste intellectuele en/of materiële bijdrage geleverd aan de (verdere) invoer van cocaïne in Nederland, zodat zij moet worden vrijgesproken van hetgeen haar ten laste is gelegd (zie ook HR 11 juli 2017, ECLI:NL:HR:2017:1302).

BESLISSING

Het hof:
Vernietigt het vonnis waarvan beroep en doet opnieuw recht:
Verklaart niet bewezen dat de verdachte het ten laste gelegde heeft begaan en spreekt de verdachte daarvan vrij.
Dit arrest is gewezen door de meervoudige strafkamer van het gerechtshof Amsterdam, waarin zitting hadden mr. A.E. Kleene-Krom, mr. H.M.J. Quaedvlieg en mr. M.J.A. Duker, in tegenwoordigheid van mr. C.J.J. Kwint, griffier, en is uitgesproken op de openbare terechtzitting van dit gerechtshof van
2 maart 2018.
mr. M.J.A. Duker is buiten staat dit arrest mede te ondertekenen.