In deze zaak heeft het gerechtshof Amsterdam op 4 april 2019 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een vonnis van de politierechter in de rechtbank Amsterdam. De verdachte, geboren in China in 1991 en zonder bekende woon- of verblijfplaats in Nederland, was beschuldigd van het opzettelijk aanwezig hebben van een grote hoeveelheid henneptoppen en hennepgruis. De tenlastelegging betrof ongeveer 31,5 kilogram henneptoppen en 3,7 kilogram hennepgruis, wat meer dan 500 gram van een materiaal dat onder de Opiumwet valt, betreft. De politierechter had de verdachte in eerste aanleg veroordeeld tot een gevangenisstraf van 3 maanden, maar de advocaat-generaal vorderde in hoger beroep een straf van 6 maanden, waarvan 3 maanden voorwaardelijk.
Tijdens de zitting in hoger beroep op 21 maart 2019 heeft het hof de verklaringen van de verdachte en de raadsvrouw gehoord. De verdachte stelde dat hij niet op de hoogte was van de hennep in de woning waar hij verbleef, maar het hof oordeelde dat de omstandigheden in de woning, waaronder de sterke wietgeur en de aangetroffen materialen voor de inzameling en distributie van wiet, erop wezen dat de verdachte zich bewust moest zijn van de aanwezigheid van de hennep. Het hof achtte de verklaring van de verdachte ongeloofwaardig en kwam tot de conclusie dat hij opzettelijk de hennep aanwezig had.
Het hof vernietigde het vonnis van de politierechter en legde een gevangenisstraf op van 6 maanden, waarvan 3 maanden voorwaardelijk met een proeftijd van 2 jaren. Tevens werd de in beslag genomen iPhone aan de verdachte teruggegeven. De beslissing is gebaseerd op de artikelen 3 en 11 van de Opiumwet en de artikelen 14a, 14b, 14c en 63 van het Wetboek van Strafrecht.