ECLI:NL:GHAMS:2019:1156

Gerechtshof Amsterdam

Datum uitspraak
4 april 2019
Publicatiedatum
5 april 2019
Zaaknummer
23-002787-17
Instantie
Gerechtshof Amsterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Hoger beroep tegen vonnis politierechter inzake opzettelijk aanwezig hebben van hennep

In deze zaak heeft het gerechtshof Amsterdam op 4 april 2019 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een vonnis van de politierechter in de rechtbank Amsterdam. De verdachte, geboren in China in 1991 en zonder bekende woon- of verblijfplaats in Nederland, was beschuldigd van het opzettelijk aanwezig hebben van een grote hoeveelheid henneptoppen en hennepgruis. De tenlastelegging betrof ongeveer 31,5 kilogram henneptoppen en 3,7 kilogram hennepgruis, wat meer dan 500 gram van een materiaal dat onder de Opiumwet valt, betreft. De politierechter had de verdachte in eerste aanleg veroordeeld tot een gevangenisstraf van 3 maanden, maar de advocaat-generaal vorderde in hoger beroep een straf van 6 maanden, waarvan 3 maanden voorwaardelijk.

Tijdens de zitting in hoger beroep op 21 maart 2019 heeft het hof de verklaringen van de verdachte en de raadsvrouw gehoord. De verdachte stelde dat hij niet op de hoogte was van de hennep in de woning waar hij verbleef, maar het hof oordeelde dat de omstandigheden in de woning, waaronder de sterke wietgeur en de aangetroffen materialen voor de inzameling en distributie van wiet, erop wezen dat de verdachte zich bewust moest zijn van de aanwezigheid van de hennep. Het hof achtte de verklaring van de verdachte ongeloofwaardig en kwam tot de conclusie dat hij opzettelijk de hennep aanwezig had.

Het hof vernietigde het vonnis van de politierechter en legde een gevangenisstraf op van 6 maanden, waarvan 3 maanden voorwaardelijk met een proeftijd van 2 jaren. Tevens werd de in beslag genomen iPhone aan de verdachte teruggegeven. De beslissing is gebaseerd op de artikelen 3 en 11 van de Opiumwet en de artikelen 14a, 14b, 14c en 63 van het Wetboek van Strafrecht.

Uitspraak

afdeling strafrecht
parketnummer: 23-002787-17
datum uitspraak: 4 april 2019
TEGENSPRAAK
Verkort arrest van het gerechtshof Amsterdam gewezen op het hoger beroep, ingesteld tegen het vonnis van de politierechter in de rechtbank Amsterdam van 19 juli 2017 in de strafzaak onder parketnummer 13-702115-17 tegen
[verdachte],
geboren te [geboorteplaats] (China) op [geboortedag] 1991,
zonder bekende woon- of verblijfplaats hier te lande.

Onderzoek van de zaak

Dit arrest is gewezen naar aanleiding van het onderzoek ter terechtzitting in hoger beroep van 21 maart 2019 en, overeenkomstig het bepaalde bij artikel 422, tweede lid, van het Wetboek van Strafvordering, naar aanleiding van het onderzoek ter terechtzitting in eerste aanleg.
Tegen voormeld vonnis is namens de verdachte hoger beroep ingesteld.
Het hof heeft kennisgenomen van de vordering van de advocaat-generaal en van hetgeen door de raadsvrouw naar voren is gebracht.

Tenlastelegging

Aan de verdachte is tenlastegelegd dat:
hij op of omstreeks 6 juli 2017 te Amstelveen tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, opzettelijk aanwezig heeft gehad (ongeveer) 31,5 kilogram henneptoppen en 3,7 kilogram hennepgruis, in elk geval een hoeveelheid van meer dan 500 gram van een materiaal bevattende hennep, in elk geval een middel vermeld op de bij de Opiumwet behorende lijst II.
Voor zover in de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten voorkomen, zal het hof deze verbeterd lezen. De verdachte wordt daardoor niet in de verdediging geschaad.

Vonnis waarvan beroep

Het vonnis waarvan beroep zal worden vernietigd, omdat het hof tot een enigszins andere bewezenverklaring en strafoplegging komt dan de politierechter.
Ten aanzien van de bewezenverklaring overweegt het hof dat met betrekking tot Opiumwetdelicten vaak in tenlasteleggingen voorkomende passages als “… zijnde een middel als bedoeld in de bij de Opiumwet behorende lijst I/II” moeten worden beschouwd als een louter kwalificatieve zinsnede die geen deel uitmaakt van de feitsomschrijving, zodat de bewijsvraag daarop geen betrekking heeft.

Bewijsoverwegingen

De raadsvrouw heeft vrijspraak van het tenlastegelegde bepleit op de grond dat de verdachte niet wist dat in de woning waar hij zich bevond henneptoppen en hennepgruis lagen en dus geen sprake was van het opzettelijk aanwezig hebben daarvan.
De verdachte heeft in dit verband verklaard dat een kennis hem had verzocht in de woning te verblijven om inbraak te voorkomen en dat hij verder van niks wist.
Het hof overweegt als volgt.
Op 6 juli 2017 betrad de politie vroeg in de ochtend, omstreeks 04:15 uur, de woning aan het adres [adres] te Amstelveen. In de woning werd een wietgeur geroken. De verdachte zat op dat (vroege) moment samen met een vrouw, [naam], in de woonkamer. Een andere kamer, de slaapkamer, was geheel ingericht ten behoeve van het opslaan en drogen van wiettoppen. In totaal is in de woning – inclusief verpakkingsmateriaal – ongeveer 31,5 kilogram henneptoppen en 3,7 kilogram hennepgruis aangetroffen. Op allerlei plaatsen in de woning werden voorts materialen, bestemd voor de inzameling, de verpakking en het kennelijk distribueren van wiettoppen aangetroffen, waaronder (in de woonkamer) 5 filters die waren verpakt in kartonnen dozen of zakken.
Gelet op de situatie in de woning – waaronder de hennepgeur en de overal in de woning, waaronder de woonkamer, aangetroffen materialen bestemd voor de inzameling, verpakking en distributie van wiet – moet de verdachte zich bewust zijn geweest van de aanwezigheid van de hennep. Het hof acht de verklaring van de verdachte dat hij van niks wist, volstrekt ongeloofwaardig. Daarbij neemt het hof in aanmerking dat het – gelet op de financiële waarde die de hennep kan worden geacht te vertegenwoordigen – hoogst onwaarschijnlijk is dat de verdachte op verzoek van een ander, van wie hij overigens geen verifieerbare gegevens heeft verstrekt, in de woning zou verblijven zonder van de aanwezigheid van de hennep op de hoogte te zijn (gesteld).
Op grond van het voorgaande komt het hof niet alleen tot het oordeel dat de verdachte wetenschap had van de in de “droogkamer” aanwezige henneptoppen en hennepgruis maar ook dat deze zich in zijn machtssfeer bevonden. Het hof acht daarom bewezen dat de verdachte de hennep opzettelijk aanwezig had.
Het hof is, anders dan de politierechter, van oordeel dat het dossier onvoldoende bewijs bevat dat sprake is van bewuste en nauwe samenwerking tussen de verdachte en [naam], zodat het hof de verdachte vrijspreekt van het medeplegen.

Bewezenverklaring

Het hof acht wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte het tenlastegelegde heeft begaan, met dien verstande dat:
hij op 6 juli 2017 te Amstelveen opzettelijk aanwezig heeft gehad ongeveer 31,5 kilogram henneptoppen en 3,7 kilogram hennepgruis.
Hetgeen meer of anders is tenlastegelegd, is niet bewezen. De verdachte moet hiervan worden vrijgesproken.
Het bewezenverklaarde is gegrond op de feiten en omstandigheden die in de bewijsmiddelen zijn vervat, zoals deze na het eventueel instellen van beroep in cassatie zullen worden opgenomen in de op te maken aanvulling op dit arrest.

Strafbaarheid van het bewezenverklaarde

Er is geen omstandigheid aannemelijk geworden die de strafbaarheid van het bewezenverklaarde uitsluit, zodat dit strafbaar is.
Het bewezenverklaarde levert op:
opzettelijk handelen in strijd met het in artikel 3 onder C van de Opiumwet gegeven verbod.

Strafbaarheid van de verdachte

Er is geen omstandigheid aannemelijk geworden die de strafbaarheid van de verdachte ten aanzien van het bewezenverklaarde uitsluit, zodat de verdachte strafbaar is.

Oplegging van straf

De politierechter in de rechtbank Amsterdam heeft de verdachte voor het in eerste aanleg bewezenverklaarde veroordeeld tot een gevangenisstraf voor de duur van 3 maanden, met aftrek van de tijd die door de verdachte voor de tenuitvoerlegging van het vonnis in verzekering is doorgebracht. Voorts heeft de politierechter de gevangenhouding van de verdachte bevolen.
De advocaat-generaal heeft gevorderd dat de verdachte voor het tenlastegelegde zal worden veroordeeld tot een gevangenisstraf van 6 maanden, waarvan 3 (drie) maanden voorwaardelijk, met aftrek van de tijd die door de verdachte in voorarrest is doorgebracht.
Het hof heeft in hoger beroep de op te leggen straf bepaald op grond van de ernst van het feit en de omstandigheden waaronder dit is begaan en gelet op de persoon van de verdachte. Het hof heeft daarbij in het bijzonder het volgende in beschouwing genomen.
De verdachte heeft een grote hoeveelheid aan henneptoppen en hennepgruis aanwezig gehad. Softdrugs kunnen, zeker bij intensief/langdurig gebruik, schadelijk zijn voor de gezondheid. Gezien de hoeveelheid aangetroffen hennep kan het niet anders dan dat deze bestemd was voor de handel. Naast gezondheidsrisico’s voor de gebruikers van hennep, leidt de handel daarin veelal tot negatieve maatschappelijke effecten, nu dit niet zelden gepaard gaat met andere vormen van criminaliteit. Het hof is daarom van oordeel dat niet kan worden volstaan met een andere dan een vrijheidsbenemende straf. Het hof zal de helft van deze straf in voorwaardelijke vorm opleggen teneinde de verdachte ervan te weerhouden opnieuw een strafbaar feit te plegen.
Het hof acht, alles afwegende, een deels voorwaardelijke gevangenisstraf van na te melden duur passend en geboden.

Beslag

De advocaat-generaal heeft gevorderd dat de inbeslaggenomen witte iPhone aan de verdachte wordt teruggegeven. De raadsvrouw heeft zich hierbij aangesloten
Dienovereenkomstig zal het hof gelasten dat de iPhone, die is gevonden tijdens de doorzoeking van de woning waar de verdachte verbleef en die onder hem in beslag is genomen, aan de verdachte wordt teruggegeven.

Toepasselijke wettelijke voorschriften

De op te leggen straf is gegrond op de artikelen 3 en 11 van de Opiumwet en de artikelen 14a, 14b, 14c en 63 van het Wetboek van Strafrecht.
Deze wettelijke voorschriften worden toegepast zoals geldend ten tijde van het bewezenverklaarde.

BESLISSING

Het hof:
Vernietigt het vonnis waarvan beroep en doet opnieuw recht.
Verklaart zoals hiervoor overwogen bewezen dat de verdachte het tenlastegelegde heeft begaan.
Verklaart niet bewezen hetgeen de verdachte meer of anders is tenlastegelegd dan hierboven is bewezenverklaard en spreekt de verdachte daarvan vrij.
Verklaart het bewezenverklaarde strafbaar, kwalificeert dit als hiervoor vermeld en verklaart de verdachte strafbaar.
Veroordeelt de verdachte tot een
gevangenisstrafvoor de duur van
6 (zes) maanden.
Bepaalt dat een gedeelte van de gevangenisstraf, groot
3 (drie) maanden, niet ten uitvoer zal worden gelegd, tenzij de rechter later anders mocht gelasten omdat de verdachte zich voor het einde van een proeftijd van
2 (twee) jarenaan een strafbaar feit heeft schuldig gemaakt.
Beveelt dat de tijd die door de verdachte vóór de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in enige in artikel 27, eerste lid, of artikel 27a van het Wetboek van Strafrecht bedoelde vorm van voorarrest is doorgebracht, bij de uitvoering van de opgelegde gevangenisstraf in mindering zal worden gebracht, voor zover die tijd niet reeds op een andere straf in mindering is gebracht.
Heft op het bevel tot voorlopige hechtenis
Gelast de
teruggaveaan de verdachte van het in beslag genomen, nog niet teruggegeven voorwerp, te weten:
een telefoon, merk iPhone (wit), met goednummer: PL1300-2017142215-5413450.
Dit arrest is gewezen door de meervoudige strafkamer van het gerechtshof Amsterdam, waarin zitting hadden mr. A.M. van Woensel, mr. F.M.D. Aardema en mr. M.L.M. van der Voet, in tegenwoordigheid van mr. N.M. Simons, griffier, en is uitgesproken op de openbare terechtzitting van dit gerechtshof van 4 april 2019.
=========================================================================
[…]