ECLI:NL:GHAMS:2019:1252
Gerechtshof Amsterdam
- Hoger beroep
- P. Greve
- A.D.R.M. Boumans
- P.C. Römer
- Rechtspraak.nl
Hoger beroep in ontnemingszaak met verweer tot niet-ontvankelijkverklaring van het openbaar ministerie
Dit arrest betreft een hoger beroep in een ontnemingszaak, ingesteld tegen het vonnis van de rechtbank Amsterdam van 20 augustus 2015. De veroordeelde, geboren in 1975, was eerder veroordeeld voor meerdere feiten, waaronder opzettelijk handelen in strijd met de Opiumwet en diefstal door verenigde personen. Het openbaar ministerie had in eerste aanleg gevorderd dat de veroordeelde een geldbedrag van € 629.277,86 zou betalen aan de Staat ter ontneming van wederrechtelijk verkregen voordeel. De rechtbank had deze vordering afgewezen, waarop het openbaar ministerie hoger beroep instelde.
Tijdens de zitting in hoger beroep op 27 maart 2019 werd door de raadsman van de veroordeelde verweer gevoerd, strekkend tot niet-ontvankelijkverklaring van het openbaar ministerie. De raadsman betoogde dat het gelijkheidsbeginsel was geschonden, omdat in een vergelijkbare zaak geen hoger beroep was ingesteld. Het hof oordeelde echter dat de zaken niet gelijk waren, aangezien er in de zaak van de veroordeelde conservatoir beslag was gelegd. Dit beslag had invloed op de vervolgingsbeslissing van het openbaar ministerie.
Het hof bevestigde het vonnis van de rechtbank, met inachtneming van de overwegingen die in het arrest zijn uiteengezet. Het hof oordeelde dat het openbaar ministerie vrij is in zijn vervolgingsbeslissing en dat het instellen van hoger beroep in deze zaak niet in strijd was met het beginsel van zuiverheid van oogmerk. Het arrest werd uitgesproken op 10 april 2019 door de meervoudige strafkamer van het gerechtshof Amsterdam.