ECLI:NL:GHAMS:2019:1497

Gerechtshof Amsterdam

Datum uitspraak
8 april 2019
Publicatiedatum
29 april 2019
Zaaknummer
23-001860-18
Instantie
Gerechtshof Amsterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Bevestiging vonnis met uitzondering van strafoplegging in hoger beroep tegen oplichting

Op 8 april 2019 heeft het Gerechtshof Amsterdam uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een vonnis van de politierechter in de rechtbank Amsterdam, dat op 22 mei 2018 was gewezen. De zaak betreft een verdachte die zich schuldig heeft gemaakt aan oplichting van medewerkers van een bouwmarkt. De verdachte, geboren in 1961, heeft op een doortrapte wijze deze medewerkers bewogen tot de afgifte van robotmaaiers tegen veel te lage prijzen. Het hof heeft kennisgenomen van de vordering van de advocaat-generaal en de argumenten van de verdachte en zijn raadsvrouw. Het hof bevestigt het vonnis van de politierechter, met uitzondering van de strafoplegging. De politierechter had de verdachte veroordeeld tot een gevangenisstraf van twee maanden. De advocaat-generaal heeft dezelfde straf gevorderd, terwijl de raadsvrouw om een taakstraf heeft verzocht, gezien de persoonlijke omstandigheden van de verdachte.

Het hof heeft de straffen bepaald op basis van de ernst van de feiten en de omstandigheden waaronder deze zijn begaan. De verdachte heeft eerder onherroepelijk veroordelingen voor oplichting op zijn naam staan. Gezien de ernst van de feiten zou een onvoorwaardelijke gevangenisstraf van drie maanden passend zijn, maar het hof heeft besloten een (grotendeels) voorwaardelijke gevangenisstraf van twee jaren op te leggen, met een taakstraf van 120 uren. Dit is gedaan om de verdachte te weerhouden van toekomstige strafbare feiten, terwijl zijn persoonlijke omstandigheden in overweging zijn genomen. Het hof heeft ook de vorderingen tot tenuitvoerlegging van eerdere voorwaardelijke straffen behandeld en deze omgezet in taakstraffen, rekening houdend met de persoonlijke situatie van de verdachte. Het arrest is uitgesproken in tegenwoordigheid van de griffier en is ondertekend door de rechters, met uitzondering van mr. A.M. van Amsterdam, die buiten staat was om te ondertekenen.

Uitspraak

afdeling strafrecht
parketnummer: 23-001860-18
datum uitspraak: 8 april 2019
TEGENSPRAAK
Arrest van het gerechtshof Amsterdam gewezen op het hoger beroep, ingesteld tegen het vonnis van
de politierechter in de rechtbank Amsterdam van 22 mei 2018 in de strafzaak onder de parketnummers 13-701744-18, 18-148120-17 (TUL) en 18-246753-16 (TUL) tegen:
[verdachte],
geboren te [geboorteplaats] op [geboortedag] 1961,
adres: [adres].

Onderzoek van de zaak

Dit arrest is gewezen naar aanleiding van het onderzoek ter terechtzitting in hoger beroep
van 25 maart 2019 en, overeenkomstig het bepaalde bij artikel 422, tweede lid, van het
Wetboek van Strafvordering, naar aanleiding van het onderzoek ter terechtzitting in eerste aanleg.
Tegen voormeld vonnis is namens de verdachte hoger beroep ingesteld.
Het hof heeft kennisgenomen van de vordering van de advocaat-generaal en van hetgeen door de verdachte en de raadsvrouw naar voren is gebracht.

Vonnis waarvan beroep

Het hof verenigt zich met het vonnis waarvan beroep en zal dit derhalve bevestigen behalve ten aanzien van de strafoplegging, met inbegrip van de vorderingen tenuitvoerlegging. In zoverre zal het vonnis worden vernietigd.

Oplegging van straffen

De politierechter in de rechtbank Amsterdam heeft de verdachte voor het in eerste aanleg bewezen verklaarde veroordeeld tot een gevangenisstraf van twee maanden.
De advocaat-generaal heeft gevorderd dat de verdachte zal worden veroordeeld tot dezelfde straf als
door de rechter in eerste aanleg opgelegd, met inbegrip van de vorderingen tenuitvoerlegging.
De raadsvrouw heeft, gelet op de leeftijd en de gewijzigde persoonlijke omstandigheden van de verdachte, verzocht een taakstraf op te leggen. Ten aanzien van de vorderingen tenuitvoerlegging
heeft zij verzocht deze vorderingen om te zetten in taakstraffen.
Het hof heeft in hoger beroep de op te leggen straffen bepaald op grond van de ernst van het feit en de omstandigheden waaronder dit is begaan en gelet op de persoon van de verdachte. Het hof heeft daarbij in het bijzonder het volgende in beschouwing genomen.
De verdachte heeft zich meerdere malen schuldig gemaakt aan oplichting van medewerkers van een bouwmarkt. Op doortrapte wijze heeft hij steeds deze medewerkers bewogen tot afgifte van robotmaaiers tegen (veel te) lage prijzen.
Blijkens een de verdachte betreffend uittreksel uit de Justitiële Documentatie van 11 maart 2019 is hij eerder onherroepelijk veroordeeld, waaronder voor oplichting.
Gezien de ernst van de feiten en de eerdere veroordelingen van de verdachte voor oplichting,
zou een onvoorwaardelijke gevangenisstraf van drie maanden passend zijn. Het hof zal echter een (grotendeels) voorwaardelijke gevangenisstraf en een taakstraf opleggen, gelet op de persoonlijke omstandigheden van de verdachte zoals deze ter terechtzitting in hoger beroep naar voren zijn gekomen. De verdachte heeft zijn schulden afbetaald en lijkt zijn leven weer meer op orde te hebben.
Detentie zou dit doorkruisen. Het hof acht de feiten te ernstig om te volstaan met een taakstraf, zoals verzocht is door de raadsvrouw. Het hof zal daarom daarnaast een (grotendeels) voorwaardelijke gevangenisstraf met een proeftijd voor de duur van twee jaren opleggen, die ook in belangrijke mate dient als stok achter deur om de verdachte ervan te weerhouden in de toekomst opnieuw (soortgelijke) strafbare feiten te plegen.
Het hof acht, alles afwegende, een gevangenisstraf en taakstraf van na te melden duur en hoogte passend en geboden.

Toepasselijke wettelijke voorschriften

De op te leggen straffen zijn gegrond op de artikelen 14a, 14b, 14c, 22c, 22d, 57, 63 en 326 van het Wetboek van Strafrecht.
Deze wettelijke voorschriften worden toegepast zoals geldend ten tijde van het bewezen verklaarde.

Vordering tenuitvoerlegging (parketnummer 18-148120-17)

Het openbaar ministerie heeft gevorderd de tenuitvoerlegging van de bij vonnis van de politierechter
in de rechtbank Noord-Nederland van 27 november 2017 opgelegde voorwaardelijke gevangenisstraf voor de duur van twee weken. Deze vordering is in hoger beroep opnieuw aan de orde.
Gebleken is dat de verdachte zich voor het einde van de proeftijd aan een strafbaar feit heeft schuldig gemaakt. Daarom kan de tenuitvoerlegging van die voorwaardelijk opgelegde straf worden gelast.
Gelet op de persoonlijke omstandigheden van de verdachte zoals deze tijdens de terechtzitting in hoger beroep zijn gebleken, zal het hof in plaats van een last tot tenuitvoerlegging van deze vrijheidsstraf een taakstraf van hierna te melden duur gelasten.

Vordering tenuitvoerlegging (parketnummer 18-246753-16)

Het openbaar ministerie heeft gevorderd de tenuitvoerlegging van de bij vonnis van de politierechter in de rechtbank Noord-Nederland van 13 maart 2017 opgelegde voorwaardelijke gevangenisstraf voor de duur van één week. Deze vordering is in hoger beroep opnieuw aan de orde.
Gebleken is dat de verdachte zich voor het einde van de proeftijd aan een strafbaar feit heeft schuldig gemaakt. Daarom kan de tenuitvoerlegging van die voorwaardelijk opgelegde straf worden gelast.
Gelet op de persoonlijke omstandigheden van de verdachte zoals deze tijdens de terechtzitting in hoger beroep zijn gebleken, zal het hof in plaats van een last tot tenuitvoerlegging van deze vrijheidsstraf een taakstraf van hierna te melden duur gelasten.

BESLISSING

Het hof:
Vernietigt het vonnis waarvan beroep ten aanzien van de strafoplegging en doet in zoverre opnieuw recht.
Veroordeelt de verdachte tot een
gevangenisstrafvoor de duur van
2 (twee) maanden en 1 (één) dag.
Bepaalt dat een gedeelte van de gevangenisstraf, groot
2 (twee) maanden, niet ten uitvoer zal worden gelegd, tenzij de rechter later anders mocht gelasten omdat de verdachte zich voor het einde van een proeftijd van
2 (twee) jarenaan een strafbaar feit heeft schuldig gemaakt.
Beveelt dat de tijd die door de verdachte vóór de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in enige in
artikel 27, eerste lid, of artikel 27a van het Wetboek van Strafrecht bedoelde vorm van voorarrest is doorgebracht, bij de uitvoering van de opgelegde gevangenisstraf in mindering zal worden gebracht,
voor zover die tijd niet reeds op een andere straf in mindering is gebracht.
Veroordeelt de verdachte tot een
taakstrafvoor de duur van
120 (honderdtwintig) uren, indien niet naar behoren verricht te vervangen door
60 (zestig) dagen hechtenis.
Gelast in plaats van de tenuitvoerlegging van de straf, voor zover voorwaardelijk opgelegd bij vonnis
van de politierechter in de rechtbank Noord-Nederland van 27 november 2017 met parketnummer
18-148120-17, te weten een gevangenisstraf voor de duur van 2 weken, een
taakstrafvoor de duur
van
60 (zestig) uren, bij gebreke van het naar behoren verrichten te vervangen door
2 (twee) weken hechtenis.
Gelast in plaats van de tenuitvoerlegging van de straf, voor zover voorwaardelijk opgelegd bij vonnis van de politierechter in de rechtbank Noord-Holland van 13 maart 2017 met parketnummer 18-246753-16, te weten een gevangenisstraf voor de duur van 1 week, een
taakstrafvoor de duur van
30 (dertig) uren, bij gebreke van het naar behoren verrichten te vervangen door
1 (een) week hechtenis.
Bevestigt het vonnis waarvan beroep voor het overige, met inachtneming van het hiervoor overwogene.
Dit arrest is gewezen door de meervoudige strafkamer van het gerechtshof Amsterdam, waarin zitting hadden mr. A.P.M. van Rijn, mr. S. Clement en mr. A.M. van Amsterdam, in tegenwoordigheid van
mr. D. Boessenkool, griffier, en is uitgesproken op de openbare terechtzitting van dit gerechtshof
van 8 april 2019.
Mr. A.M. van Amsterdam is buiten staat dit arrest mede te ondertekenen.
=========================================================================
[…]