ECLI:NL:GHAMS:2019:1969

Gerechtshof Amsterdam

Datum uitspraak
19 juni 2019
Publicatiedatum
17 juni 2019
Zaaknummer
23-004363-15
Instantie
Gerechtshof Amsterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Medeplegen van gewoontewitwassen en valsheid in geschrift met grote contante geldbedragen en lege vennootschappen

In deze zaak heeft het gerechtshof Amsterdam op 19 juni 2019 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een vonnis van de rechtbank Amsterdam. De verdachte is beschuldigd van het medeplegen van gewoontewitwassen en valsheid in geschrift. De verdachte heeft grote contante geldbedragen gestort op bankrekeningen van lege vennootschappen, waarna deze bedragen naar het buitenland zijn overgeboekt. In totaal is er meer dan 12 miljoen euro gewitgewassen. De verdachte heeft ook anderen benaderd om vennootschappen op hun naam te laten zetten en bankrekeningen te openen. Het hof heeft vastgesteld dat de verdachte in de periode van 1 januari 2012 tot en met 16 mei 2014 contante stortingen heeft gedaan op zijn rekeningen, die niet verklaard konden worden uit zijn legale inkomsten. De verdachte is eerder vrijgesproken van enkele feiten, maar het hof heeft geoordeeld dat hij niet-ontvankelijk is in het hoger beroep voor die vrijspraken. Het hof heeft de verdachte veroordeeld tot een gevangenisstraf van 65 maanden, waarbij rekening is gehouden met de overschrijding van de redelijke termijn van de procedure. De verdachte heeft een belangrijke rol gespeeld in het witwassen van grote bedragen en heeft valse documenten gebruikt om de illegale activiteiten te verhullen.

Uitspraak

afdeling strafrecht
parketnummer: 23-004363-15
datum uitspraak: 19 juni 2019
TEGENSPRAAK
Arrest van het gerechtshof Amsterdam gewezen op het hoger beroep, ingesteld tegen het vonnis van de rechtbank Amsterdam van 16 oktober 2015 in de strafzaak onder parketnummer 13-730002-15 tegen
[verdachte],
geboren te [geboorteplaats] op [geboortedag] 1959,
adres: [adres 1] .

Onderzoek van de zaak

Dit arrest is gewezen naar aanleiding van het onderzoek ter terechtzitting in hoger beroep van
15, 16 en 17 april, 20 en 23 mei, 5 juni 2019 en, overeenkomstig het bepaalde bij artikel 422, tweede lid, van het Wetboek van Strafvordering, naar aanleiding van het onderzoek ter terechtzitting in eerste aanleg.
De verdachte heeft hoger beroep ingesteld tegen voormeld vonnis.
Het hof heeft kennisgenomen van de vordering van de advocaat-generaal en van hetgeen door de verdachte en de raadsvrouw naar voren is gebracht.

Ontvankelijkheid van de verdachte in het hoger beroep

De verdachte is door rechtbank Amsterdam vrijgesproken van hetgeen aan hem onder feit 2 onder C en feit 3 is ten laste gelegd. Het hoger beroep is door de verdachte onbeperkt ingesteld en is derhalve mede gericht tegen de in eerste aanleg gegeven beslissing tot vrijspraak.
Gelet op hetgeen is bepaald in artikel 404, vijfde lid, van het Wetboek van Strafvordering staat voor de verdachte tegen deze beslissing geen hoger beroep open. Het hof zal de verdachte daarom niet-ontvankelijk verklaren in het ingestelde hoger beroep, voor zover dat is gericht tegen de in het vonnis waarvan beroep gegeven vrijspraken.

Tenlastelegging

Gelet op de in eerste aanleg door de rechtbank toegelaten wijziging, en voor zover nog aan het oordeel van het hof onderworpen, is aan de verdachte ten laste gelegd dat:
1.
hij in of omstreeks de periode van 1 mei 2011 tot en met 7 januari 2015 te Amsterdam en/of Schiphol, gemeente Haarlemmermeer, en/of Maarssen en/of Breukelen, althans in Nederland, tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, van het plegen van witwassen een gewoonte heeft gemaakt, althans zich schuldig heeft gemaakt aan witwassen, immers heeft/hebben hij, verdachte, en/of zijn mededader(s) van een of meerdere voorwerp(en) en/of een of meerdere geldbedrag(en), te weten (onder meer):
- in of omstreeks de periode van 1 januari 2012 tot en met 16 mei 2014 een geldbedrag van
in totaal (ongeveer) 271.240 euro (contant gestort op de rekeningen t.n.v. [verdachte] met rekeningnummers [rekeningnummer 1] en [rekeningnummer 2] , p. 3987, 797 en p. 820) en/of
  • in of omstreeks de periode van 01 maart 2014 tot en met 7 januari 2015 een geldbedrag van in totaal (ongeveer) 3.136.600 euro (contant gestort op rekening t.n.v. [bedrijf 1] BV met rekeningnummer [rekeningnummer 3] , p. 1699, p. 1850, p. 2211, p. 2267, p. 2308)
  • in of omstreeks de periode van 11 augustus 2014 tot en met 7 januari 2015 een geldbedrag van in totaal (ongeveer) 1.731.740 euro (contant gestort op rekening t.n.v. [bedrijf 2] met rekeningnummer [rekeningnummer 4] , p. 1943, p. 2211, p. 2267 en p. 2309)
  • in of omstreeks de periode van 17 december 2014 tot en met 5 januari 2015 een geldbedrag van in totaal (ongeveer) 364.890 euro (contant gestort op rekening t.n.v. [bedrijf 3] met rekeningnummer [rekeningnummer 5] , p. 2369)
  • in of omstreeks de periode van 15 december 2014 tot en met 27 januari 2015 een geldbedrag van in totaal (ongeveer) 260.660 euro (contant gestort op rekening t.n.v. [bedrijf 4] met rekeningnummer [rekeningnummer 6] , p. 2388)
  • in of omstreeks de periode van 25 juni 2014 tot en met 5 december 2014 een geldbedrag van in totaal (ongeveer) 733.066,78 euro (overgemaakt van de rekeningen t.n.v. [bedrijf 5] met rekeningnummer [rekeningnummer 7] en [rekeningnummer 8] naar de rekening t.n.v. [bedrijf 1] , p. 2846)
  • in of omstreeks de periode van 13 oktober 2014 tot en met 3 december 2014 een geldbedrag van in totaal (ongeveer) 189.840,49 euro (overgemaakt van de rekening t.n.v. [bedrijf 6] met rekeningnummer [rekeningnummer 9] naar de rekening t.n.v. [bedrijf 1] BV, p. 2843)
  • in of omstreeks de periode van 25 september 2013 tot en met 30 april 2014 een geldbedrag van in totaal (ongeveer) 596.110 euro (contant gestort op rekening t.n.v. [bedrijf 7] met rekeningnummer [rekeningnummer 10] , p. 991)
  • in of omstreeks de periode van 25 september 2013 tot en met 18 februari 2014 een geldbedrag van in totaal (ongeveer) 1.219.200 euro (contant gestort op rekening t.n.v. [bedrijf 8] met rekeningnummer [rekeningnummer 11] , p. 1003)
  • in of omstreeks de periode van 25 september 2013 tot en met 6 mei 2014 een geldbedrag van in totaal (ongeveer) 538.950 euro (contant gestort op rekening t.n.v. [bedrijf 8] met rekeningnummer [rekeningnummer 12] , p. 1143)
  • in of omstreeks de periode van 19 mei 2011 tot en met 30 april 2014 een geldbedrag van in totaal (ongeveer) 821.090 euro (contant gestort op rekening t.n.v. [bedrijf 9] met rekeningnummer [rekeningnummer 13] , p. 1215)
  • in of omstreeks de periode van 20 maart 2012 tot en met 29 april 2014 een geldbedrag van in totaal (ongeveer) 495.265 euro (contant gestort op rekening t.n.v. [bedrijf 10] met rekeningnummer [rekeningnummer 14] , p. 1373)
  • in of omstreeks de periode van 17 januari 2014 tot en met 30 mei 2014 een geldbedrag van in totaal (ongeveer) 1.761.150 euro (contant gestort op rekening t.n.v. [bedrijf 11] met rekeningnummer [rekeningnummer 15] , p. 1428)
  • op of omstreeks 7 januari 2015 een geldbedrag van in totaal (ongeveer) 10.000 euro (contant gestort op de rekening t.n.v. [bedrijf 12] met rekeningnummer [rekeningnummer 16] , p. 3904)
  • in of omstreeks de periode van 1januari 2015 tot en met 7 januari 2015 een geldbedrag van in totaal (ongeveer) 167.950 euro (Overgemaakt van de rekening t.n.v. [bedrijf 12] met rekeningnummer [rekeningnummer 17] naar [bedrijf 1] BV, p. 3902) en/of een geldbedrag van in totaal (ongeveer) 179.950 euro (overgemaakt van de rekening t.n.v. [bedrijf 12] met rekeningnummer [rekeningnummer 17] naar [bedrijf 2] , p. 3902),
  • en/of een of meerdere (andere) geldbedragen,
de werkelijke aard, de herkomst, de vindplaats, de vervreemding en/of de verplaatsing verborgen en/of verhuld, althans heeft/hebben hij en/of zijn mededader(s) verborgen en/of verhuld wie de rechthebbende(n) op voornoemde voorwerp(en) en/of geldbedrag(en) was/waren of wie bovenomschreven voorwerp(en) en/of geldbedrag(en), voorhanden had/hadden, terwijl hij en/of zijn mededader(s) wist(en) dat dat/die voorwerp(en) en/of geldbedrag(en) - geheel of gedeeltelijk - onmiddellijk of middellijk - afkomstig was/waren uit een misdrijf;
en/of
hij in of omstreeks de periode van 25 september 2009 tot en met 7 januari 2015 te Amsterdam en/of Schiphol, gemeente Haarlemmermeer, althans in Nederland, tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, van het plegen van witwassen een gewoonte heeft gemaakt, althans zich schuldig heeft gemaakt aan witwassen, immers heeft/hebben hij, verdachte, en/of zijn mededader(s) (van) een of meerdere voorwerp(en), te weten (één of meer van) de navolgende geldbedragen, verworven en/of voorhanden gehad en/of overgedragen en/of omgezet en/of gebruik gemaakt (onder meer):
  • in of omstreeks de periode van 1 januari 2012 tot en met 16 mei 2014 een geldbedrag van in totaal (ongeveer) 271.240 euro (contant gestort op de rekeningen t.n.v. [verdachte] met rekeningnummers [rekeningnummer 1] en [rekeningnummer 2] , p. 3987, 797 en p. 820) en/of
  • in of omstreeks de periode van 01 maart 2014 tot en met 7 januari 2015 een geldbedrag van in totaal (ongeveer) 3.136.600 euro (contant gestort op rekening t.n.v. [bedrijf 1] met rekeningnummer [rekeningnummer 3] , p. 1699, p. 1850, p. 2211, p. 2267, p. 2308)
  • in of omstreeks de periode van 11 augustus 2014 tot en met 7 januari 2015 een geldbedrag van in totaal (ongeveer) 1.731.740 euro (contant gestort op rekening t.n.v. [bedrijf 2] met rekeningnummer [rekeningnummer 4] , p. 1943, p. 2211, p. 2267 en p. 2309)
  • in of omstreeks de periode van 17 december 2014 tot en met 5 januari 2015 een geldbedrag van in totaal (ongeveer) 364.890 euro (contant gestort op rekening t.n.v. [bedrijf 3] met rekeningnummer [rekeningnummer 5] , p. 2369)
  • in of omstreeks de periode van 15 december 2014 tot en met 27 januari 2015 een geldbedrag van in totaal (ongeveer) 260.660 euro (contant gestort op rekening t.n.v. [bedrijf 4] met rekeningnummer [rekeningnummer 6] , p. 2388)
  • in of omstreeks de periode van 25 juni 2014 tot en met 5 december 2014 een geldbedrag van in totaal (ongeveer) 733.066,78 euro (overgemaakt van de rekeningen t.n.v. [bedrijf 5] met rekeningnummer [rekeningnummer 7] en [rekeningnummer 8] naar de rekening t.n.v. [bedrijf 1] , p. 2846)
  • in of omstreeks de periode van 13 oktober 2014 tot en met 3 december 2014 een geldbedrag van in totaal (ongeveer) 189.840,49 euro (overgemaakt van de rekening t.n.v. [bedrijf 6] met rekeningnummer [rekeningnummer 9] naar de rekening t.n.v. [bedrijf 1] , p. 2843)
  • in of omstreeks de periode van 25 september 2013 tot en met 30 april 2014 een geldbedrag van in totaal (ongeveer) 596.110 euro (contant gestort op rekening t.n.v. [bedrijf 7] met rekeningnummer [rekeningnummer 10] , p. 991)
  • in of omstreeks de periode van 25 september 2013 tot en met 18 februari 2014 een geldbedrag van in totaal (ongeveer) 1.219.200 euro (contant gestort op rekening t.n.v. [bedrijf 8] met rekeningnummer [rekeningnummer 11] , p. 1003)
  • in of omstreeks de periode van 25 september 2013 tot en met 6 mei 2014 een geldbedrag van in totaal (ongeveer) 538.950 euro (contant gestort op rekening t.n.v. [bedrijf 8] met rekeningnummer [rekeningnummer 12] , p. 1143)
  • in of omstreeks de periode van 19 mei 2011 tot en met 30 april 2014 een geldbedrag van in totaal (ongeveer) 821.090 euro (contant gestort op rekening t.n.v. [bedrijf 9] met rekeningnummer [rekeningnummer 13] , p. 1215)
  • in of omstreeks de periode van 20 maart 2012 tot en met 29 april 2014 een geldbedrag van in totaal (ongeveer) 495.265 euro (contant gestort op rekening t.n.v. [bedrijf 10] met rekeningnummer [rekeningnummer 14] , p. 1373)
  • in of omstreeks de periode van 17 januari 2014 tot en met 30 mei 2014 een geldbedrag van in totaal (ongeveer) 1.761.150 euro (contant gestort op rekening t.n.v. [bedrijf 11] met rekeningnummer [rekeningnummer 15] , p. 1428)
  • op of omstreeks 7 januari 2015 een geldbedrag van in totaal (ongeveer) 10.000 euro (contant gestort op de rekening t.n.v. [bedrijf 12] met rekeningnummer [rekeningnummer 16] , p. 3904)
  • in of omstreeks de periode van 1 januari 2015 tot en met 7 januari 2015 een geldbedrag van in totaal (ongeveer) 167.950 euro (Overgemaakt van de rekening t.n.v. [bedrijf 12] met rekeningnummer [rekeningnummer 17] naar [bedrijf 1] BV, p. 3902) en/of een geldbedrag van in totaal (ongeveer) 179.950 euro (overgemaakt van de rekening t.n.v. [bedrijf 12] met rekeningnummer [rekeningnummer 17] naar [bedrijf 2] , p. 3902),
  • op of omstreeks 7 januari 2015 een geldbedrag van (ongeveer) 40.000 euro (aangetroffen bij aanhouding verdachte),
  • op of omstreeks 7 januari 2015 een geldbedrag van (ongeveer) 10.180 euro (aangetroffen bij aanhouding medeverdachte [medeverdachte 1] ),
  • op of omstreeks 7 januari 2015 een geldbedrag van (ongeveer) 246.520 euro (aangetroffen in woning verdachte),
  • en/of een of meerdere (andere) geldbedragen,
zulks terwijl hij en/of zijn mededader(s) wist(en), dat dat/die voorwerp(en) geheel of
gedeeltelijk - onmiddellijk of middellijk - afkomstig was/waren uit enig misdrijf;
2:
hij op of omstreeks 7 januari 2015 te Amsterdam, in elk geval in Nederland, opzettelijk een of
meerdere vals(e) en/of vervalst(e) vrachtbrie(f)(ven) en/of factu(u)r(en), te weten (onder meer):
A.
- een vrachtbrief met nummer [nummer] (p. 3721)
B.
  • een factuur d.d. 1 september 2014 ad 3.479,96 euro afkomstig van [bedrijf 1] en gericht aan [bedrijf 5] (p. 2854)
  • een factuur d.d. 3 oktober 2014 ad 6.431,15 euro afkomstig van [bedrijf 1] en gericht aan [bedrijf 6] (p. 2856)
voorhanden heeft gehad, (telkens) zijnde een geschrift dat bestemd was om tot bewijs van enig
feit te dienen - als ware het echt en onvervalst - bestaande die valsheid of vervalsing hierin dat
in strijd met de waarheid:
Ad A
- op die vrachtbrief vermeld staat dat [bedrijf 1] BV een container met gebruikte horeca apparatuur naar [bedrijf 14] in Egypte heeft laten vervoeren en/of
Ad B
  • op die factuur vermeld staat dat [bedrijf 1] diensten heeft geleverd aan [bedrijf 5] en dat [bedrijf 5] daarvoor een commissie dient te betalen ter waarde van 3.479,96 (inclusief BTW) en/of
  • op die factuur vermeld dat [bedrijf 1] diensten heeft geleverd aan [bedrijf 6] en dat [bedrijf 6] daarvoor een commissie dient te betalen ter waarde van 6.431,15 (inclusief BTW)
terwijl hij, verdachte, wist en/of redelijkerwijs moest vermoeden dat dit/die geschrift(en)
bestemd was/waren voor gebruik als ware het (telkens) echt en onvervalst.

Vonnis waarvan beroep

Het vonnis waarvan beroep, voor zover aan het oordeel van het hof onderworpen, zal worden vernietigd, omdat het hof tot een andere bewezenverklaring komt.

Bewijsoverweging

Feit 1
Eerste gedachtestreepje: contante stortingen op rekeningen van verdachte
De verdachte ontving in 2009 tot en met 2013 een UWV-uitkering van jaarlijks circa € 18.000 bruto. In 2014 ontving hij tot 28 mei 2014 een bedrag van circa € 4.000 (p. 235-236)
In de periode van 27 februari 2012 tot en met 31 oktober 2013 is op de bankrekening met nummer [rekeningnummer 1] ten name van [verdachte] een bedrag in contanten gestort van in totaal € 60.720. In totaal hebben er 17 stortingen plaatsgevonden. Het komt een aantal keren voor dat diverse contante stortingen achter elkaar (met een tussentijd van enkele minuten) hebben plaatsgevonden, wat kan oplopen tot bedragen van ruim € 29.500 (p. 797).
In de periode van 6 februari 2012 tot en met 13 februari 2014 is op de bankrekening met nummer [rekeningnummer 2] ten name van [verdachte] een bedrag in contanten gestort van in totaal € 210.520. In totaal hebben er 89 stortingen plaatsgevonden. De gestorte bedragen varieerden van € 100,00 tot € 9.000 per storting. Het komt een aantal keren voor dat diverse contante stortingen kort achter elkaar (enkele minuten) hebben plaatsgevonden, wat kan oplopen tot bedragen van ruim € 27.000 (p. 820 en 825 tot en met 840).
De verrichte contante stortingen kunnen niet verklaard worden uit verdachtes inkomsten uit zijn UWV-uitkering. Gelet hierop mag van de verdachte worden verlangd dat hij een concrete, min of meer verifieerbare en niet op voorhand hoogst onwaarschijnlijke verklaring geeft voor de herkomst van deze geldbedragen. De verdachte heeft in hoger beroep verklaard dat het geld dat is gestort op zijn rekening uit Egypte komt, dat het van handelaren afkomstig is en dat het niet zijn geld is. Het geld werd gebruikt om zaken mee te doen en als dat niet lukte werd het geld weer teruggestort. Een deel van het geld is volgens de verdachte afkomstig van zijn neef [naam 2] . De verdachte heeft deze verklaringen echter niet onderbouwd met verifieerbare informatie, waardoor het vermoeden van witwassen niet is weerlegd.
De rechtbank heeft de verdachte vrijgesproken van een bedrag van € 20.000 dat zou zijn gestort door personen die containers kwamen kopen. Het hof zal deze beslissing van de rechtbank volgen nu geen nader onderzoek is gedaan naar deze personen en dit geldbedrag, terwijl dat wel mogelijk was geweest.
Tweede gedachtestreepje, [bedrijf 1]
In de periode van 6 maart 2014 tot en met 7 januari 2015 is op de bankrekening met nummer [rekeningnummer 3] ten name van [bedrijf 1] een bedrag in contanten gestort van ten minste € 3.136.600 (p.1699, 1850, 2211, 2267 en 2308). Van een deel van deze stortingen zijn camerabeelden beschikbaar, aan de hand waarvan is vastgesteld dat stortingen onder andere zijn gedaan door de verdachte, [naam 1] en de neef van de verdachte, [naam 2] , (p. 2211, 2212, 2309 en 2310). Ook is geobserveerd dat de verdachte een storting heeft gedaan op de bankrekening van [bedrijf 1] (p. 2579-2583 en 2302). De zoon van de verdachte, [verdachte] , heeft verklaard dat zijn vader, toen hij naar Egypte moest, heeft gevraagd om een belangrijke klus voor hem te doen die hij niet aan iemand anders kon overlaten. [verdachte] zou worden gebeld door [naam 1] en dan zou hij horen wat hij moest gaan doen. [naam 1] gaf [verdachte] twee enveloppen met geld en een bankpas waarna hij het geld bij een bank heeft gestort (p. 3891 en 2302). Uit onderzoek naar het IP-adres van de verdachte is gebleken dat vanaf het adres van de verdachte, [adres 2] , via internetbankieren is ingelogd op de bankrekeningen van [bedrijf 1] (p. 1851).
[naam 3] heeft verklaard dat het idee om [bedrijf 1] op te richten van de verdachte was en dat de verdachte bijna alles heeft geregeld. [naam 3] is naar het kantoor van de verdachte gegaan aan de [adres 2]. De verdachte heeft zijn paspoort gekopieerd en een paar dagen later zijn ze naar het notariskantoor gegaan. Daar moest [naam 3] een machtiging ondertekenen die al vooraf kon zijn ingevuld doordat de verdachte eerder het paspoort van [naam 3] had gekopieerd en naar de notaris gestuurd (p. 3851). In het uittreksel van de Kamer van Koophandel is vermeld dat [bedrijf 1] sinds 11 februari 2014 op naam van [naam 3] staat (p. 3629). [naam 3] heeft een bankrekening geopend bij ABN AMRO op naam van [bedrijf 1] maar daar heeft hij verder niet op gekeken. [naam 3] heeft de bankpas bij de verdachte ingeleverd en die bankpas niet meer in zijn bezit gehad (p. 3852). Met [naam 3] heeft de verdachte gesproken over het vestigingsadres van [bedrijf 1] en dat personen van de Kamer van Koophandel hebben gezegd dat het geen garage mocht zijn. De verdachte zegt dat ze naar een kantoor gaan kijken: ‘we nemen gewoon een kantoor … waar dan ook’ (p. 2838). De verdachte heeft aan boekhouder [naam 4] gevraagd of hij met [naam 3] naar de bank wilde gaan omdat er problemen waren met [bedrijf 1] . [naam 4] verklaarde dat de problemen met [bedrijf 1] betrekking hadden op dubieuze transacties. De verdachte heeft [naam 4] gevraagd of hij [naam 3] daarbij wilde ondersteunen
(p. 3874).
Derde gedachtestreepje: [bedrijf 2]
In de periode van 11 augustus 2014 tot en met 5 januari 2015 is op de bankrekening met nummer [rekeningnummer 4] ten name van [bedrijf 2] (hierna: [bedrijf 2] ) in contanten een bedrag gestort van in totaal € 1.731.740 (p. 3965). Van een deel van deze stortingen zijn camerabeelden beschikbaar, aan de hand waarvan is vastgesteld dat stortingen onder andere zijn gedaan door verdachte en een persoon die herkend wordt als [naam 1] (p. 2291, 2292, 2294, 2309 en 2310). [naam 1] is tijdens een observatie op 23 oktober 2014 tussen 13:44 uur en 14:08 uur gezien in de ABN AMRO bank op [adres 4] . Gezien is dat zij cash geld stortte. Later bleek op deze datum en tijdstippen geld te zijn gestort op de rekening van [bedrijf 2] (p. 3965).
[naam 3] heeft verklaard dat de verdachte hem heeft gevraagd om [bedrijf 2] over te nemen. De overname is volgens [naam 3] op dezelfde manier gegaan als bij [bedrijf 1] . [naam 3] is met de vorige eigenaar van [bedrijf 2] naar de bank gegaan. Hij was met de verdachte bij de notaris en de verdachte heeft de betaling met de oude eigenaar geregeld. [naam 3] heeft verklaard dat hij alleen op papier als eigenaar staat vermeld. [naam 3] heeft een nieuwe bankpas voor de bankrekening aangevraagd. De verdachte had al een uittreksel van de Kamer van Koophandel van [bedrijf 2] bij zich en heeft dit aan [naam 3] gegeven. Volgens [naam 3] bleef de verdachte al die tijd buiten staan en is hij niet mee naar binnen gegaan. [naam 3] heeft de papieren voor het aanvragen van de bankpas ingevuld en deze papieren ingeleverd bij de verdachte (p. 3853). De verdachte heeft in een telefoongesprek met zijn zoon gesproken over [bedrijf 2] en gezegd dat hij twee pasjes heeft (p.3990).
Uit onderzoek naar het IP-adres van de verdachte is gebleken dat vanaf het adres van de verdachte via internetbankieren is ingelogd op de bankrekening van [bedrijf 2] (p. 3956). Ten tijde van zijn aanhouding was de verdachte bij de ABN AMRO bank ingelogd op de bankrekening van [bedrijf 2] (p. 2641 en 2647). Ook is bij de verdachte een bankpas aangetroffen, behorende bij deze bankrekening (p. 654).
Vierde gedachtestreepje: [bedrijf 3]
In de periode van 17 december 2014 tot en met 5 januari 2015 is op de bankrekening met nummer [rekeningnummer 5] ten name van [bedrijf 3] een bedrag in contanten gestort van in totaal € 364.890 (p. 2369 en 2372- 2382).
[naam 5] is met ingang van 1 september 2014 als eigenaar vermeld in het uittreksel van de Kamer van Koophandel van de eenmanszaak [bedrijf 3] (p. 3656). De bankpassen en inlogcodes zijn door de verdachte bij [naam 5] opgehaald. [naam 5] heeft verklaard dat hij zelf nooit gebruik heeft gemaakt van de rekening via internetbankieren. Via zijn privérekening op zijn computer zag hij dat op de rekening van [bedrijf 3] een bedrag van € 70.000 stond en dat hij, nadat hij de verdachte had gevraagd niet zo veel geld op zijn eenmanszaak te zetten, zag dat er geen geld meer op de rekening stond. Ook heeft [naam 5] verklaard dat hij geen bankafschriften van de rekening van [bedrijf 3] kreeg (p. 3823). In een schriftelijke weergave van een opgenomen telefoongesprek, waarin is gesproken over een uittreksel van de Kamer van Koophandel van [bedrijf 3] , bevestigt de verdachte dat dit uittreksel bij hem is (p. 4003). In de woning van de verdachte is een uittreksel van de Kamer van Koophandel aangetroffen betreffende [bedrijf 3] (p. 3018). Ook de bankpas (pas nr. 531) horende bij de bankrekening van [bedrijf 3] is bij de verdachte aangetroffen ten tijde van zijn aanhouding (p. 654 en 3975).
Vijfde gedachtestreepje: [bedrijf 4]
In de periode van 15 december 2014 tot en met 19 december 2014 is op de bankrekening met nummer [rekeningnummer 6] ten name van [bedrijf 4] een bedrag in contanten gestort van in totaal € 260.660 (p. 2388 en p. 2392-2397).
[naam 5] is sinds 27 mei 2014 bestuurder van [bedrijf 4] (p. 3657). [naam 5] heeft op verzoek van de verdachte de vennootschap op zijn naam gezet (p. 3821) en geholpen om een bankrekening te openen toen dat niet lukte door de bestuurder [naam 6] (p. 3823). De verdachte heeft de brief met inlogcode en twee bankpassen bij [naam 5] opgehaald (p. 3823). [naam 5] kreeg geen bankafschriften van [bedrijf 4] te zien (p. 3823) en heeft geen kopieën gemaakt van de brieven van de bank met inlogcodes (p. 3823 en 3824). Uit tapgesprekken tussen de verdachte en [naam 5] volgt dat de verdachte naar de akte van [bedrijf 4] wil kijken om te zien of [naam 2] daar weggehaald is zodat ze een rekening kunnen openen bij de bank (p. 2825). De verdachte geeft [naam 5] opdracht om een aanvraag in te dienen bij de bank zodra hij [naam 2] heeft weggehaald zodat de verdachte op elk moment geld kan overmaken naar de bankrekening van [bedrijf 4] (p. 2826). De verdachte geeft [naam 5] opdracht om tegen de notaris te zeggen dat [naam 2] weer terugkomt na het openen van de rekening (p. 2828). [naam 5] informeert de verdachte dat hij een pinpas en een rekening van [bedrijf 4] bij de ABN AMRO heeft ontvangen per post en dat hij bang was dat hij op een zwarte lijst stond, maar dat dat niet het geval is. De verdachte draagt [naam 5] op om ‘seal bag’ aan te vragen, de rekening te activeren en een extra pasje aan te vragen (p. 2831). In de woning van verdachte zijn documenten aangetroffen die verband houden met [bedrijf 4] , zoals een uittreksel van de Kamer van Koophandel (p. 3018), een factuur en pinbon (p. 3018), een formulier “wijziging activiteiten” (p.3018) en een brief van de ABN AMRO met de mededeling van ontvangst van een nieuwe betaalpas en de bijbehorende pincode (p. 3067-3068). Een bankpas horende bij de bankrekening van [bedrijf 4] is bij de verdachte aangetroffen ten tijde van zijn aanhouding
(p. 654).
Zesde gedachtestreepje: [bedrijf 5]
In de periode van 25 juni 2014 tot en met 5 december 2014 is van de bankrekeningen met nummer [rekeningnummer 7] en [rekeningnummer 8] ten name van [bedrijf 5] een bedrag overgemaakt naar een bankrekening ten name van [bedrijf 1] van in totaal € 733.066,78 (p. 2843 tot en met 2846). [naam 7] heeft bij de rechter-commissaris (RC verhoor van 19 juni 2015) verklaard dat hij vanaf mei 2014 contant geld kreeg van [naam 8] en hij begreep dat dit afkomstig was van de verdachte. Vanaf de zomer van 2014 kreeg hij het contante geld van de verdachte zelf. Het contante geld gebruikte [naam 7] om zijn werknemers en zzp’ers te betalen. Dat scheelde hem veel belasting. Vervolgens boekte hij vanaf zijn BV’s ter compensatie van dat cashgeld giraal geld naar de rekening van [bedrijf 5] dat afkomstig was van legale opbrengsten van zijn ondernemingen. Ook nadat [naam 9] vanaf
12 september 2014 (p. 3650) enig aandeelhouder is geworden van [bedrijf 5] heeft [naam 7] tot en met oktober 2014 zorg gedragen voor overboekingen van gelden van [bedrijf 5] naar [bedrijf 1] . Deze overboekingen deed [naam 7] , ook wanneer hij deze deed op de [adres 2] , vanaf zijn eigen computer. Na oktober 2014 heeft hij 5 of 6 keer verschillende bedragen overgemaakt. De overboekingen van [bedrijf 5] naar [bedrijf 1] deed [naam 7] in opdracht van de verdachte. Voor de overboekingen naar [bedrijf 1] kreeg [naam 7] van de verdachte factuurnummers die hij bij de overboekingen vermeldde. De verdachte zegde hem toe dat zijn boekhouder en accountant alles in orde zouden maken en [naam 7] maakte daaruit op dat facturen zouden worden opgemaakt. [naam 7] heeft de bankpasjes en pincode aan [naam 14] gegeven waarbij hij wist dat deze voor de verdachte waren bestemd
(RC-verhoor van 19 juni 2015).
Zevende gedachtestreepje: [bedrijf 6]
In de periode van 13 oktober 2014 tot en met 3 december 2014 is van de bankrekening met nummer [rekeningnummer 9] ten name van [bedrijf 6] een bedrag overgemaakt naar een bankrekening van [bedrijf 1] ter hoogte van in totaal € 189.840,49 (p. 2843).
[naam 7] heeft bij de rechter-commissaris verklaard dat hij de overboekingen van [bedrijf 6] naar [bedrijf 1] op dezelfde manier heeft gedaan als de overboekingen van [bedrijf 5] naar [bedrijf 1] .
Achtste gedachtestreepje: [bedrijf 7]
In de periode van 25 september 2013 tot en met 29 april 2014 is op de bankrekening met nummer [rekeningnummer 10] ten name van [bedrijf 7] een bedrag in contanten gestort van in totaal € 596.110 (p. 991 en 995-996).
[medeverdachte 2] is sinds 12 juli 2013 enig aandeelhouder en bestuurder van [bedrijf 7] (p. 3608). De verdachte heeft van 12 juli 2013 tot 8 januari 2014 ingeschreven gestaan als gevolmachtigde voor deze B.V. (p. 3611). [medeverdachte 2] heeft bij de rechter-commissaris verklaard dat de verdachte hem heeft benaderd om de ondernemingen op zijn naam te zetten, omdat de verdachte zijn uitkering zou verliezen als de ondernemingen op zijn naam stonden (RC-verhoor van 12 juni 2015). Bij de politie heeft [medeverdachte 2] verklaard dat hij op papier eigenaar was maar dat hij feitelijk geen bemoeienis had met de bedrijven. Hij heeft geen idee wat de omzet van het bedrijf was (p. 20035). De bankpasjes en de bankrekeningen waren in handen van de verdachte (p. 3785).
In de woning van de verdachte zijn documenten aangetroffen, waaronder bankgegeven en een balans, die betrekking hebben op [bedrijf 7] (p. 3017, 3289 en 3384).
Negende gedachtestreepje; [bedrijf 8] rekeningnummer [rekeningnummer 11]
In de periode van 25 september 2013 tot en met 18 februari 2014 is op de bankrekening met nummer [rekeningnummer 11] ten name van [bedrijf 8] een bedrag in contanten gestort van in totaal € 1.219.200 (p. 1003).
[medeverdachte 2] was vanaf 14 augustus 2013 enig aandeelhouder en bestuurder van deze B.V. (p. 3577). [medeverdachte 2] heeft bij de politie verklaard dat deze B.V. van een zakenrelatie van de verdachte was en dat het de bedoeling was om Poolse werknemers binnen te halen. Toen er twee Poolse werknemers waren is de bedrijfsrekening van de B.V. door de bank vleugellam gemaakt. De verdachte had volgens [medeverdachte 2] de beschikking over de bankpassen en de TAN-codes. [medeverdachte 2] denkt dat het opheffen van de rekening te maken had met de contante stortingen en overboekingen naar het buitenland (p. 20034)
De woning en de laptop van de verdachte zijn onderzocht. Op de laptop van de verdachte zijn facturen aangetroffen van [bedrijf 8] met daarop verschillende, aan [bedrijf 8] toebehorende, bankrekeningnummers (p. 3371-3376).
Tiende gedachtestreepje: [bedrijf 8] rekeningnummer [rekeningnummer 12]
In de periode van 25 september 2013 tot en met 6 mei 2014 is op de bankrekening met nummer [rekeningnummer 12] ten name van [bedrijf 8] een bedrag in contanten gestort van in totaal € 538.950 (p. 1145-1152).
[medeverdachte 2] was vanaf 14 augustus 2013 enig aandeelhouder en bestuurder van deze B.V. (p. 3577). [medeverdachte 2] heeft bij de politie verklaard dat deze B.V. van een zakenrelatie van de verdachte was en dat het de bedoeling was om Poolse werknemers binnen te halen. Toen er twee Poolse werknemers waren is de bedrijfsrekening van de B.V. door de bank vleugellam gemaakt. De verdachte had volgens [medeverdachte 2] de beschikking over de bankpassen en de TAN-codes. [medeverdachte 2] denkt dat het opheffen van de rekening te maken had met de contante stortingen en overboekingen naar het buitenland (p. 20034)
De woning en de laptop van verdachte zijn onderzocht. Op de laptop van verdachte zijn facturen aangetroffen van [bedrijf 8] met daarop verschillende, aan [bedrijf 8] toebehorende, bankrekeningnummers (p. 3288 en 3371-3376).
Elfde gedachtestreepje: [bedrijf 9]
In de periode van 19 mei 2011 tot en met 30 april 2014 is op de bankrekening met nummer [rekeningnummer 13] ten name van [naam 11] een bedrag in contanten gestort van in totaal € 821.090 (p. 1215 en 1225-1229).
[medeverdachte 2] was vanaf 13 april 2011 samen met [naam 10] vennoot van de vennootschap onder firma [bedrijf 9] . De Belastingdienst heeft geconstateerd dat de verdachte een gevolmachtigde was van [bedrijf 9] en beschikkingsbevoegd was over de bankrekening van [bedrijf 9] (p. 2439-2446). Van [naam 12] , die op verzoek van de verdachte de boekhouding zou verzorgen, kreeg de belastingdienst informatie dat geen stukken zijn aangeleverd (p. 2442). Op de laptop van de verdachte is een bankafschrift van een bankrekening van [bedrijf 9] aangetroffen (p. 3235-3236).
Twaalfde gedachtestreepje: [bedrijf 10]
In de periode van 20 maart 2012 tot en met 29 april 2014 is op de bankrekening met nummer [rekeningnummer 14] ten name van [bedrijf 10] een bedrag in contanten gestort van in totaal € 495.265 (p. 1373 en 1387-1388).
[medeverdachte 2] heeft verklaard dat de verdachte hem heeft gevraagd de B.V. op zijn naam te zetten omdat de verdachte een uitkering had en daarom geen bedrijf op zijn naam kon zetten (p. 3782). Sinds 5 maart 2012 was [medeverdachte 2] bestuurder van de B.V. en vanaf 14 januari 2014 enig aandeelhouder. [medeverdachte 2] heeft verklaard dat met de verdachte geen afspraken zijn gemaakt over het krijgen van een deel van de winst (p. 3782). [medeverdachte 2] heeft bij de politie verklaard dat de verdachte de drijvende kracht was achter de onderneming, dat hij het girale deel deed en dat hij de beschikking had over de rekeningen en de pasjes.
[medeverdachte 2] heeft op 12 juni 2015 bij de rechter-commissaris verklaard dat [naam 1] met behulp van de computer overschrijvingen deed voor onder meer [bedrijf 10] . [naam 4] heeft verklaard dat verdachte feitelijk alles regelde voor [bedrijf 10] . De verdachte deed al het werk en papieren waren bij de verdachte (p. 3873). Deze verklaringen worden ondersteund door het boekenonderzoek dat is uitgevoerd door de Belastingdienst, waaruit wordt geconcludeerd dat verdachte de feitelijke bestuurder is van [bedrijf 10] (p. 2457). De bankrekening van [bedrijf 10] heeft het adres van de verdachte als correspondentieadres (p. 1372).
In de woning van de verdachte zijn bankafschriften van [bedrijf 10] aangetroffen (p. 3321-3325), alsmede emailberichten gericht aan [bedrijf 10] , waarin naam-, adres- en bankgegevens werden verstrekt van onder meer bankrekeningen in China en Hong Kong (p. 3126-3128).
Dertiende gedachtestreepje: [bedrijf 11]
In de periode van 17 januari 2014 tot en met 30 mei 2014 is op de bankrekening met nummer [rekeningnummer 15] ten name van [bedrijf 11] een bedrag in contanten gestort van in totaal € 1.761.150 (p.1428 en 1443-1463).
[medeverdachte 2] is sinds 15 januari 2014 enig aandeelhouder en bestuurder van de B.V. (p. 3591-3592). Ten behoeve van de B.V. werd een garagebox gehuurd in een perceel aan de [adres 3] (p. 3770). [medeverdachte 2] heeft verklaard (p. 3785 e.v.) dat hij op papier eigenaar of aandeelhouder is maar dat hij feitelijk geen bemoeienis had met de vennootschap. Hij had niet de beschikking over bankpasjes en bankrekeningen. Die waren in handen van de verdachte. [medeverdachte 2] heeft op 12 juni 2015 bij de rechter-commissaris verklaard dat [naam 1] met behulp van de computer overschrijvingen deed voor onder meer [bedrijf 11]
In de woning van de verdachte zijn een balans en facturen aangetroffen van [bedrijf 11] waarop het voorbehoud vermeld stond dat de goederen eigendom blijven van [bedrijf 10] (p. 3378-3381).
Veertiende gedachtestreepje: [bedrijf 12] rekeningnummer [rekeningnummer 16]
Bij een observatie op 7 januari 2015 is waargenomen dat [medeverdachte 3]
(hierna: [medeverdachte 3] ) tezamen met de verdachte op Schiphol in contanten een geldbedrag heeft gestort op een bankrekening (p. 660). Na onderzoek van de ABN AMRO bank bleek dit een storting te betreffen van € 10.000 op rekening [rekeningnummer 16] ten name van [bedrijf 12] (p. 3904 en 3927). De onderneming [bedrijf 12] Import en Export is een eenmanszaak op naam van [medeverdachte 3] (p. 3601). Deze storting heeft plaatsgevonden vlak voor de aanhouding van de verdachte en [medeverdachte 3] op Schiphol. De rechtbank heeft aan de hand van camerabeelden vastgesteld dat [medeverdachte 3] en de verdachte tezamen bij de betreffende bankvestiging zijn aangekomen, waarbij de verdachte een tasje in zijn hand droeg waar het gestorte geldbedrag uit is gekomen. Bij de aanhouding is bij [medeverdachte 3] de bankpas 386 behorende bij het hiervoor genoemde rekeningnummer aangetroffen (p. 3904).
Vijftiende gedachtestreepje: [bedrijf 12] rekeningnummer [rekeningnummer 17]
In de periode van 1 januari 2015 tot en met 7 januari 2015 is van bankrekeningnummer [rekeningnummer 17] ten name van [bedrijf 12] B.V. € 167.950 overgeboekt naar een bankrekening ten name van [bedrijf 1] (p. 3902 en 3917-3921). In dezelfde periode is van dezelfde bankrekening een totaalbedrag van € 179.950 overgeboekt naar een bankrekening ten name van [bedrijf 2] (p. 3902 en 3917-3923).
Uit onderzoek is gebleken dat [medeverdachte 3] procuratiehouder was van bankrekeningnummer [rekeningnummer 17] (p. 3900). In de periode 1 januari 2015 tot en met 7 januari 2015 is een bedrag van € 338.420 in contanten gestort op Schiphol, in Breukelen en in Maarsen. Deze stortingen hebben plaatsgevonden met bankpas nummer 512 die ten tijde van de aanhouding op 7 januari 2015 bij [medeverdachte 3] is aangetroffen. Uit camerabeelden blijkt dat de stortingen op 5 en 6 januari 2015 zijn gedaan door [medeverdachte 3] en zijn partner en dat de storting op 4 januari 2015 vermoedelijk door de verdachte is gedaan op Schiphol (p. 3904). Uit de onderzochte bankrekening is gebleken dat de contante stortingen werden doorgeboekt naar [bedrijf 1] en [bedrijf 2] . Uit de bankafschriften van [bedrijf 12] volgt dat zonder de contante stortingen op 4, 5, 6 en 7 januari 2015 het banksaldo ontoereikend was om de overboekingen naar [bedrijf 1] en [bedrijf 2] te kunnen uitvoeren (p. 3902).
Contante gelden aangetroffen op 7 januari 2015
Ten tijde van zijn aanhouding op 7 januari 2015 op Schiphol is bij de verdachte een contant geldbedrag van € 40.000 aangetroffen (p. 672, 3777 en 3780B). Tijdens de doorzoeking van de woning van de verdachte, Van [adres 2] , is een contant geldbedrag van € 246.250 aangetroffen (p. 572-573 en 3780C).
Op 7 januari 2015 zijn de verdachte en [medeverdachte 3] naar Schiphol gegaan. Op de ter terechtzitting in eerste aanleg (proces-verbaal van de terechtzitting van 23 september 2015 en 2 oktober 2015, p. 3) is op de getoonde camerabeelden door de rechtbank gezien dat de verdachte in het gezelschap is van [medeverdachte 3] . De verdachte heeft een tasje in zijn hand, de verdachte en [medeverdachte 3] begeven zich naar de rij van de geldautomaat, [medeverdachte 3] voert bij de automaat handelingen uit onder het toeziend oog van de verdachte, de verdachte en [medeverdachte 3] lopen ieder naar een pc, de verdachte overhandigt de tas aan [medeverdachte 3] die daar iets uit pakt en het in zijn zak stopt, de verdachte blijft achter de pc zitten terwijl [medeverdachte 3] terug loopt naar de rij voor de geldautomaat. Korte tijd later zijn beiden aangehouden. [medeverdachte 3] was ten tijde van zijn aanhouding op Schiphol in het bezit van € 10.180
(p. 3779 en 3780G-3780H). Het hof is gelet op de nauwe en bewuste samenwerking met betrekking tot dit geldbedrag en het bij de verdachte aangetroffen bedrag van € 40.000 van oordeel dat [medeverdachte 3] en de verdachte dit tezamen en in vereniging voorhanden hebben gehad zodat sprake is van medeplegen.
Ten aanzien van het geldbedrag van € 246.250 dat is aangetroffen in de woning, zal het hof eveneens medeplegen bewezen achten nu de verdachte geld kreeg van anderen om wit te wassen en onder andere [naam 1] op de hoogte was van dit witwassen en het voorhanden hebben van grote geldbedragen in de woning.
Herkomst van de gelden
Uit het onderhavige onderzoek is gebleken dat:
  • de verdachte nauw samenwerkte met [naam 1] , die in verband wordt gebracht met een persoon die betrokken zou zijn bij het invoeren en verhandelen van verdovende middelen,
  • de verdachte samenwerkte met medeverdachten waardoor hij de beschikking kreeg over bankrekeningen van vele vennootschappen die geen bedrijfsactiviteiten ontplooiden,
  • de verdachte grote geldbedragen contant heeft gestort op meerdere bankrekeningen,
  • alle gestorte gelden korte tijd na de storting naar andere vennootschappen werden overgeboekt en/of naar buitenlandse bankrekeningen werden overgeboekt,
  • de verdachte grote geldbedragen in zijn woning voorhanden heeft gehad,
  • de verdachte een groot geldbedrag bij zich droeg ten tijde van zijn aanhouding,
  • de verdachte veelvuldig contante bedragen heeft gestort op eigen rekening
  • de inkomsten van verdachte bestaan uit een uitkering van € 18.000 bruto per jaar,
Deze feiten en omstandigheden rechtvaardigen het vermoeden van witwassen van opbrengsten van misdrijven. Gelet op dit vermoeden mag van verdachte worden verwacht dat hij een concrete, min of meer verifieerbare en niet op voorhand hoogst onwaarschijnlijke verklaring geeft voor de herkomst van de gelden. Dit heeft verdachte niet gedaan; hij geeft, op enkele duizenden euro’s na, geen verklaring over de legale herkomst van de gelden. Gelet op het voorgaande is het hof van oordeel dat het niet anders kan, dan dat de gelden van misdrijf afkomstig zijn en dat verdachte dat wist.
Gewoontewitwassen
Gelet op het structurele karakter van het witwassen, in het bijzonder de lange periode en het grote aantal transacties, oordeelt het hof dat sprake is van gewoontewitwassen.
Feit 2 onder A en B
In de woning van de verdachte zijn op 7 januari 2015 verschillende bescheiden aangetroffen, waaronder een vrachtbrief gericht aan [bedrijf 14] in Egypte (p. 3721), alsmede twee facturen van [bedrijf 1] gericht aan [bedrijf 5] (p. 2854) respectievelijk [bedrijf 6] (p. 2856).
Door een ambtenaar van de Belastingdienst met de functie documenten-deskundige is onderzoek verricht naar de vrachtbrief van [bedrijf 1] gericht aan [bedrijf 14] in Egypte en geconcludeerd dat deze vals is (p. 3719). Deze conclusie is vooral gebaseerd op het feit dat het geschift geheel is vervaardigd door machineschrift en dat de kopieafbeeldingen van de handtekeningen identieke kenmerken vertonen voor wat betreft detailleringen alsmede de positionering daarvan (p. 3718).
Na onderzoek door de politie is geconcludeerd dat de hiervoor genoemde facturen van [bedrijf 1] vals zijn, nu deze geschriften mankementen vertonen ten aanzien van data, nummering, bedragen en omschrijvingen (p. 2850-2853). [naam 7] heeft verklaard dat zijn ondernemingen [bedrijf 5] en [bedrijf 6] geen goederen en/of diensten hebben geleverd aan [bedrijf 1] . Om deze reden komt [bedrijf 1] niet voor in de administratie van [bedrijf 5] respectievelijk [bedrijf 6] . De bij de verdachte aangetroffen facturen zijn volgens [naam 7] niet bij hem bekend (p. 3863), de factuurnummers waren afkomstig van de verdachte (p. 3865) en de facturen zijn vals (p. 3869).

Bespreking van een gevoerd verweer ten aanzien van feit 1

De verdediging voert aan dat de rol van de verdachte beperkt was. Anderen dan de verdachte hebben de aanvoerroutes van het geld georganiseerd en de verdachte is hiervoor niet verantwoordelijk. Hij is niet degene geweest die heeft bedacht hoe het verhullen van de aard en herkomst van het geld moest plaatsvinden.
Het hof volgt dit standpunt van de verdediging niet. Weliswaar bevat het dossier aanwijzingen dat ook anderen betrokken waren bij het witwassen, maar dit neemt niet weg dat de verdachte daarbij een langdurige en belangrijke rol heeft gehad. Vaststaat dat [medeverdachte 2] , die op verzoek van de verdachte bedrijven op zijn naam zette, al in 2011 samen met [naam 10] vennoot was van de vennootschap onder firma [bedrijf 9] was (p. 2439-2446). De Belastingdienst constateerde in 2011 dat de verdachte bij vele andere ondernemingen was betrokken (p. 2441). Dit blijkt eveneens uit de verklaringen van medeverdachten. Onder meer [medeverdachte 2] en [naam 5] hebben verklaard dat de verdachte hen benaderde om bedrijven op hun naam te zetten (p. 20034 en 3821) terwijl zij geen feitelijke ondernemingsactiviteiten verrichtten. [medeverdachte 2] verklaarde bijvoorbeeld bij de politie dat hij op papier eigenaar was, geen bemoeienis had met [bedrijf 9] en geen idee had wat de omzet van het bedrijf was (p. 20035). Ook de boekhouding werd niet aangeleverd bij de boekhouder (p. 2442). Het dossier bevat voldoende aanwijzingen dat de vennootschappen waar de verdachte en de medeverdachten bij betrokken waren geen bedrijfsactiviteiten verrichtten.
De verdachte had feitelijk de beschikking over de vennootschappen en hij gebruikte ze slechts om samen met anderen grote geldbedragen te storten en over te boeken naar bankrekeningen van andere vennootschappen en/of naar bankrekeningen in het buitenland. Zo verklaarde [naam 4] dat de verdachte feitelijk alles regelde voor Bizniz Unlimited en dat de papieren bij de verdachte waren. (p. 3873) De bankafschriften van deze vennootschap zijn bij de verdachte aangetroffen, alsmede e-mailberichten met informatie voor het overboeken naar onder meer bankrekeningen in China en Hongkong (p. 3126-3128).
De verdachte zag er op toe dat, zodra een vennootschap op naam stond van iemand die hij daarvoor had benaderd, de inschrijving bij de Kamer van Koophandel werd geregeld, het paspoort van de betrokkene werd gekopieerd, dat een bankrekening werd geopend, dat hij de beschikking kreeg over de bankpasjes en (TAN-)codes om gebruik te kunnen maken van de bankrekening. Daarbij werd zo veel mogelijk voorkomen dat degenen op wiens naam de vennootschap stond inzicht kreeg in de bankafschriften (p. 3785, 3823, 3851). De verdachte regelde onder meer dat [naam 3] werd ondersteund door [naam 4] om problemen bij de bank op te lossen met betrekking tot [bedrijf 1] (p. 3874) en regelde een kantoor (p. 2838) om de schijn op te houden dat sprake was van een onderneming. De verdachte ging mee naar de notaris om [bedrijf 1] en [bedrijf 2] op naam van [naam 3] te zetten (p. 40029), maar bleef buiten wachten als [naam 3] naar de bank moest (p. 40037).
De verdachte wist dat de banken argwanend waren ten aanzien van de contante stortingen. [medeverdachte 2] heeft verklaard dat de banken met vragenlijsten kwamen en dat hij met de verdachte heeft gezeten om hierop te antwoorden (p. 3784). De verdachte heeft, aldus [medeverdachte 2] , de bedrijfsrekening van [medeverdachte 2] [bedrijf 10] ter beschikking gehad omdat de verdachte tijdelijk geen bankzaken kon doen op de rekening van [bedrijf 10] en de bankrekening was opgeheven (p. 3785). [medeverdachte 2] verklaart dat het openen van een bankrekening bij de ABN AMRO niet lukte voor de verdachte omdat die een wat strenger beleid hadden (p.3791). Ook de bedrijfsrekening van [bedrijf 8] is opgeheven (p. 3785) waarna de verdachte [naam 5] benaderde om de vennootschap een week op zijn naam te zetten zodat de blokkade bij de bank kon worden opgeheven (p. 3827). Het eventueel gebruik maken van de legitimatie van een Poolse werknemer om een vennootschap op diens naam te laten zetten, werd hierbij niet geschuwd (p. 2822).
Uit de verklaring van [naam 5] blijkt dat de verdachte een goed beeld had van de rol van de banken: ‘Eerst tekenende hij twee grote bolletjes met daarin de ING en de ABN AMRO, hier zetten we het geld op, trok hij lintjes naar andere banken, volgens mij, kleine Nederlandse banken, SNS. De grote banken hebben we nodig om het groot op te zetten, daar hebben we niet zo veel vrijheid, vervolgens gaat het geld vanaf de kleine banken naar het buitenland, volgens mij heeft hij ook KNAB gebruikt’ (p. 3827).
Ten aanzien van het witwassen met behulp van [bedrijf 6] en [bedrijf 5] valt op hoe geraffineerd de verdachte en zijn medeverdachten te werk zijn gegaan. [naam 7] heeft verklaard dat hij financiële problemen kreeg nadat een grote opdrachtgever wegviel. [naam 7] kreeg contant geld, waarvan hij wist dat dit afkomstig was van de verdachte, om zijn werknemers zwart uit te betalen. Dit scheelde [naam 7] veel belasting en met behulp van valse facturen maakte [naam 7] geld van legale opbrengsten van zijn ondernemingen over van zijn BV’s naar [bedrijf 1] en [bedrijf 2] (p. 3864 en verklaring [naam 7] bij de RC op 19 juni 2015). Voor de overboekingen naar [bedrijf 1] kreeg [naam 7] van de verdachte factuurnummers die hij bij de overboekingen vermeldde. De verdachte zegde hem toe dat zijn boekhouder en accountant alles in orde zouden maken en [naam 7] maakte daaruit op dat facturen zouden worden opgemaakt (verklaring [naam 7] bij de RC op 19 juni 2015) maar er is geen werk voor [bedrijf 1] verricht (p. 3863). De verdachte heeft vervolgens geregeld dat hij de beschikking kreeg over de bankrekening en bankpassen van [bedrijf 5] en [bedrijf 6] zodat hij deze rekeningen kon gebruiken om wit te wassen.
Gelet op het voorgaande is het hof van oordeel dat de verdachte zeer goed bekend is met het witwassen van grote bedragen. Anders dan de verdachte doet voorkomen, heeft hij zelf veel initiatief genomen in het benaderen van medeverdachten en in het regelen of laten regelen van formaliteiten en besprekingen in verband met de vennootschappen. Dat anderen de bedragen leverden die moesten worden witgewassen, is onvoldoende om aan te nemen dat de verdachte slechts een uitvoerende taak heeft gehad.

Bewezenverklaring

Het hof acht wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte het onder 1 en 2 onder A en B ten laste gelegde heeft begaan, met dien verstande dat hij:
1.
in de periode van 8 juli 2011 tot en met 7 januari 2015 te Amsterdam en/of Schiphol, gemeente Haarlemmermeer, en/of Maarssen en/of Breukelen tezamen en in vereniging met een ander of anderen, van het plegen van witwassen een gewoonte heeft gemaakt, immers heeft hij, verdachte, van meerdere geldbedragen, te weten:
- in de periode van 6 februari 2012 tot en met 16 mei 2014 een geldbedrag van in totaal
€ 271.240,00, contant gestort op de rekeningen t.n.v. [verdachte] met rekeningnummers [rekeningnummer 1] en [rekeningnummer 2] ;
  • in de periode van 1 maart 2014 tot en met 7 januari 2015 een geldbedrag van in totaal € 3.136.600,00, contant gestort op rekening t.n.v. [bedrijf 1] met rekeningnummer [rekeningnummer 3] ;
  • in de periode van 11 augustus 2014 tot en met 5 januari 2015 een geldbedrag van in totaal € 1.731.740,00, contant gestort op rekening t.n.v. [bedrijf 2] met rekeningnummer [rekeningnummer 4] ;
  • in de periode van 17 december 2014 tot en met 5 januari 2015 een geldbedrag van in totaal € 364.890,00, contant gestort op rekening t.n.v. [bedrijf 3] met rekeningnummer [rekeningnummer 5] ;
  • in de periode van 15 december 2014 tot en met 27 januari 2015 een geldbedrag van in totaal € 260.660,00, contant gestort op rekening t.n.v. [bedrijf 4] met rekeningnummer [rekeningnummer 6] ;
  • in de periode van 25 juni 2014 tot en met 5 december 2014 een geldbedrag van in totaal € 733.066,78, overgemaakt van de rekeningen t.n.v. [bedrijf 5] met rekeningnummers 60.80.27.782 en [rekeningnummer 8] naar de rekening t.n.v. [bedrijf 1] ;
  • in de periode van 13 oktober 2014 tot en met 3 december 2014 een geldbedrag van in totaal € 189.840,49, overgemaakt van de rekening t.n.v. [bedrijf 6] met rekeningnummer [rekeningnummer 9] naar de rekening t.n.v. [bedrijf 1] ;
  • in de periode van 25 september 2013 tot en met 29 april 2014 een geldbedrag van in totaal € 596.110,00, contant gestort op rekening t.n.v. [bedrijf 7] met rekeningnummer [rekeningnummer 10] ;
  • in de periode van 25 september 2013 tot en met 18 februari 2014 een geldbedrag van in totaal € 1.219.200,00, contant gestort op rekening t.n.v. [bedrijf 8] met rekeningnummer [rekeningnummer 11] ;
  • in de periode van 25 september 2013 tot en met 6 mei 2014 een geldbedrag van in totaal ongeveer € 538.950,00, contant gestort op rekening t.n.v. [bedrijf 8] met rekeningnummer [rekeningnummer 12] ;
  • in de periode van 19 mei 2011 tot en met 30 april 2014 een geldbedrag van in totaal € 821.090,00, contant gestort op rekening t.n.v. [bedrijf 9] met rekeningnummer [rekeningnummer 13] ;
  • in de periode van 20 maart 2012 tot en met 29 april 2014 een geldbedrag van in totaal € 495.265,00, contant gestort op rekening t.n.v. [bedrijf 10] met rekeningnummer [rekeningnummer 14] ;
  • in de periode van 17 januari 2014 tot en met 30 mei 2014 een geldbedrag van in totaal € 1.761.150,00, contant gestort op rekening t.n.v. [bedrijf 11] met rekeningnummer [rekeningnummer 15] ;
  • op 7 januari 2015 een geldbedrag van in totaal € 10.000,00, contant gestort op de rekening t.n.v. [bedrijf 12] met rekeningnummer [rekeningnummer 16] ;
  • in de periode van 2 januari 2015 tot en met 7 januari 2015 een geldbedrag van in totaal € 167.950,00, overgemaakt van de rekening t.n.v. [bedrijf 12] met rekeningnummer [rekeningnummer 17] naar [bedrijf 1] en een geldbedrag van in totaal € 179.950,00, overgemaakt van de rekening t.n.v. [bedrijf 12] met rekeningnummer [rekeningnummer 17] naar [bedrijf 2] ;
de werkelijke aard en de herkomst verhuld en heeft hij verhuld wie de rechthebbenden op voornoemde geldbedragen waren, terwijl hij en zijn mededaders wisten dat die geldbedragen - onmiddellijk of middellijk - afkomstig waren uit een misdrijf;
en
op 7 januari 2015 te Amsterdam en Schiphol, gemeente Haarlemmermeer, tezamen en in vereniging met anderen, van het plegen van witwassen een gewoonte heeft gemaakt, immers hebben hij, verdachte, en zijn mededaders de navolgende voorwerpen, te weten geldbedragen, voorhanden gehad:
  • op 7 januari 2015 een geldbedrag van € 40.000 aangetroffen bij aanhouding verdachte;
  • op 7 januari 2015 een geldbedrag van € 10.180 aangetroffen bij aanhouding medeverdachte [medeverdachte 1]
  • op 7 januari 2015 een geldbedrag van € 246.520 aangetroffen in woning verdachte,
zulks terwijl hij en zijn mededaders wisten, dat die voorwerpen - onmiddellijk of middellijk - afkomstig waren uit enig misdrijf;
2.
op 7 januari 2015 te Amsterdam, opzettelijk een valse vrachtbrief en valse facturen, te weten:
A.
een vrachtbrief met nummer [nummer] voorhanden heeft gehad, zijnde een geschrift dat bestemd was om tot bewijs van enig feit te dienen - als ware het echt en onvervalst – bestaande die valsheid hierin dat in strijd met de waarheid op die vrachtbrief vermeld staat dat [bedrijf 1] een container met gebruikte horeca apparatuur naar [bedrijf 14] in Egypte heeft laten vervoeren
en
B.
een factuur d.d. 1 september 2014 ad 3.479,96 euro afkomstig van [bedrijf 1] en gericht aan [bedrijf 5] en een factuur d.d. 3 oktober 2014 ad 6.431,15 euro afkomstig van [bedrijf 1] en gericht aan [bedrijf 6] voorhanden heeft gehad, zijnde geschriften die bestemd waren om tot bewijs van enig feit te dienen - als ware het echt en onvervalst – bestaande die valsheid hierin dat in strijd met de waarheid op die factuur vermeld staat dat [bedrijf 1] diensten heeft geleverd aan [bedrijf 5] en dat [bedrijf 5] daarvoor een commissie dient te betalen ter waarde van 3.479,96 (inclusief BTW) en op die factuur vermeld dat [bedrijf 1] diensten heeft geleverd aan [bedrijf 6] en dat [bedrijf 6] daarvoor een commissie dient te betalen ter waarde van 6.431,15 (inclusief BTW),
terwijl hij, verdachte, wist dat die geschriften bestemd waren voor gebruik als ware het echt en onvervalst.
Voor zover in de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten staan, zijn deze verbeterd. Verdachte is hierdoor niet in de verdediging geschaad.
Hetgeen onder 1 en 2 onder A en B meer of anders is ten laste gelegd, is niet bewezen. De verdachte moet hiervan worden vrijgesproken.

Strafbaarheid van het bewezen verklaarde

Geen omstandigheid is aannemelijk geworden die de strafbaarheid van het onder 1 en 2 onder A en B bewezen verklaarde uitsluit, zodat dit strafbaar is.
Het onder 1 bewezen verklaarde levert op:
medeplegen van gewoontewitwassen.
Het onder 2 bewezen verklaarde levert op:
valsheid in geschrift, meermalen gepleegd.

Strafbaarheid van de verdachte

Geen omstandigheid is aannemelijk geworden die de strafbaarheid van de verdachte ten aanzien van het onder 1 en 2 onder A en B bewezen verklaarde uitsluit, zodat de verdachte strafbaar is.

Oplegging van straf

De rechtbank Amsterdam heeft de verdachte voor het in eerste aanleg onder 1 en 2 onder A en B bewezen verklaarde veroordeeld tot een gevangenisstraf voor de duur van vijf jaren, met aftrek van voorarrest.
De advocaat-generaal heeft gevorderd dat de verdachte zal worden veroordeeld tot dezelfde straf als door de rechter in eerste aanleg opgelegd.
Door de verdediging is aangevoerd dat uit de Pro Justitia rapportage volgt dat bij de verdachte een licht verstandelijke beperking is vastgesteld en dat zijn inzicht in risico’s in sociale situaties beperkt is. De voorlopige hechtenis is voor de verdachte bijzonder zwaar geweest omdat hij in die periode reeds te kampen had met ernstige symptomen van zijn ziekte en het gevoel had niet gehoord te worden als hij aandacht vroeg voor zijn klachten. De ernst van zijn ziekte, de mogelijkheid dat deze terugkeert, de lage overlevingskans en de aanwezigheid van een depressieve stoornis zijn redenen om de door de rechtbank opgelegde gevangenisstraf te matigen.
Het hof heeft in hoger beroep de op te leggen straf bepaald op grond van de ernst van de feiten en de omstandigheden waaronder deze zijn begaan en gelet op de persoon van de verdachte. Het hof heeft daarbij in het bijzonder het volgende in beschouwing genomen.
De verdachte heeft een langdurige en belangrijke rol gehad bij het witwassen van ruim 12 miljoen euro. De verdachte wist dat rekeningen van vennootschappen door banken werden opgeheven vanwege verdachte contante stortingen. Toen hij zelf geen rekeningen meer wilde of kon openen, schroomde hij niet om dit door anderen te laten doen. De verdachte zorgde dat hij over bankpasjes en de codes beschikte zodat hij geld kon storten en bedragen kon overboeken naar andere rekeningen, al dan niet in het buitenland. Hij regelde dat met behulp van valse facturen de schijn werd gewekt van legale overboekingen. De verdachte zag er op toe dat, voor zover hij dat niet zelf deed, anderen de overdracht van aandelen van de te gebruiken vennootschappen regelden bij de notaris. Ook bemoeide hij zich met de inschrijving van gegevens bij de Kamer van Koophandel, gesprekken bij de Belastingdienst, de banken en met de boekhouders (p. 3786, 3874, 2442). Dat hij zijn (deels kwetsbare) medeverdachten heeft meegesleept in zijn omvangrijke witwaspraktijk, lijkt hem niet te deren.
De verdachte doet het voorkomen dat hij, gelet op zijn geestelijke beperking, niet in staat was om dit alles te bedenken en te coördineren en dat hij geheel handelde in opdracht van [naam 1] en [naam 13] die hem onder druk zouden hebben gezet (proces-verbaal terechtzitting hoger beroep 15, 16 en 17 april 2019, p. 18). Het dossier bevat geen dan wel onvoldoende aanwijzingen dat de verdachte onder druk is gezet om bedragen wit te wassen dan wel dat hem is belemmerd om zijn witwasactiviteiten te beëindigen. De verdachte had al voordat het witwassen in Nederland werd ontdekt een goed contact met [naam 1] en hij wist dat zij grote geldbedragen ophaalde in Frankrijk, Duitsland en Denemarken, dat zij was veroordeeld in Denemarken en dat daarbij meer dan 200.000 euro in beslag was genomen (p. 4038, 4039). Desondanks heeft hij het contact met haar voortgezet.
De verdachte heeft, gelet op de stortingen op zijn eigen bankrekening, een aanzienlijk bedrag verdiend met zijn criminele activiteiten. Ter terechtzitting in hoger beroep heeft hij verder bevestigd dat hij mede-eigenaar is van een flat in Egypte (proces-verbaal terechtzitting hoger beroep 15, 16 en 17 april 2019, p. 22) maar de herkomst van het geld voor deze investering blijft onduidelijk.
Door zijn handelen heeft de verdachte een ernstige vorm van criminaliteit, waarmee enorme geldbedragen gemoeid waren, mogelijk gemaakt en in stand gehouden. Over de gevolgen hiervan heeft hij zich niet bekommerd.
Het hof neemt in aanmerking dat de verdachte door zijn ziekte, die zich tijdens de detentie openbaarde en waarvoor hij na zijn schorsing is behandeld, een moeilijke tijd heeft gehad. Dat neemt niet weg dat hij zich schuldig heeft gemaakt aan ernstige misdrijven waarvoor een forse gevangenisstraf op zijn plaats is. Het hof acht met inachtneming van het voorgaande, en gelet op straffen die in vergelijkbare zaken worden opgelegd, een gevangenisstraf van 66 maanden in beginsel een passende straf. Het opleggen van een werkstraf en/of een voorwaardelijke gevangenisstraf, in aanvulling op de reeds ondergane voorlopige hechtenis, doet onvoldoende recht aan de ernst van de door de verdachte begane misdrijven.
Overschrijding redelijke termijn
Het hof constateert dat de redelijke termijn als bedoeld in artikel 6 van het Europees Verdrag voor de Rechten van de Mens (EVRM) is overschreden. De redelijke termijn is aangevangen op 7 januari 2015, de dag waarop de verdachte in verzekering is gesteld. Het eindarrest wordt gewezen op 19 juni 2019. Uitgaande van een redelijke termijn van twee jaren per instantie, is sprake van een overschrijding van ruim vijf maanden. Het hof zal deze overschrijding in de strafmaat verwerken en de gevangenisstraf verminderen met 1 maand.

Beslissingen omtrent het beslag

Onder de verdachte zijn de volgende goederen in beslag genomen:
  • 4903335: Personenauto [kenteken] Volvo S40
  • 4905603: Geld € 40.000,00
  • 4903424: Geld € 246.520,00
  • 4905596: Geld € 10.100,00
  • Vordering [bedrijf 2] rekening courant [rekeningnummer 4] waarde € 113.089,50
  • Vordering [bedrijf 1] rekening courant [rekeningnummer 3] waarde € 143.880,67.
Het hof heft, conform de eis van de advocaat-generaal het strafvorderlijk beslag op dat rust op de personenauto met itemnummer 4903335.
De overige goederen behoren aan de verdachte toe. Hij kan deze goederen geheel of ten dele ten eigen bate aanwenden. Nu deze goederen geheel of grotendeels door middel van en uit de baten van het onder 1. bewezen geachte zijn verkregen, worden deze goederen verbeurd verklaard.

Toepasselijke wettelijke voorschriften

De op te leggen straffen zijn gegrond op de artikelen 33, 33a, 47, 57, 225 en 420ter van het Wetboek van Strafrecht.
Deze wettelijke voorschriften worden toegepast zoals geldend ten tijde van het bewezen verklaarde.

BESLISSING

Het hof:
Heft op het bevel tot voorlopige hechtenis van de verdachte.
Verklaart de verdachte niet-ontvankelijk in het hoger beroep, voor zover gericht tegen de beslissing ter zake van het onder 2 onder C en 3 ten laste gelegde.
Vernietigt het vonnis waarvan beroep voor zover aan het oordeel van het hof onderworpen en doet in zoverre opnieuw recht:
Verklaart zoals hiervoor overwogen bewezen dat de verdachte het onder 1 en 2 onder A en B ten laste gelegde heeft begaan.
Verklaart niet bewezen hetgeen de verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan hierboven is bewezen verklaard en spreekt de verdachte daarvan vrij.
Verklaart het onder 1 en 2 onder A en B bewezen verklaarde strafbaar, kwalificeert dit als hiervoor vermeld en verklaart de verdachte strafbaar.
Veroordeelt de verdachte tot een
gevangenisstrafvoor de duur van
65 (vijfenzestig) maanden.
Beveelt dat de tijd die door de verdachte vóór de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in enige in artikel 27, eerste lid, of artikel 27a van het Wetboek van Strafrecht bedoelde vorm van voorarrest is doorgebracht, bij de uitvoering van de opgelegde gevangenisstraf in mindering zal worden gebracht, voor zover die tijd niet reeds op een andere straf in mindering is gebracht.
Verklaart verbeurdde in beslag genomen, nog niet teruggegeven voorwerpen, te weten:
- 4905603: Geld € 40.000,00;
- 4903424: Geld € 246.520,00;
- 4905596: Geld € 10.100,00;
- Vordering [bedrijf 2] rekening courant [rekeningnummer 4] waarde € 113.089,50;
- Vordering [bedrijf 1] rekening courant [rekeningnummer 3] waarde € 143.880,67.
Gelast de
teruggaveaan de verdachte van het in beslag genomen, nog niet teruggegeven voorwerp, te weten: 4903335: Personenauto [kenteken] Volvo S40.
Dit arrest is gewezen door de meervoudige strafkamer van het gerechtshof Amsterdam, waarin zitting hadden mr. A.P.M. van Rijn, mr. P. Greve en mr. E. van Die, in tegenwoordigheid van mr. M. Gieske, griffier, en is uitgesproken op de openbare terechtzitting van dit gerechtshof van 19 juni 2019.
[…]