ECLI:NL:GHAMS:2019:1974

Gerechtshof Amsterdam

Datum uitspraak
19 juni 2019
Publicatiedatum
18 juni 2019
Zaaknummer
23-000882-17
Instantie
Gerechtshof Amsterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Medeplegen van gewoontewitwassen door het oprichten van vennootschappen en het faciliteren van witwaspraktijken

In deze zaak heeft het gerechtshof Amsterdam op 19 juni 2019 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een vonnis van de rechtbank Amsterdam. De verdachte, geboren in 1957, was beschuldigd van het medeplegen van gewoontewitwassen. Het hof oordeelde dat de verdachte voor een ander meerdere vennootschappen op zijn naam had laten zetten en administratieve zaken had geregeld, waardoor in totaal meer dan 5 miljoen euro aan crimineel geld was gewassen. De verdachte had hoger beroep ingesteld tegen het vonnis van de rechtbank, die hem eerder had vrijgesproken van een specifiek onderdeel van de tenlastelegging, maar het hof kwam tot een andere bewezenverklaring. Het hof oordeelde dat de verdachte zich schuldig had gemaakt aan opzetwitwassen en dat hij een actieve rol had gespeeld in het faciliteren van deze praktijken door nauwe samenwerking met medeverdachten. De rechtbank had de verdachte eerder veroordeeld tot een gevangenisstraf van twee jaar, maar het hof besloot de straf te verlagen tot 23 maanden, rekening houdend met de overschrijding van de redelijke termijn van de procedure. Het hof vernietigde het vonnis van de rechtbank en sprak de verdachte vrij van enkele andere tenlastegelegde feiten, maar bevestigde de strafbaarheid van het bewezen verklaarde.

Uitspraak

afdeling strafrecht
parketnummer: 23-000882-17
datum uitspraak: 19 juni 2019
TEGENSPRAAK
Arrest van het gerechtshof Amsterdam gewezen op het hoger beroep, ingesteld tegen het vonnis van de rechtbank Amsterdam van 6 maart 2017 in de strafzaak onder parketnummer 13-731090-15 tegen
[verdachte],
geboren te [geboorteplaats] op [geboortedag] 1957,
adres: [adres].

Onderzoek van de zaak

Dit arrest is gewezen naar aanleiding van het onderzoek ter terechtzitting in hoger beroep van
15, 16 en 17 april, 20 en 22 mei, 5 juni 2019 en, overeenkomstig het bepaalde bij artikel 422, tweede lid, van het Wetboek van Strafvordering, naar aanleiding van het onderzoek ter terechtzitting in eerste aanleg.
De verdachte heeft hoger beroep ingesteld tegen voormeld vonnis.
Het hof heeft kennisgenomen van de vordering van de advocaat-generaal en van hetgeen door de verdachte en de raadsman naar voren is gebracht.

Tenlastelegging

Aan de verdachte is ten laste gelegd dat:
hij in of omstreeks de periode van 1 juli 2011 tot en met 31 mei 2014 te Amsterdam en/of Schiphol, gemeente Haarlemmermeer, althans in Nederland, tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, van het plegen van witwassen een gewoonte heeft/hebben gemaakt, althans zich schuldig heeft gemaakt aan witwassen, immers heeft/hebben hij, verdachte, en/of zijn mededader(s) (van) een of meerdere voorwerp(en) en/of een of meerdere geldbedrag(en), te weten (onder meer):
- in of omstreeks de periode van 25 september 2013 tot en met 29 april 2014 een geldbedrag van in totaal (ongeveer) 596.110 euro (contant gestort op rekening t.n.v. [bedrijf 1] met rekeningnummer [rekeningnummer 1], p. 995 tot en met 996),
- in of omstreeks de periode van 25 september 2013 tot en met 18 februari 2014 een geldbedrag van in totaal (ongeveer) 1.219.200 euro (contant gestort op rekening t.n.v. [bedrijf 2] met rekeningnummer [rekeningnummer 2], p.1003),
- in of omstreeks de periode van 25 september 2013 tot en met 6 mei 2014 een geldbedrag van in totaal (ongeveer) 538.950 euro (contant gestort op rekening t.n.v. [bedrijf 2] met rekeningnummer [rekeningnummer 3], p. 1153 tot en met 1154),
- in of omstreeks de periode van 8 juli 2011 tot en met 29 april 2014 een geldbedrag van in totaal (ongeveer) 821.090 euro (contant gestort op rekening t.n.v. [bedrijf 3] met rekeningnummer [rekeningnummer 4], p. 1225 tot en met 1229),
- in of omstreeks de periode van 1 januari 2012 tot en met 31 augustus 2013 een geldbedrag van in totaal (ongeveer) 1.385.245 euro (contant gestort op rekening t.n.v. [bedrijf 3] met rekeningnummer [rekeningnummer 5], p. 1315 tot en met 1325)
- in of omstreeks de periode van 20 maart 2012 tot en met 29 april 2014 een geldbedrag van in totaal (ongeveer) 495.265 euro (contant gestort op rekening t.n.v. [bedrijf 4] met rekeningnummer [rekeningnummer 6], p. 1387 tot en met 1388),
- in of omstreeks de periode van 17 januari 2014 tot en met 14 mei 2014 een geldbedrag van in totaal (ongeveer) 1.761.150 euro (contant gestort op rekening t.n.v. [bedrijf 5] met rekeningnummer [rekeningnummer 7], p. 1443 tot en met 1463),
de werkelijke aard, de herkomst, de vindplaats, de vervreemding en/of de verplaatsing verborgen en/of verhuld, althans verborgen en/of verhuld wie de rechthebbende(n) op voornoemde voorwerp(en) en/of geldbedrag(en) was/waren en/of wie voornoemde voorwerp(en) en/of geldbedrag(en) voorhanden had(den)
en/of
verworven en/of voorhanden gehad en/of overgedragen en/of omgezet en/of gebruik gemaakt, terwijl hij, verdachte, en/of zijn mededader(s) wist(en) dat dat/die voorwerp(en) en/of geldbedrag(en) - geheel of gedeeltelijk - onmiddellijk of middellijk - afkomstig was/waren uit enig misdrijf;
en/of:
[medeverdachte 1] en/of een of meerdere ander(en) in of omstreeks de periode van 1 juli 2011 tot en met 31 mei 2014 te Amsterdam en/of Schiphol, gemeente Haarlemmermeer, althans in Nederland, tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, van het plegen van witwassen een gewoonte heeft gemaakt, althans zich schuldig heeft gemaakt aan witwassen, immers heeft/hebben [medeverdachte 1] en/of een of meerdere ander(en) (van) een of meerdere voorwerp(en) en/of een of meerdere geldbedrag(en), te weten (onder meer):
- in of omstreeks de periode van 25 september 2013 tot en met 29 april 2014 een geldbedrag van in totaal (ongeveer) 596.110 euro (contant gestort op rekening t.n.v. [bedrijf 1] met rekeningnummer [rekeningnummer 1], p. 995 tot en met 996),
- in of omstreeks de periode van 25 september 2013 tot en met 18 februari 2014 een geldbedrag van in totaal (ongeveer) 1.219.200 euro (contant gestort op rekening t.n.v. [bedrijf 2] met rekeningnummer [rekeningnummer 2], p.1003),
- in of omstreeks de periode van 25 september 2013 tot en met 6 mei 2014 een geldbedrag van in totaal (ongeveer) 538.950 euro (contant gestort op rekening t.n.v. [bedrijf 2] met rekeningnummer [rekeningnummer 3], p. 1153 tot en met 1154),
- in of omstreeks de periode van 8 juli 2011 tot en met 29 april 2014 een geldbedrag van in totaal (ongeveer) 821.090 euro (contant gestort op rekening t.n.v. [bedrijf 3] met rekeningnummer [rekeningnummer 4], p. 1225 tot en met 1229),
- in of omstreeks de periode van 1 januari 2012 tot en met 31 augustus 2013 een geldbedrag van in totaal (ongeveer) 1.385.245 euro (contant gestort op rekening t.n.v. [bedrijf 3] met rekeningnummer [rekeningnummer 5], p. 1315 tot en met 1325)
- in of omstreeks de periode van 20 maart 2012 tot en met 29 april 2014 een geldbedrag van in totaal (ongeveer) 495.265 euro (contant gestort op rekening t.n.v. [bedrijf 4] met rekeningnummer [rekeningnummer 6], p. 1387 tot en met 1388),
- in of omstreeks de periode van 17 januari 2014 tot en met 14 mei 2014 een geldbedrag van in totaal (ongeveer) 1.761.150 euro (contant gestort op rekening t.n.v. [bedrijf 5] met rekeningnummer [rekeningnummer 7], p. 1443 tot en met 1463),
de werkelijke aard, de herkomst, de vindplaats, de vervreemding en/of de verplaatsing verborgen en/of verhuld, althans verborgen en/of verhuld wie de rechthebbende(n) op voornoemde voorwerp(en) en/of geldbedrag(en) was/waren en/of wie voornoemde voorwerp(en) en/of geldbedrag(en) voorhanden had(den)
en/of
verworven en/of voorhanden gehad en/of overgedragen en/of omgezet en/of gebruik gemaakt,
terwijl [medeverdachte 1] en/of een of een of meerdere ander(en) wist(en) dat dat/die voorwerp(en) en/of geldbedrag(en) - geheel of gedeeltelijk - onmiddellijk of middellijk - afkomstig was/waren uit enig misdrijf,
tot en/of bij het plegen van welk misdrijf hij, verdachte, in of omstreeks de periode van 1 juli 2011 tot en met 31 mei 2014 te Amsterdam en/of Schiphol, gemeente Haarlemmermeer, althans in Nederland, opzettelijk gelegenheid, middelen en/of inlichtingen heeft verschaft en/of opzettelijk behulpzaam is geweest:
- door de bedrijven [bedrijf 1] en/of [bedrijf 2] en/of [bedrijf 3] en/of [bedrijf 4] en/of [bedrijf 5] op zijn naam te (laten) zetten en/of
- door het ter beschikking stellen van de pasjes en/of pincodes en/of inloggegevens van de rekeningen t.n.v. [bedrijf 1] met rekeningnummer [rekeningnummer 1] en/of [bedrijf 2] met rekeningnummer [rekeningnummer 2] en/of [bedrijf 2] met rekeningnummer [rekeningnummer 3] en/of [bedrijf 3] met rekeningnummer [rekeningnummer 4] en/of [bedrijf 3] met rekeningnummer [rekeningnummer 5] en/of [bedrijf 4] met rekeningnummer [rekeningnummer 6] en/of [bedrijf 5] met rekeningnummer [rekeningnummer 7], zodat daarop bovengenoemd(e) geldbedrag(en) gestort en (vervolgens) door geboekt kon(den) worden
en/of:
hij in of omstreeks de periode van 1 juli 2011 tot en met 31 mei 2014 te Amsterdam en/of Schiphol, gemeente Haarlemmermeer, althans in Nederland, tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, (van) een of meerdere voorwerp(en) en/of een of meerdere geldbedrag(en) te weten (onder meer):
- in of omstreeks de periode van 25 september 2013 tot en met 29 april 2014 een geldbedrag van in totaal (ongeveer) 596.110 euro (contant gestort op rekening t.n.v. [bedrijf 1] met rekeningnummer [rekeningnummer 1], p. 995 tot en met 996),
- in of omstreeks de periode van 25 september 2013 tot en met 18 februari 2014 een geldbedrag van in totaal (ongeveer) 1.219.200 euro (contant gestort op rekening t.n.v. [bedrijf 2] met rekeningnummer [rekeningnummer 2], p.1003),
- in of omstreeks de periode van 25 september 2013 tot en met 6 mei 2014 een geldbedrag van in totaal (ongeveer) 538.950 euro (contant gestort op rekening t.n.v. [bedrijf 2] met rekeningnummer [rekeningnummer 3], p. 1153 tot en met 1154),
- in of omstreeks de periode van 8 juli 2011 tot en met 29 april 2014 een geldbedrag van in totaal (ongeveer) 821.090 euro (contant gestort op rekening t.n.v. [bedrijf 3] met rekeningnummer [rekeningnummer 4], p. 1225 tot en met 1229),
- in of omstreeks de periode van 1 januari 2012 tot en met 31 augustus 2013 een geldbedrag van in totaal (ongeveer) 1.385.245 euro (contant gestort op rekening t.n.v. [bedrijf 3] met rekeningnummer [rekeningnummer 5], p. 1315 tot en met 1325)
- in of omstreeks de periode van 20 maart 2012 tot en met 29 april 2014 een geldbedrag van in totaal (ongeveer) 495.265 euro (contant gestort op rekening t.n.v. [bedrijf 4] met rekeningnummer [rekeningnummer 6], p. 1387 tot en met 1388),
- in of omstreeks de periode van 17 januari 2014 tot en met 14 mei 2014 een geldbedrag van in totaal (ongeveer) 1.761.150 euro (contant gestort op rekening t.n.v. [bedrijf 5] met rekeningnummer [rekeningnummer 7], p. 1443 tot en met 1463),
de werkelijke aard, de herkomst, de vindplaats, de vervreemding en/of de verplaatsing verborgen en/of verhuld, althans verborgen en/of verhuld wie de rechthebbende(n) op voornoemde voorwerp(en) en/of geldbedrag(en) was/waren en/of wie voornoemde voorwerp(en) en/of geldbedrag(en) voorhanden had(den)
en/of
verworven en/of voorhanden gehad en/of overgedragen en/of omgezet en/of gebruik gemaakt,
terwijl hij, verdachte, en/of zijn mededader(s) redelijkerwijs had(den) moeten vermoeden dat bovenomschreven geldbedrag(en) geheel of gedeeltelijk - onmiddellijk of middellijk - afkomstig was/waren uit enig misdrijf;
Voor zover in de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten voorkomen, zal het hof deze verbeterd lezen. De verdachte wordt daardoor niet in de verdediging geschaad.

Vonnis waarvan beroep

Het vonnis waarvan beroep zal worden vernietigd, omdat het hof tot een andere bewezenverklaring komt dan de rechtbank.

Vrijspraak

De rechtbank heeft in haar vonnis overwogen dat zij de verdachte zal vrijspreken betreffende het witwassen van € 1.385.245,- via de rekening van [bedrijf 3], maar heeft dit onderdeel (abusievelijk) toch opgenomen in de bewezenverklaring. Met de rechtbank en het openbaar ministerie is het hof van oordeel dat verdachte voor dit verwijt dient te worden vrijgesproken.

Bespreking van een gevoerd verweer

Anders dan de raadsman ter terechtzitting in eerste aanleg heeft bepleit, is het standpunt van de verdediging thans dat de verdachte zodanig aanmerkelijk onvoorzichtig is geweest dat hij zich hierdoor als pleger schuldig heeft gemaakt aan schuldwitwassen. Voor een veroordeling voor de opzet, het medeplegen dan wel de medeplichtigheid bevat het dossier onvoldoende aanknopingspunten, aldus de raadsman.
Met betrekking tot de vraag of het dossier voldoende bewijs bevat om op grond daarvan vast te kunnen stellen dat verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan het ten laste gelegde 'opzetwitwassen', oordeelt het hof als volgt.
Bij de opzettelijke variant van witwassen gaat het om de algemene formulering: ‘wetende dat’, de uitdrukking van het opzet, dat mede voorwaardelijk opzet omvat. Ten aanzien van het bewijs van voorwaardelijk opzet kunnen volgens vaste rechtspraak bepaalde gedragingen naar hun uiterlijke verschijningsvorm worden aangemerkt als zo zeer gericht op een bepaald gevolg dat het - behoudens contra-indicaties - niet anders kan zijn dan dat de verdachte de aanmerkelijke kans op het desbetreffende gevolg heeft aanvaard.
Ingevolge art. 420quater, eerste lid, Sr maakt men zich schuldig aan het schuldwitwassen van een goed indien men redelijkerwijs moet vermoeden dat dát goed afkomstig is uit enig misdrijf. Volgens vaste rechtspraak van de Hoge Raad moet het gaan om grove of aanmerkelijke onvoorzichtigheid ten aanzien van de herkomst van het goed. Daarvan is sprake indien een verdachte bij enig nadenken over de hem bekende gegevens betreffende het goed, had kunnen vermoeden dat het goed van misdrijf afkomstig was en hij zonder nader onderzoek naar de herkomst van het goed niet had mogen handelen zoals is bewezen verklaard. Wat van een verdachte omtrent de in acht te nemen voorzichtigheid verwacht mag worden, is afhankelijk van de omstandigheden van het geval. Via bedrijfsrekeningen op naam van vennootschappen waarbij verdachte betrokken was, zijn gedurende een lange periode contante bedragen omgezet in giraal geld. Gelet op de bewijsmiddelen in het dossier en de verklaring van verdachte moet worden aangenomen dat verdachte nooit zelf contante stortingen heeft gedaan op de rekeningnummers van de verschillende vennootschappen. Verdachte heeft verklaard dat de ten laste gelegde bedrijven en daarbij behorende bedrijfsrekeningen op zijn naam stonden en dat hij dat heeft gedaan om medeverdachte [medeverdachte 1] in de gelegenheid te stellen zaken te doen aangezien [medeverdachte 1] vanwege het hebben van een uitkering, geen bedrijven op zijn naam mocht hebben. Verdachte wist dat er contante gelden door anderen werden gestort en hij heeft meerdere keren bedragen van € 70.000,- á € 80.000,- op rekening(afschrift)en gezien (verklaring verdachte in eerste aanleg, proces-verbaal van die zitting van 17 februari 2017) en gezien dat deze bedragen werden doorgeboekt naar het buitenland (p. 3791).
Verdachte heeft verder op zijn naam een loods gehuurd die diende als postadres/kantoorruimte voor de bedrijven en die als opslag zou hebben moeten dienen (p. 3805). Verdachte wist dat dit feitelijk een kleine garagebox was en dus ongeschikt voor de grote hoeveelheid goederen die, zoals verdachte heeft verklaard te hebben gedacht, door [medeverdachte 1] zouden zijn verhandeld (p. 20033 en verklaring verdachte ter terechtzitting, proces-verbaal van 17 februari 2017).
Verder was verdachte op de hoogte van het boekenonderzoek door de Belastingdienst naar aanleiding van valse facturen aan [bedrijf 6] die waren aangetroffen in de administratie van [bedrijf 4] De verdachte heeft verklaard dat hij op de computer van medeverdachte [medeverdachte 1] de layout heeft gemaakt die is gebruikt voor die valse facturen van [bedrijf 6] (p. 3793). Op dat door de verdachte gemaakte format werden door de medeverdachte [medeverdachte 1] de bedragen ingevuld (p. 3793).
De verdachte wist van het feit dat de ING op enig moment rekeningen heeft geblokkeerd wegens dubieuze stortingen van forse contante bedragen (p. 3798). De verdachte heeft vervolgens een aantal van die bedrijven op naam van een Poolse medewerkster gezet (p. 3798). Zij zou hiervoor € 100,- meer per maand krijgen. Als zij niet zou meewerken zou zij geen werk krijgen (verklaring aangeefster [naam] van 30 juni 2014, (los) proces-verbaal van aangifte, PL131F-2014160624-1, p. 2744).
Verdachte onderhield contact met de boekhouders over de administratie en heeft contacten gehad met notarissen over (de inhoud van) op te maken stukken, zo blijkt uit het dossier (p. 3484-3486, 3502-3550 en 3555-3570). Met name uit de Whatsapp-conversatie (p.3546) - waarin een boekhouder bij verdachte klaagt dat [medeverdachte 1] hem niet heeft betaald en verdachte zegt dat hij de boekhouder dan (blijkens verdachtes verklaring ter terechtzitting in eerste aanleg) namens [medeverdachte 1] zal betalen - illustreert de gang van zaken in de bedrijfsvoering: verdachte en [medeverdachte 1] hebben nauw en bewust samengewerkt.
Het bovenstaande brengt het hof tot het oordeel dat de verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan opzetwitwassen en dat de rol van de verdachte er een was van nauwe en bewuste samenwerking, van medepleger.
Het hof verwerpt het verweer.

Bewezenverklaring

Het hof acht wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte het ten laste gelegde heeft begaan, met dien verstande dat:
hij in de periode van 1 juli 2011 tot en met 31 mei 2014 te Amsterdam en Schiphol tezamen en in vereniging met anderen van het plegen van witwassen een gewoonte heeft gemaakt, immers hebben hij, verdachte, en zijn mededaders van meerdere geldbedragen, te weten:
- in de periode van 25 september 2013 tot en met 29 april 2014 een geldbedrag van in totaal 596.110 euro contant gestort op rekening t.n.v. [bedrijf 1] met rekeningnummer [rekeningnummer 1], (p. 995 tot en met 996),
- in de periode van 25 september 2013 tot en met 18 februari 2014 een geldbedrag van in totaal 1.219.200 euro contant gestort op rekening t.n.v. [bedrijf 2] met rekeningnummer [rekeningnummer 2], (p. 1003),
- in de periode van 25 september 2013 tot en met 6 mei 2014 een geldbedrag van in totaal 538.950 euro contant gestort op rekening t.n.v. [bedrijf 2] met rekeningnummer [rekeningnummer 3], (p. 1153 tot en met 1154),
- in de periode van 19 mei 2011 tot en met 29 april 2014 een geldbedrag van in totaal 821.090 euro contant gestort op rekening t.n.v. [bedrijf 3] met rekeningnummer [rekeningnummer 4], (p. 1225 tot en met 1229),
- in de periode van 20 maart 2012 tot en met 29 april 2014 een geldbedrag van in totaal 495.265 euro contant gestort op rekening t.n.v. [bedrijf 4] met rekeningnummer [rekeningnummer 6], (p. 1387 tot en met 1388),
- in de periode van 17 januari 2014 tot en met 14 mei 2014 een geldbedrag van in totaal 1.761.150 euro contant gestort op rekening t.n.v. [bedrijf 5] met rekeningnummer [rekeningnummer 7], (p. 1443 tot en met 1463),
de werkelijke aard en de herkomst verborgen en verhuld
en
verworven en voorhanden gehad en overgedragen, terwijl hij, verdachte, en zijn mededaders wisten dat die geldbedragen - geheel of gedeeltelijk - onmiddellijk of middellijk - afkomstig waren uit enig misdrijf.
Hetgeen meer of anders is ten laste gelegd, is niet bewezen. De verdachte moet hiervan worden vrijgesproken.
Het bewezen verklaarde is gegrond op de feiten en omstandigheden die in de bewijsmiddelen zijn vervat, zoals deze in een bijlage zijn opgenomen bij dit arrest.

Strafbaarheid van het bewezen verklaarde

Geen omstandigheid is aannemelijk geworden die de strafbaarheid van het bewezen verklaarde uitsluit, zodat dit strafbaar is.
Het bewezen verklaarde levert op:
medeplegen van gewoontewitwassen.

Strafbaarheid van de verdachte

Geen omstandigheid is aannemelijk geworden die de strafbaarheid van de verdachte ten aanzien van het bewezen verklaarde uitsluit, zodat de verdachte strafbaar is.

Oplegging van straf

De rechtbank Amsterdam heeft de verdachte voor het in eerste aanleg bewezen verklaarde veroordeeld tot een gevangenisstraf voor de duur van twee jaren, met aftrek van voorarrest.
De advocaat-generaal heeft gevorderd dat de verdachte zal worden veroordeeld tot dezelfde straf als door de rechter in eerste aanleg opgelegd.
De verdediging heeft verzocht om bij enige bewezenverklaring aan verdachte in ieder geval
geen onvoorwaardelijke gevangenisstraf op te leggen. De ouderdom van het feit, de
leeftijd van verdachte (60 jaar) en de slechte financiële positie waarin verdachte verkeert bieden
aanleiding om te volstaan met schuldigverklaring zonder oplegging van straf of een taakstraf
dan wel een voorwaardelijke gevangenisstraf, aldus de raadsman.
Het hof heeft in hoger beroep de op te leggen straf bepaald op grond van de ernst van het feit en de omstandigheden waaronder dit is begaan en gelet op de persoon van de verdachte. Het hof heeft daarbij in het bijzonder het volgende in beschouwing genomen.
De verdachte heeft zich schuldig gemaakt aan medeplegen van gewoontewitwassen. Hij heeft gedurende een lange periode van ongeveer drie jaar voor [medeverdachte 1] in het totaal 5 vennootschappen opgericht en/of overgenomen en daarvoor — onder meer — administratieve zaken geregeld en via welke bedrijven ruim 5,4 miljoen euro is witgewassen. De verdachte heeft een belangrijke rol gehad bij het witwassen van grote geldbedragen, die veelal werden overgeboekt naar het buitenland. Hij heeft het witwassen door zijn handelen gefaciliteerd en heeft een actieve rol gehad in daarmee verband houdende contacten met boekhouders, notarissen en de Belastingdienst. Verder heeft de verdachte geld ontvangen van medeverdachte [medeverdachte 1] als hij voor hem ‘op pad’ moest en niet op de markt kon staan.
Witwassen van crimineel geld heeft een ontwrichtende werking op de reguliere economie, omdat investeringen worden gedaan met vermeend legaal geld. Daardoor wordt de integriteit van het financieel en economisch bestel ernstige schade toegebracht.
Overschrijding van de redelijke termijn
Het hof constateert dat de redelijke termijn als bedoeld in artikel 6 van het Europees Verdrag voor de Rechten van de Mens (EVRM) is overschreden. De redelijke termijn is aangevangen op 26 januari 2015, de dag waarop de verdachte in verzekering is gesteld. Het eindarrest wordt gewezen op 19 juni 2019. Uitgaande van een redelijke termijn van twee jaren per instantie, is sprake van een overschrijding van ruim vijf maanden. Het hof zal deze overschrijding in de strafmaat verwerken en de gevangenisstraf verminderen met 1 maand.
Het hof acht, alles afwegende, een gevangenisstraf van na te melden duur passend en geboden.

Toepasselijke wettelijke voorschriften

De op te leggen straf is gegrond op de artikelen 47 en 420ter van het Wetboek van Strafrecht.
Deze wettelijke voorschriften worden toegepast zoals geldend ten tijde van het bewezen verklaarde.

BESLISSING

Het hof:
Vernietigt het vonnis waarvan beroep en doet opnieuw recht:
Verklaart zoals hiervoor overwogen bewezen dat de verdachte het ten laste gelegde heeft begaan.
Verklaart niet bewezen hetgeen de verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan hierboven is bewezen verklaard en spreekt de verdachte daarvan vrij.
Verklaart het bewezen verklaarde strafbaar, kwalificeert dit als hiervoor vermeld en verklaart de verdachte strafbaar.
Veroordeelt de verdachte tot een
gevangenisstrafvoor de duur van
23 (drieëntwintig) maanden.
Beveelt dat de tijd die door de verdachte vóór de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in enige in artikel 27, eerste lid, of artikel 27a van het Wetboek van Strafrecht bedoelde vorm van voorarrest is doorgebracht, bij de uitvoering van de opgelegde gevangenisstraf in mindering zal worden gebracht, voor zover die tijd niet reeds op een andere straf in mindering is gebracht.
Dit arrest is gewezen door de meervoudige strafkamer van het gerechtshof Amsterdam, waarin zitting hadden mr. A.P.M. van Rijn, mr. P. Greve en mr. E. van Die, in tegenwoordigheid van mr. M. Gieske, griffier, en is uitgesproken op de openbare terechtzitting van dit gerechtshof van 19 juni 2019.
[…]