ECLI:NL:GHAMS:2019:2118
Gerechtshof Amsterdam
- Hoger beroep
- Rechtspraak.nl
Niet-ontvankelijkheid van de verdachte in hoger beroep wegens gebrek aan grieven
In deze zaak heeft de verdachte hoger beroep ingesteld tegen een vonnis van de politierechter in de rechtbank Noord-Holland, dat op 31 januari 2017 was gewezen. De verdachte, geboren in 1997, heeft geen schriftelijke grieven ingediend en ook geen mondelinge bezwaren tegen het vonnis opgegeven. Tijdens de zitting op 11 juni 2019 heeft het hof kennisgenomen van de vordering van de advocaat-generaal, die heeft verzocht om de niet-ontvankelijkheid van de verdachte in het hoger beroep. Het hof heeft vastgesteld dat er geen rechtens te respecteren belang is dat zou pleiten voor een verder onderzoek van de zaak. Gelet op artikel 416, tweede lid, van het Wetboek van Strafvordering, heeft het hof de verdachte niet-ontvankelijk verklaard in het ingestelde hoger beroep. De uitspraak is gedaan door de meervoudige strafkamer van het gerechtshof Amsterdam, waarbij mr. M.A.H. van Dalen-van Bekkum niet in staat was het arrest te ondertekenen. De beslissing is op 25 juni 2019 openbaar uitgesproken.