ECLI:NL:GHAMS:2019:2121

Gerechtshof Amsterdam

Datum uitspraak
26 juni 2019
Publicatiedatum
26 juni 2019
Zaaknummer
23-003443-18
Instantie
Gerechtshof Amsterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Negeren van een ambtelijk bevel in het kader van een gebiedsverbod en de toepassing van artikel 9a Sr

In deze zaak heeft het gerechtshof Amsterdam op 25 juni 2019 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een vonnis van de politierechter in de rechtbank Amsterdam. De verdachte, geboren in 1973, had op 18 augustus 2018 opzettelijk niet voldaan aan een ambtelijk bevel, namelijk een gebiedsverbod dat was opgelegd door de burgemeester van Amsterdam. Dit bevel was gebaseerd op artikel 172 van de Gemeentewet en artikel 2.9 van de Algemene Plaatselijke Verordening, en hield in dat de verdachte zich niet mocht bevinden in een specifiek overlastgebied in Amsterdam gedurende een bepaalde periode. Het hof heeft vastgesteld dat de verdachte zich op de datum in kwestie in dit gebied bevond, wat in strijd was met het opgelegde bevel.

Het hof heeft het vonnis van de politierechter vernietigd, omdat het tot een andere bewezenverklaring kwam dan de eerste rechter. De verdachte werd vrijgesproken van andere tenlastegelegde feiten, maar het hof achtte het bewezen dat zij opzettelijk niet had voldaan aan het bevel. De strafbaarheid van het bewezenverklaarde werd bevestigd, maar het hof besloot geen straf of maatregel op te leggen, rekening houdend met de persoonlijke omstandigheden van de verdachte, waaronder haar psychische toestand en problematisch middelengebruik. Het hof oordeelde dat de ernst van het feit en de omstandigheden niet leidden tot een straf, gezien de bijzondere situatie van de verdachte en de voorwaardelijke straf die in een andere zaak was opgelegd.

Uitspraak

Afdeling strafrecht
Parketnummer: 23-003443-18
Datum uitspraak: 25 juni 2019
TEGENSPRAAK
Verkort arrest van het gerechtshof Amsterdam gewezen op het hoger beroep, ingesteld tegen het vonnis van de politierechter in de rechtbank Amsterdam van 18 september 2018 in de strafzaak onder parketnummer 13-163409-18 tegen:
[verdachte],
geboren te [geboorteplaats] op [geboortedag] 1973,
adres volgens opgave van de raadsman: Martien Schaaperhuis, (het hof begrijpt:) gelegen aan de [adres].

Onderzoek van de zaak

Dit arrest is gewezen naar aanleiding van het onderzoek ter terechtzitting in hoger beroep van
11 juni 2019 en, overeenkomstig het bepaalde bij artikel 422, tweede lid, van het Wetboek van Strafvordering, naar aanleiding van het onderzoek ter terechtzitting in eerste aanleg.
Namens de verdachte is hoger beroep ingesteld tegen voormeld vonnis.
Het hof heeft kennisgenomen van de vordering van de advocaat-generaal en van hetgeen door de raadsman naar voren is gebracht.

Tenlastelegging

Aan de verdachte is tenlastegelegd dat:
zij op of omstreeks 18 augustus 2018 te Amsterdam opzettelijk niet heeft voldaan aan een bevel, te weten een gebiedsverbod, kenmerk 18/00865 krachtens een wettelijk voorschrift, te weten artikel 172 van de Gemeentewet en/of artikel 2.9 van de Algemene Plaatselijke Verordening, gedaan door of namens de burgemeester van Amsterdam, in elk geval een ambtenaar als bedoeld in artikel 184 Wetboek van Strafrecht, eerste en/of tweede lid, inhoudende dat zij, verdachte, zich in de periode gelegen 7 juli 2018 tot en met 6 oktober 2018 niet mocht bevinden in/op Overlastgebied 1 Centrum, door, zich op voornoemde datum om 10.50 uur in/op de De Ruijterkade, althans op een openbare weg of plaats gelegen in voornoemd gebied te bevinden.
Voor zover in de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten voorkomen, zal het hof deze verbeterd lezen. De verdachte wordt daardoor niet in de verdediging geschaad.

Vonnis waarvan beroep

Het vonnis waarvan beroep zal worden vernietigd, omdat het hof tot een enigszins andere bewezenverklaring komt dan de politierechter.

Bewezenverklaring

Het hof acht wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte het tenlastegelegde heeft begaan, met dien verstande dat:
zij op 18 augustus 2018 te Amsterdam opzettelijk niet heeft voldaan aan een bevel, te weten een gebiedsverbod, kenmerk 18/00865, krachtens artikel 2.9 van de Algemene Plaatselijke Verordening gedaan namens de burgemeester van Amsterdam, inhoudende dat zij zich in de periode tussen 7 juli 2018 en 6 oktober 2018 niet mocht bevinden in Overlastgebied 1 Centrum, door zich op voornoemde datum om 10.50 uur op De Ruijterkade te bevinden.
Hetgeen meer of anders is tenlastegelegd, is niet bewezen. De verdachte moet hiervan worden vrijgesproken.
Het bewezenverklaarde is gegrond op de feiten en omstandigheden die in de bewijsmiddelen zijn vervat, zoals deze na het eventueel instellen van beroep in cassatie zullen worden opgenomen in de op te maken aanvulling op dit arrest.

Strafbaarheid van het bewezen verklaarde

Geen omstandigheid is aannemelijk geworden die de strafbaarheid van het bewezenverklaarde uitsluit, zodat dit strafbaar is.
Het bewezenverklaarde levert op:
opzettelijk niet voldoen aan een bevel, krachtens wettelijk voorschrift gedaan door een ambtenaar met de uitoefening van enig toezicht belast.

Toepassing van artikel 9a van het Wetboek van Strafrecht

De politierechter in de rechtbank Amsterdam heeft de verdachte voor het in eerste aanleg bewezen verklaarde veroordeeld tot een taakstraf voor de duur van 20 uren subsidiair 10 dagen hechtenis.
De advocaat-generaal heeft gevorderd dat de verdachte zal worden veroordeeld tot dezelfde straf als door de rechter in eerste aanleg opgelegd.
Het hof heeft in hoger beroep de ernst van het feit en de omstandigheden waaronder dit is begaan en de persoon van de verdachte in aanmerking genomen. Het hof heeft daarbij in het bijzonder het volgende in beschouwing genomen.
De verdachte heeft een namens de burgemeester gegeven bevel genegeerd om zich niet te begeven in een overlastgebied in de Amsterdamse binnenstad. Een dergelijk bevel is een maatregel bedoeld ter handhaving van de openbare orde in dat gebied. Door dat te negeren heeft de verdachte er blijk van gegeven zich niets gelegen te laten liggen aan een door het bevoegd gezag genomen besluit.
Blijkens een de verdachte betreffend uittreksel uit de Justitiële Documentatie van 31 mei 2019 is zij eerder onherroepelijk veroordeeld voor strafbare feiten, hetgeen in haar nadeel weegt.
In beginsel rechtvaardigt het voorgaande de oplegging van een straf. Gelet op de hierna te bespreken persoonlijke omstandigheden van de verdachte zal het hof hiertoe echter niet overgaan.
In een Pro Justitia onderzoek is bij de verdachte schizofrenie van het paranoïde en gedesorganiseerde type vastgesteld en naast problematisch gebruik van alcohol en cannabis.
Blijkens het verhandelde ter terechtzitting en een reclasseringsadvies (Leger des Heils) van 12 maart 2019 beschikt de verdachte sinds kort over huisvesting in het Martien Schaaperhuis te Amsterdam. Binnen de leefsituatie van de verdachte bestaat desondanks nog onvoldoende stabiliteit. De financiële situatie van de verdachte is instabiel en haar middelengebruik wordt als risicovol beschouwd. De kans op herhaling wordt door de reclassering hoog ingeschat.
In verband met de persoonlijke omstandigheden van de verdachte en mede gelet op de voorwaardelijke straf met bijzondere voorwaarden die in een van de andere, gelijktijdig behandelde, zaken van de verdachte wordt opgelegd, acht het hof het raadzaam te bepalen dat geen straf of maatregel wordt opgelegd.

BESLISSING

Het hof:
Vernietigt het vonnis waarvan beroep en doet opnieuw recht.
Verklaart zoals hiervoor overwogen bewezen dat de verdachte het tenlastegelegde heeft begaan.
Verklaart niet bewezen hetgeen de verdachte meer of anders is tenlastegelegd dan hierboven is bewezenverklaard en spreekt de verdachte daarvan vrij.
Verklaart het bewezenverklaarde strafbaar, kwalificeert dit als hiervoor vermeld en verklaart de verdachte strafbaar.
Bepaalt dat ter zake van het bewezenverklaarde geen straf of maatregel wordt opgelegd.
Dit arrest is gewezen door de meervoudige strafkamer van het gerechtshof Amsterdam, waarin zitting hadden mr. A.M. van Woensel, mr. R.D. van Heffen en mr. M.A.H. van Dalen-van Bekkum, in tegenwoordigheid van S. den Hartog, griffier, en is uitgesproken op de openbare terechtzitting van dit gerechtshof van 25 juni 2019.
mr. M.A.H. van Dalen-van Bekkum is buiten staat dit arrest te ondertekenen.
[…]