In deze zaak heeft het Gerechtshof Amsterdam op 11 juni 2019 uitspraak gedaan in hoger beroep over een klacht tegen een gerechtsdeurwaarder. De klagers, die in een financieel conflict verkeerden, verwijten de gerechtsdeurwaarder onterecht beslag te hebben gelegd op hun inboedel en het maken van onnodige kosten. Daarnaast wordt de gerechtsdeurwaarder verweten dat hij in strijd met de geheimhoudingsplicht contact heeft opgenomen met de verhuurder van de klagers om informatie te verkrijgen over hun woonlasten. Het hof heeft in zijn uitspraak klachtonderdeel i. deels gegrond verklaard, waarbij het hof oordeelt dat de gerechtsdeurwaarder nodeloos kosten heeft gemaakt door beslag te leggen op de inboedel, en klachtonderdeel iii. gegrond verklaard, omdat de gerechtsdeurwaarder inbreuk heeft gemaakt op de geheimhoudingsplicht door contact op te nemen met de verhuurder. De maatregel van berisping is opgelegd aan de gerechtsdeurwaarder, en hij is veroordeeld tot vergoeding van griffierecht en kosten aan de klagers. Het hof heeft de beslissing van de kamer vernietigd voor zover deze betrekking had op de gegrond verklaarde klachtonderdelen en opnieuw beslist. De uitspraak benadrukt de verantwoordelijkheden van gerechtsdeurwaarders en de noodzaak om de geheimhoudingsplicht te respecteren.