In deze zaak heeft het Gerechtshof Amsterdam op 19 juni 2019 uitspraak gedaan over de vordering van de advocaat-generaal tot opheffing van de schorsing van de voorlopige hechtenis van de verdachte. De verdachte, geboren in 1981, had zich niet gehouden aan de voorwaarden die verbonden waren aan de schorsing van zijn voorlopige hechtenis, zoals vastgesteld op 27 juli 2017. Het hof heeft vastgesteld dat de verdachte op een ander adres woonde dan het adres dat was opgegeven en dat hij zijn adreswijzigingen niet had doorgegeven aan de officier van justitie. Tijdens de behandeling in raadkamer is gebleken dat de verdachte in een woning werd aangetroffen waar illegale geneesmiddelen en onveraccijnsde sigaretten aanwezig waren, evenals een aanzienlijk bedrag aan contant geld zonder legale bron van inkomsten.
Het hof heeft de verklaring van de verdachte als onvoldoende aannemelijk beoordeeld en concludeert dat er ernstige bezwaren zijn dat hij zich schuldig heeft gemaakt aan strafbare feiten in strijd met de schorsingsvoorwaarden. Gezien deze overtredingen heeft het hof besloten de schorsing van de voorlopige hechtenis op te heffen. De vordering van de advocaat-generaal is toegewezen, en de schorsing van de voorlopige hechtenis is met ingang van 19 juni 2019 opgeheven. Deze beschikking is gegeven in raadkamer door de voorzitter en twee raadsheren, in aanwezigheid van de griffier.