2.17.In de parlementaire geschiedenis van de WMK is onder meer als volgt overwogen:
Memorie van Toelichting zoals gewijzigd naar aanleiding van het advies van de Raad van State, Tweede Kamer 1993-1994, 23 259, nr. 7, p. 7:
‘Voor wat betreft aanstellingskeuringen (art. 4) wordt gepoogd meer evenwicht te brengen in de verhouding keuringvrager-keurling door middel van het noodzakelijkheidscriterium (een specifieke doelbeperking); geen keuring voor pensioen- of aan de arbeidsovereenkomst verbonden levensverzekering en voor arbeidsongeschiktheidsvoorziening; plaatsing van de keuring aan het einde van het selectieproces om te voorkomen dat andere dan medische overwegingen achter de keuring schuilgaan. Doel van deze bepalingen is het zoveel mogelijk wegnemen van belemmeringen bij de toegang tot arbeid.’
Nadere Memorie van Antwoord, Eerste Kamer 1996-1997, 23 259, nr. 91e, p. 6:
‘Met dit wetsvoorstel is beoogd belemmeringen weg te nemen, voor zover deze gelegen zijn in medische keuringen, die de toegang tot arbeid voor grote groepen mensen blokkeren. Keuringen voor pensioenvoorzieningen en verzekeringen die aan de arbeidsverhouding verbonden zijn, worden daarom verboden. Ik roep hier overigens in herinnering dat er al sinds 1991 een kabinetsstandpunt ligt dat luidt dat het wenselijk is een werknemer zonder pensioenkeuring in een pensioenregeling op te nemen (zie ook de memorie van toelichting, blz 18). De cruciale vraag is steeds of het kunnen afsluiten van een dergelijke verzekering (mede) bepalend is voor het kunnen aangaan of wijzigen van de arbeidsverhouding. Met andere woorden: als voor een dergelijke verzekering wel gekeurd zou mogen worden, dan zou deze keuring als een verkapte aanstellingskeuring kunnen worden gebruikt. Dat is nu juist hetgeen ik wil voorkomen. Daarover ben ik steeds helder geweest, ook bij de behandeling in de Tweede Kamer.’
Memorie van Antwoord, Eerste Kamer 1996-1997, 23 259, nr. 91c, p. 7:
‘De leden van de CDA-fractie hebben gevraagd naar de grond van het verbod van keuring voor een aan de een arbeidsverhouding verbonden pensioen/arbeidsongeschiktheidsverzekering. Een belangrijke reden is dat het onwenselijk zou zijn dat iemand die geschikt is voor een functie op grond van een andere keuring wellicht de functie niet zou krijgen. Dan zou de pensioen/arbeidsongeschiktheidsverzekering in feite als aanstellingskeuring gaan fungeren.’
Memorie van Antwoord, Eerste Kamer 1996-1997, 23 259, nr. 91c, p. 10:
‘Met het bepaalde in artikel 4 wordt beoogd medische keuringen te verbieden voor verzekeringen en pensioenvoorzieningen, voor zover die aan de arbeidsverhouding verbonden zijn.’
Tweede evaluatie WMK, Tweede Kamer 2007-2008, 28 172, nr. 5, p. 2:
‘Samenvattend, de Wmk beoogt de rechtspositie van aspirant-verzekeringnemers en sollicitanten te versterken. Dit doet de wet door regels te stellen aan het gebruik en de uitvoering van medische keuringen bij sollicitaties of het aangaan van (…) arbeidsongeschiktheidsverzekeringen.’
Tweede evaluatie WMK, Tweede Kamer 2007-2008, 28 172, nr. 5, p. 8:
‘Tijdens de parlementaire behandeling van de Wmk is de vraag aan de orde geweest naar de mogelijkheden voor verzekeraars om aan risicobeheersing te doen (…). De initiatiefnemer van de wet heeft verschillende signalen afgegeven. Enerzijds stelde hij dat het verbod op uitsluitingsclausules nodig is om te voorkomen dat het verbod op aanstellingskeuringen wordt omzeild door de toegang tot het werk op verzekeringstechnische gronden te belemmeren. Anderzijds erkende hij dat het verzekeraars vrij staat zelf de voorwaarden te formuleren waaronder zij een verzekering aanbieden. Ze hoeven geen “brandende huizen” te verzekeren. Er is immers geen acceptatieplicht.’
Tweede evaluatie WMK, Tweede Kamer 2007-2008, 28 172, nr. 4, bijlage 2, p. 107:
‘Voor de arbeidsongeschiktheidsverzekering die via de werkgever worden afgesloten zijn keuringen in het geheel niet toegestaan. Desondanks heeft één op de vijf baanwisselaars of sollicitanten een medisch/lichamelijk onderzoek ondergaan. Het aantal aspirant-verzekerden dat een gezondheidsvragenlijst heeft moeten invullen is met 59% nóg hoger. Een mogelijke verklaring hiervoor is dat de respondenten een vrijwillige aanvullende arbeidsongeschiktheidsverzekering hebben afgesloten, waarbij de betreffende verzekeraar gewoon mag keuren. De vraag aan de respondenten bevatte echter expliciet de toevoeging ‘via de werkgever’, en ook als de werkgever niet betaalt maar wel faciliteert betreft het een aan de arbeid gerelateerde verzekering. Wat onder aan de arbeid gerelateerd moet worden verstaan is echter omstreden. Verzekeraars hanteren hierbij veelal de meer stringente opvatting van collectieve verzekeringen, zoals die gevonden kan worden in de Kamerstukken. Deze interpretatie staat echter op gespannen voet met het oordeel terzake van de Raad van Toezicht Verzekeringen. De kwestie is nog in behandeling bij de Ombudsman Verzekeringen en bij de rechter.’