ECLI:NL:GHAMS:2019:2876

Gerechtshof Amsterdam

Datum uitspraak
3 juli 2019
Publicatiedatum
5 augustus 2019
Zaaknummer
23-000258-18
Instantie
Gerechtshof Amsterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Hoger beroep tegen vonnis politierechter inzake winkeldiefstal en bewijsuitsluiting door ontbreken camerabeelden

In deze zaak heeft het gerechtshof Amsterdam op 3 juli 2019 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een vonnis van de politierechter in de rechtbank Amsterdam, dat op 10 januari 2018 was gewezen. De verdachte, geboren in 1991, had hoger beroep ingesteld tegen het vonnis waarin hij was veroordeeld voor winkeldiefstal. Tijdens de zitting in hoger beroep op 19 juni 2019 heeft de raadsman aangevoerd dat het ontbreken van bewegende camerabeelden een onherstelbaar vormverzuim oplevert, wat zou moeten leiden tot bewijsuitsluiting. De verdediging stelde dat zonder deze beelden het proces-verbaal van bevindingen niet gecontroleerd kon worden, en dat de verdachte daarom vrijgesproken diende te worden.

De advocaat-generaal daarentegen, stelde dat het proces-verbaal voldoende concreet was en dat de verdediging niet voldoende had gemotiveerd waarom de waarneming van de verbalisanten onjuist zou zijn. Het hof merkte op dat het in het algemeen de voorkeur heeft om bewegende camerabeelden in het dossier op te nemen, maar dat het ontbreken van deze beelden in dit geval niet automatisch leidt tot bewijsuitsluiting. Het hof verwierp het verweer van de verdediging en bevestigde het vonnis waarvan beroep, met inachtneming van de overwegingen die in de uitspraak zijn opgenomen.

Het hof heeft de bewijsmiddelen aangevuld en het artikel 63 van het Wetboek van Strafrecht toegevoegd aan de toepasselijke wetsartikelen. De beslissing werd genomen door de meervoudige strafkamer van het gerechtshof Amsterdam, met de rechters A.M. van Amsterdam, A.D.R.M. Boumans en P.C. Römer, en griffier N.E.M. Keereweer. De uitspraak werd gedaan in het openbaar.

Uitspraak

afdeling strafrecht
parketnummer: 23-000258-18
datum uitspraak: 3 juli 2019
TEGENSPRAAK
Verkort arrest van het gerechtshof Amsterdam gewezen op het hoger beroep, ingesteld tegen het vonnis van de politierechter in de rechtbank Amsterdam van 10 januari 2018 in de strafzaak onder parketnummer 13-137795-17 tegen
[verdachte],
geboren te [geboorteplaats 1] op [geboortedag] 1991,
adres: [geboorteplaats 2].

Onderzoek van de zaak

Dit arrest is gewezen naar aanleiding van het onderzoek ter terechtzitting in hoger beroep van 19 juni 2019 en, overeenkomstig het bepaalde bij artikel 422, tweede lid, van het Wetboek van Strafvordering, naar aanleiding van het onderzoek ter terechtzitting in eerste aanleg.
De verdachte heeft hoger beroep ingesteld tegen voormeld vonnis.
Het hof heeft kennisgenomen van de vordering van de advocaat-generaal en van hetgeen door de raadsman naar voren is gebracht.
De advocaat-generaal heeft gevorderd dat de verdachte zal worden veroordeeld tot dezelfde straf als door de rechter in eerste aanleg opgelegd.

Vonnis waarvan beroep

Het hof verenigt zich met het vonnis waarvan beroep en zal dit derhalve bevestigen met dien verstande dat:
- het hof de bewijsmiddelen zal aanvullen met het volgende bewijsmiddel:
Een proces-verbaal van bevindingen met nummer PL1300-2017153876-16 van 21 juli 2017, in de wettelijke vorm opgemaakt door de daartoe bevoegde opsporingsambtenaar [verbalisant], doorgenummerde pagina 17.
  • de inhoud van de gebezigde bewijsmiddelen – in de door de wet voorgeschreven gevallen – zal worden neergelegd in een aanvulling op het verkort arrest als bedoeld in artikel 365a van het Wetboek van Strafvordering;
  • het hof het door de verdediging in hoger beroep gevoerde verweer bespreekt; en
- het hof artikel 63 van het Wetboek van Strafrecht toevoegt aan de op de strafoplegging toepasselijke wetsartikelen.

Bespreking van het ter terechtzitting in hoger beroep gevoerde verweer

De raadsman heeft ter terechtzitting in hoger beroep aangevoerd dat het ontbreken van de bewegende camerabeelden in het dossier een onherstelbaar vormverzuim inhoudt, dat dient te leiden tot bewijsuitsluiting. Door het ontbreken van de bewegende camerabeelden is het immers niet mogelijk te controleren of het proces-verbaal van bevindingen van het uitkijken van de camerabeelden door de verbalisanten juist is. Nu al het bewijs voortkomt uit de camerabeelden dient de verdachte te worden vrijgesproken van de ten laste gelegde winkeldiefstal.
De advocaat-generaal heeft zich op het standpunt gesteld dat het proces-verbaal van bevindingen van het uitkijken van de camerabeelden voldoende concreet is en door de verdediging onvoldoende specifiek is gemotiveerd waarom de waarneming van verbalisanten onjuist zou zijn.
Het hof merkt op dat het in het algemeen de voorkeur verdient bewegende camerabeelden - indien aanwezig - in het dossier te voegen, opdat zij in enig stadium van het geding kunnen worden bekeken. Het is ongelukkig dat in dit geval de beelden niet langer beschikbaar zijn. Echter, de stelling van de verdediging dat nu de bewegende camerabeelden ontbreken het proces-verbaal van bevindingen van het uitkijken van de camerabeelden niet bruikbaar is voor het bewijs vindt geen steun in het recht. Het hof verwerpt dan ook het door de verdediging gevoerde verweer.

BESLISSING

Het hof:
Bevestigt het vonnis waarvan beroep met inachtneming van het hiervoor overwogene.
Dit arrest is gewezen door de meervoudige strafkamer van het gerechtshof Amsterdam, waarin zitting hadden mr. A.M. van Amsterdam, mr. A.D.R.M. Boumans en mr. P.C. Römer in tegenwoordigheid van mr. N.E.M Keereweer, griffier, en is uitgesproken op de openbare terechtzitting van dit gerechtshof van 3 juli 2019.
[…]