ECLI:NL:GHAMS:2019:2946

Gerechtshof Amsterdam

Datum uitspraak
5 augustus 2019
Publicatiedatum
12 augustus 2019
Zaaknummer
23-001658-18
Instantie
Gerechtshof Amsterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Heling van motorfietsen met vrijspraak voor witwassen

In deze zaak heeft het gerechtshof Amsterdam op 5 augustus 2019 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een vonnis van de politierechter in de rechtbank Noord-Holland. De verdachte was beschuldigd van heling van motorfietsen en witwassen. Het hof oordeelde dat de verdachte niet kon worden veroordeeld voor het witwassen van een Piaggio, omdat er onvoldoende bewijs was voor verhullende handelingen. Het enkele plaatsen van de motorfiets in een boxruimte was niet voldoende om te concluderen dat de verdachte zich schuldig had gemaakt aan witwassen.

De tenlastelegging omvatte meerdere feiten, waaronder het verwerven en voorhanden hebben van motorfietsen waarvan de verdachte wist of redelijkerwijs had moeten vermoeden dat deze van misdrijf afkomstig waren. Het hof oordeelde dat de verdachte de motorfiets van het merk [merk 1] voorhanden had gehad en dat deze was voorzien van een gestolen kentekenplaat. Ook de motorfiets van het merk [merk 2] was van misdrijf afkomstig, zoals bevestigd door de aangifte van diefstal door de eigenaar.

Het hof sprak de verdachte vrij van het onder 4 ten laste gelegde feit, maar achtte de heling van de motorfietsen onder 2 en 3 bewezen. De verdachte werd veroordeeld tot een gevangenisstraf van drie weken, waarbij het hof rekening hield met de ernst van de feiten en de recidive van de verdachte. De beslissing van de politierechter werd vernietigd voor zover deze aan het oordeel van het hof was onderworpen, en het hof deed in zoverre opnieuw recht.

Uitspraak

afdeling strafrecht
parketnummer: 23-001658-18
datum uitspraak: 5 augustus 2019
TEGENSPRAAK (gemachtigd raadsman)
Arrest van het gerechtshof Amsterdam gewezen op het hoger beroep, ingesteld tegen het vonnis van de politierechter in de rechtbank Noord-Holland van 7 mei 2018 in de strafzaak onder de parketnummers 15-004816-18 en 15-226922-16 (TUL) tegen
[verdachte],
geboren te [geboorteplaats] op [geboortedag] 1991,
adres: [adres 1] .
Onderzoek van de zaak
Dit arrest is gewezen naar aanleiding van het onderzoek ter terechtzitting in hoger beroep van 22 juli 2019 en, overeenkomstig het bepaalde bij artikel 422, tweede lid, van het Wetboek van Strafvordering, naar aanleiding van het onderzoek ter terechtzitting in eerste aanleg.
De verdachte heeft hoger beroep ingesteld tegen de beslissingen met betrekking tot de onder 2, 3 en 4 ten laste gelegde feiten in voormeld vonnis.
Het hof heeft kennisgenomen van de vordering van de advocaat-generaal en van hetgeen door de raadsman naar voren is gebracht.
Tenlastelegging
Aan de verdachte is, voor zover aan het oordeel van het hof onderworpen, ten laste gelegd dat:
2.
hij op een of meer tijdstip(pen) in of omstreeks de periode van 04 juli 2016 tot en met 7 april 2017 te Den Helder, althans in Nederland, meermalen, althans eenmaal een of meer goederen, te weten een motorfiets, merk: [merk 1] heeft verworven, voorhanden gehad en/of overgedragen, terwijl hij (telkens) ten tijde van de verwerving of het voorhanden krijgen van dit goed wist, althans redelijkerwijs had moeten vermoeden, dat het een door misdrijf verkregen goed betrof;
3.
hij op een of meer tijdstip(pen) in of omstreeks de periode van 01 september 2017 tot en met 5 januari 2018 te Den Helder, althans in Nederland, meermalen, althans eenmaal een of meer goederen, te weten een [merk 2] motorfiets (type [type] heeft verworven, voorhanden gehad en/of overgedragen, terwijl hij (telkens) ten tijde van de verwerving of het voorhanden krijgen van dit goed wist, althans redelijkerwijs had moeten vermoeden, dat het een door misdrijf verkregen goed betrof;
4.
hij op of omstreeks 5 januari 2018, te Den Helder, althans in Nederland, van een voorwerp, te weten een [merk 3] motorscooter (zonder contactslot, zonder chassisnummer en zonder kenteken), de werkelijke aard, de herkomst, de vindplaats, de vervreemding en/of de verplaatsing heeft verborgen en/of verhuld en/of heeft verborgen en/of verhuld wie de rechthebbende op een voorwerp, te weten voornoemde motorscooter, was, en/of heeft verborgen en/of verhuld wie een voorwerp, te weten voornoemde motorscooter, voorhanden heeft gehad, terwijl hij wist, althans redelijkerwijs had moeten vermoeden, dat dat voorwerp geheel of gedeeltelijk - onmiddellijk of middellijk - afkomstig was uit enig misdrijf.
Voor zover in de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten voorkomen, zal het hof deze verbeterd lezen. De verdachte wordt daardoor niet in de verdediging geschaad.
Vonnis waarvan beroep
Het vonnis waarvan beroep voor zover aan het oordeel van het hof onderworpen zal worden vernietigd, omdat het hof tot andere beslissingen en een andere bewezenverklaring komt dan de politierechter.
Vrijspraak van het onder 4 ten laste gelegde
Relevante feiten en omstandigheden
In de boxruimte die bij de verdachte in gebruik was, is een [merk 3] motorscooter aangetroffen zonder contactslot, zonder chassisnummer en zonder kenteken.
Oordeel van het hof
Aan de verdachte is - kort gezegd - ten laste gelegd dat hij de [merk 3] heeft witgewassen door middel van verhulling. Voor een bewezenverklaring zijn dus verhullende handelingen van de verdachte vereist. Het enkele plaatsen van de [merk 3] in een bij de verdachte in gebruik zijnde boxruimte is daarvoor onvoldoende. Uit het dossier blijkt niet wie het contactslot, chassisnummer en kenteken heeft verwijderd. Het dossier bevat daarom onvoldoende bewijs voor de ten laste gelegde verhullende handelingen. Het hof spreekt de verdachte dan ook vrij van het onder 4 tenlastegelegde.
Bewijsoverweging
Feit 2
De raadsman heeft bepleit dat de verdachte van het onder 2 ten laste gelegde moet worden vrijgesproken, nu de verdachte de [merk 1] motorfiets niet voorhanden heeft gehad. Op de dag dat hij met de motorfiets zou zijn gezien bevond de verdachte zich in Duitsland, dus de verbalisant moet zich hebben vergist, aldus de raadsman.
Het hof overweegt als volgt.
De verbalisant [verbalisant 1] heeft op 7 april 2017 een persoon op de [merk 1] motorfiets zien wegrijden. Hij kende de verdachte ambtshalve en heeft de verdachte herkend als de persoon op de motorfiets. Dat de verdachte de beschikking over die motorfiets had, vindt bevestiging in een op 11 februari 2017 bij het [account] -account van de verdachte geplaatst bericht en in de reactie op dit bericht is een foto geplaatst waarop dezelfde motorfiets zichtbaar is.
Het hof hecht geen geloof aan de verklaring van de verdachte dat hij de foto op [account] niet heeft geplaatst en niet weet hoe de foto daar is terechtgekomen. Het hof hecht evenmin geloof aan de verklaring van de verdachte en aan de verklaring van de getuige [getuige 1] , dat de verdachte en [getuige 1] zich op 7 april 2017 in Duitsland bevonden, nu die verklaringen – die niet nader zijn onderbouwd – in strijd zijn met de waarnemingen van de verbalisant. Het hof acht daarom bewezen dat de verdachte de motorfiets voorhanden heeft gehad.
De [merk 1] motorfiets was voorzien van een gestolen kentekenplaat en het voertuigidentificatienummer was verwijderd. Op grond van die omstandigheden staat vast dat de motorfiets van misdrijf afkomstig was. Gelet op de inhoud van de bewijsmiddelen had de verdachte de betreffende motor feitelijk voorhanden en had hij daarover een zekere feitelijke zeggenschap. De verdachte heeft geen geloofwaardige, hem ontlastende verklaringen gegeven voor het voorhanden hebben van de motorfiets. Daaruit leidt het hof af dat de verdachte ten tijde van het voorhanden krijgen van de motorfiets wist dat het een door misdrijf verkregen goed betrof.
Feit 3
De raadsman heeft bepleit dat de [merk 2] motorfiets niet van de verdachte was. Uit de verklaring van de verdachte en van de getuige [getuige 2] blijkt dat de motorfiets van [getuige 2] was, zodat de verdachte moet worden vrijgesproken, aldus de raadsman.
Het hof hecht geen geloof aan de verklaring van [getuige 2] . [getuige 2] heeft op 7 januari 2018 bij de politie verklaard dat het niet waar is dat een van de motoren in de loods/garagebox van de verdachte van hem is. Op 21 februari 2018 heeft [getuige 2] verklaard dat hij een motorfiets zonder kenteken voor 400 euro had gekocht van een man die hij daarop zag rijden en de motor bij de verdachte had gestald. Op 5 februari 2019 heeft [getuige 2] verklaard dat hij de [merk 2] motor begin 2018 achter een container zag liggen, dat hij dacht dat het een schrootmotor was, dat de motor toen niet reed en dat hij ermee naar de loods/garagebox van de verdachte is gelopen. Die laatste verklaring is niet alleen strijdig met [getuige 2] ’ eerdere verklaringen, maar ook met de op 6 januari 2018 door de verdachte afgelegde verklaring dat hij dacht dat [getuige 2] ] de [merk 2] (toen) al ongeveer vier maanden of een halfjaar had.
Bovendien zijn de verklaringen van [getuige 2] en de verdachte in strijd met de verklaring van de eigenaar van de garagebox, de getuige [getuige 3] . [getuige 3] heeft immers verklaard dat de motoren in de garagebox van de verdachte zijn en daar al ongeveer een halfjaar staan en dat de verdachte hem had verteld dat hij die motoren had gekocht. De politie heeft de motoren aangetroffen in de garagebox, waar ook de verdachte op dat moment aanwezig was. Onder die omstandigheden staat vast dat de verdachte de [merk 2] motorfiets voorhanden heeft gehad.
De [merk 2] motorfiets was niet voorzien van een kentekenplaat en het voertuigidentificatienummer was verwijderd. Ook het contactslot was verwijderd. Aangever [aangever] , die eerder aangifte heeft gedaan van diefstal van zijn motorfiets, heeft aan de hand van foto’s de [merk 2] herkend als zijn gestolen motorfiets. Op grond van die omstandigheden staat vast dat de motorfiets van misdrijf afkomstig was. De verdachte heeft geen geloofwaardige, hem ontlastende verklaringen gegeven voor het voorhanden hebben van de motorfiets. Daaruit leidt het hof af dat de verdachte ten tijde van het voorhanden krijgen van de motorfiets wist dat het een door misdrijf verkregen goed betrof.
Bewezenverklaring
Het hof acht wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte het onder 2 en 3 ten laste gelegde heeft begaan, met dien verstande dat:
2.
hij in de periode van 4 juli 2016 tot en met 7 april 2017 te Den Helder, een motorfiets, merk [merk 1] , voorhanden heeft gehad, terwijl hij ten tijde van het voorhanden krijgen van dit goed wist dat het een door misdrijf verkregen goed betrof;
3.
hij in de periode van 1 september 2017 tot en met 5 januari 2018 te Den Helder een [merk 2] motorfiets, type [type] , voorhanden heeft gehad, terwijl hij ten tijde van het voorhanden krijgen van dit goed wist dat het een door misdrijf verkregen goed betrof.
Hetgeen onder 2 en 3 meer of anders is ten laste gelegd, is niet bewezen. De verdachte moet hiervan worden vrijgesproken.
Het bewezen verklaarde is gegrond op de feiten en omstandigheden die in de bewijsmiddelen zijn vervat.
Bewijsmiddelen
ten aanzien van feit 2
Een proces-verbaal van bevindingen van [verbalisant 1] van 8 april 2017.
Op 7 april 2017 in Den Helder zag ik personen staan. Ik zag dat hier ook een motorfiets van het merk [merk 1] stond. Ik zag de mij ambtshalve bekende [naam 1] en [verdachte] staan. Ik hoorde [verdachte] zeggen dat hij de motor even bij een maatje zou zetten. Ik zag dat [verdachte] op de motor ging zitten en naar voren stepte met zijn voeten. Ik riep dat zij moesten stoppen. Ik zag dat [verdachte] van de motor stapte. Ik zag dat [verdachte] de motor in mijn richting duwde. Hierdoor viel de motor. Ik zag dat [verdachte] rende in de richting van de [adres 2] . Ik zag dat de motor een [merk 1] betrof en [kleur 1] van kleur met zwarte accenten. Ik zag dat er een kentekenplaat voorzien van kenteken [kenteken 1] op zat.
Een proces-verbaa1 van aangifte door [getuige 3] ten overstaan van verbalisant [verbalisant 2] van 2 juli 2016.
Ik ben eigenaar van een motorfiets van het merk [merk 1] , type [merk 1] , [kleur 1] van kleur, voorzien van kenteken [kenteken 2] . Op 2 juli 2016 omstreeks 20:45 uur heb ik de motorfiets geparkeerd aan de [plek] te Alkmaar op een oprit. Ik heb de motorfiets afgesloten middels het stuurslot en een los kettingslot. Toen ik op 2 juli 2016 omstreeks 23:00 uur de motorfiets weer in gebruik wilde nemen zag ik dat deze door onbekende(n) was weggenomen. De motorfiets is voorzien van een aantal bijzonderheden: Schade: in het zadel zat een scheur op de achterkant links van het midden.
Een proces-verbaal van bevindingen van [naam 2] van 8 april 2017.
Op de [account] pagina van [verdachte] ( [website] ) zag ik dat er op 11 februari 2017 een bericht was geplaatst. Dit bericht is een herinnering van 4 jaar geleden met een afbeelding van een [merk 1] motor, niet zijnde de motor die op 7 april 2017 bij [verdachte] is aangetroffen. In de reacties onder dit bericht zijn berichten geplaatst door [verdachte] waarin hij aangeeft nu een “update” te hebben. Bij dit bericht is ook een foto geplaatst. Op deze foto staat de [merk 1] motorfiets die op 7 april 2017 onder [verdachte] is aangetroffen. Op de foto met de [merk 1] motor in de reactie van [verdachte] is de met tape afgeplakte snee in het zadel zichtbaar, en de bijna unieke uitlaten die op de motor zitten. Deze komen geheel overeen met de op 7 april 2017 onder [verdachte] aangetroffen [merk 1] motor.
Een proces-verbaal van bevindingen van [verbalisant 1] van 11 april 2017.
Een kentekenplaat in beslag genomen met kenteken [kenteken 1] . Ik hoorde de medewerkster van het LIV zeggen dat zij een vorige eigenaar had gevonden. Ik hoorde haar zeggen dat de vorige eigenaar de volgende persoon betrof: [naam 3] . Ik hoorde haar tevens zeggen dat [naam 3] op 28-11-2005 aangifte heeft gedaan van diefstal van zijn kentekenplaat. De door mij, verbalisant [verbalisant 1] , op 07 april 2017 in beslag genomen kentekenplaat met kenteken [kenteken 1] zonder duplicaat code, staat dus sinds 28-11-2005 als gestolen gesignaleerd.
Een deskundigenrapport “Onderzoek van een motorfiets merk [merk 1] ” van verbalisanten [verbalisant 1] en [verbalisant 3] van 22 mei 2017.
Op 18 mei 2017 werd door de afdeling Forensisch Voertuigidentificatie Onderzoek van de Dienst
Wegverkeer te Veendam een onderzoek verricht aan de motorfiets merk [merk 1] , kleur
[kleur 1] / zwart, niet voorzien van een kentekenplaat. Bij dit type motorfiets behoort het voertuigidentificatienummer rechts tegen het balhoofd te zijn aangebracht. Hier werd niets aangetroffen, de lak op deze plaats was al verwijderd. Ter plaatse is met de daartoe bestemde, chemisch werkzame vloeistoffen, een etsbehandeling toegepast. Tijdens deze behandeling werd het door de fabrikant aangebrachte voertuigidentificatienummer niet zichtbaar.
Het motornummer behoort links onder tegen het motorblok te zijn aangebracht. Hier werden slijpsporen aangetroffen. Ter plaatse is met de daartoe bestemde, chemisch werkzame vloeistoffen, een etsbehandeling toegepast. Tijdens deze behandeling werden slechts fragmenten van eerder aangebrachte nummers vastgesteld.
ten aanzien van feit 3
Een proces-verbaal van aangifte van [aangever] ten overstaan van verbalisant [verbalisant 4] van 1 september 2017.
Ik ben eigenaar van een motorfiets, merk [merk 2] , type [type] , [kleur 2] van kleur, voorzien van kenteken [kenteken 3] . Half juli 2017 heb ik de motor voor het laatst gezien, hij stond toen geparkeerd in
een afgesloten garagebox aan de [adres 3] in Den Helder. De garagedeur was afgesloten en de motor stond op het stuurslot en was afgesloten met een kettingslot door het achterwiel. Op vrijdag 1 september 2017, omstreeks 12:00 uur, ontdekte ik dat de garagedeur moeilijk open wilde en ik zag toen dat de motorfiets door onbekende(n) was weggenomen.
Een proces-verbaal van bevindingen van verbalisant [verbalisant 5] van 5 januari 2018.
Bij verdachte [verdachte] zijn op 5 januari 2018 twee motoren aangetroffen Ik heb de politiesystemen geraadpleegd aan de hand van het merk en type motor, namelijk een [merk 2] [type]. In een proces [verbaal] werd er aangifte gedaan van diefstal van een [merk 2] [type] . In de aangifte staat omschreven dat er op de rechterzijde van de benzinetank een deukje zat. Ik heb dit vergeleken met de in beslag genomen [merk 2] en zag dat er inderdaad een deukje op de rechterzijde van deze [merk 2] zat. Ik heb vervolgens contact opgenomen met de aangever van de gestolen motor. Dit bleek te zijn [aangever] . Ik heb van [aangever] foto's ontvangen van de motor welke op bepaalde punten overeenkwam met de in beslag genomen motor, onder andere:
- De [kleur 2] zitting kwam overeen met die van de foto.
- De plaats van de framestickers kwam overeen met de foto.
- De [kleur 3] velgen van de motor kwamen overeen met de foto.
Ik heb vervolgens [aangever] een aantal foto's laten zien van de in beslag genomen motor en hij gaf aan dat hij deze motor inderdaad herkende als zijnde zijn gestolen motor.
Een proces-verbaal van bevindingen van verba1isant [verbalisant 6] van 6 januari 2018
Op 6 januari 2017 sprak ik telefonisch met [getuige 3] . [getuige 3] zou volgens verdachte [verdachte] eigenaar zijn van de garagebox gelegen aan [adres 4] te Den Helder. Ik hoorde [getuige 3] verklaren:
- dat hij de garagebox aan [adres 4] huurt.
- dat [verdachte] een sleutel heeft van de garagebox.
- dat [verdachte] de garagebox gebruikt om te klooien aan brommers.
- dat [verdachte] ongeveer 85 euro in de maand aan hem betaald voor het gebruik van de box.
Ik heb [getuige 3] verteld dat er twee motoren in de garagebox zijn aangetroffen. Ik hoorde [getuige 3] verklaren:
- dat die motoren van [verdachte] zijn.
- dat die motoren er al een tijdje staan. Ongeveer een halfjaar.
- dat [verdachte] had verteld dat hij die motoren gekocht had.
Een proces-verbaal van bevindingen van [naam 2] van 5 januari 2018
Op 5 januari 2018 was ik ter plaatse op [adres 4] te Den Helder. Ik zag dat de mij ambtshalve bekende [verdachte] in de opening van de garagebox stond. De garagebox kon worden geopend. Aan de rechterzijde van de garage zag ik een motorfiets staan, ik zag dat deze motor niet origineel meer was. Ik herkende de basis van de motor aan het frame, motorblok en velgen als een [merk 2] [type] . Ik zag dat het framenummer op het balhoofd verwijderd was en hierna was overgespoten. Op het balhoofd waren slijpsporen zichtbaar op de plek waar normaliter het framenummer van de motor zou moeten staan. Ik zag dat op de cockpit van de motor het contactslot was verwijderd. Aan de achterzijde van de motor was geen kentekenplaat bevestigd.
Strafbaarheid van het bewezen verklaarde
Geen omstandigheid is aannemelijk geworden die de strafbaarheid van het onder 2 en 3 bewezen verklaarde uitsluit, zodat dit strafbaar is.
Het onder 2 en 3 bewezen verklaarde levert op:
telkens:
opzetheling.
Strafbaarheid van de verdachte
Geen omstandigheid is aannemelijk geworden die de strafbaarheid van de verdachte ten aanzien van het onder 2 en 3 bewezen verklaarde uitsluit, zodat de verdachte strafbaar is.
Oplegging van straf
Oordeel van de politierechter en standpunten van partijen
De politierechter in de rechtbank Noord-Holland heeft de verdachte voor het in eerste aanleg onder 2, 3 en 4 bewezen verklaarde veroordeeld tot een gevangenisstraf van vier weken.
De advocaat-generaal heeft gevorderd dat de verdachte zal worden veroordeeld tot dezelfde straf als door de rechter in eerste aanleg opgelegd.
De raadsman heeft namens de verdachte verzocht om, in het geval van strafoplegging, een geldboete, een taakstraf of een voorwaardelijke straf, omdat de verdachte als zzp-er in de
offshorewerkt en hij zijn baan zou kunnen kwijtraken als hij niet inzetbaar is.
Oordeel van het hof
Het hof heeft in hoger beroep de op te leggen straf bepaald op grond van de ernst van de feiten en de omstandigheden waaronder deze zijn begaan en gelet op de persoon van de verdachte. Het hof heeft daarbij in het bijzonder het volgende in beschouwing genomen.
De verdachte heeft zich schuldig gemaakt aan de heling van twee motorfietsen. Het stelen en helen van voertuigen leidt tot veel schade en overlast voor de slachtoffers. De verdachte heeft door zijn helingsactiviteiten direct meegewerkt aan het in stand houden van een afzetmarkt die diefstal lonend maakt. Indirect heeft hij hiermee ook bijgedragen aan het duperen van de bestolenen.
Blijkens een de verdachte betreffend uittreksel uit de Justitiële Documentatie van 11 juli 2019 is hij eerder ter zake van vermogensdelicten, waaronder heling, onherroepelijk veroordeeld.
Ondanks de door de raadsman aangevoerde omstandigheden acht het hof geen andere straf dan een onvoorwaardelijke gevangenisstraf passend. De verdachte heeft de misdrijven gepleegd gedurende de proeftijd van een eerder voorwaardelijk opgelegde gevangenisstraf. Deze proeftijd heeft hem er kennelijk niet van weerhouden opnieuw strafbare feiten te plegen. Reeds om die reden acht het hof een voorwaardelijke straf niet passend. Vanwege de ernst van het feit en de recidive van de verdachte zijn ook een geldboete of een taakstraf niet passend.
Het hof zal een gevangenisstraf van kortere duur opleggen dan door de advocaat-generaal gevorderd, nu het hof de verdachte vrijspreekt van het onder 4 tenlastegelegde. Het hof acht, alles afwegende, een onvoorwaardelijke gevangenisstraf van drie weken passend en geboden.
Beslag
Door de politierechter zijn beslissingen genomen over een [merk 2] [type] en een [merk 1] . Het hof beschikt, net als de advocaat-generaal, slechts over een beslaglijst waarop die voorwerpen niet staan. Het hof zal over die voorwerpen dan ook geen beslissing nemen.
Op die beslaglijst staan wel een [merk 3] motorfiets en een ongebruikt aluminium slakkenhuis vermeld. Het hof zal daarom beslissingen nemen met betrekking tot die voorwerpen.
Bij gelegenheid van het onderzoek naar het onder 3 en 4 ten laste gelegde feit is in de garage die de verdachte huurde een [merk 3] motorfiets aangetroffen. Dat voorwerp is in beslag genomen en nog niet teruggegeven. Het behoort aan de verdachte toe. Van de [merk 3] motorfiets ontbreken het kenteken, contactslot en chassisnummer, zodat het niet anders kan dan dat het van misdrijf afkomstig is. Het kan daarom dienen tot het begaan van soortgelijke feiten als opzetheling. Het zal worden onttrokken aan het verkeer aangezien het ongecontroleerde bezit daarvan in strijd is met het algemeen belang.
Bij de verdachte is ook een ongebruikt aluminium slakkenhuis in beslag genomen en nog niet teruggegeven. Het behoort aan de verdachte toe. Het hof zal hiervan de teruggave aan de verdachte gelasten.
Toepasselijke wettelijke voorschriften
De op te leggen straf en maatregel zijn gegrond op de artikelen 36b, 36d, 57, 63 en 416 van het Wetboek van Strafrecht.
Deze wettelijke voorschriften worden toegepast zoals geldend ten tijde van het bewezen verklaarde.
Vordering tenuitvoerlegging
Het openbaar ministerie heeft de tenuitvoerlegging gevorderd van de bij vonnis van de politierechter in de rechtbank Noord-Holland van 26 januari 2017 opgelegde voorwaardelijke gevangenisstraf van een week. Deze vordering is in hoger beroep opnieuw aan de orde.
Gebleken is dat de verdachte zich voor het einde van de proeftijd aan een strafbaar feit heeft schuldig gemaakt. Daarom zal de tenuitvoerlegging van die voorwaardelijk opgelegde straf worden gelast. Het hof ziet geen aanleiding om, zoals door de raadsman bepleit, de straf om te zetten in een geldboete of taakstraf. De verdachte wist immers dat er nog een gevangenisstraf boven zijn hoofd hing, en heeft er desondanks voor gekozen de bewezen verklaarde strafbare feiten te plegen.
BESLISSING
Het hof:
Vernietigt het vonnis waarvan beroep voor zover aan het oordeel van het hof onderworpen en doet in zoverre opnieuw recht:
Verklaart niet bewezen dat de verdachte het onder 4 ten laste gelegde heeft begaan en spreekt de verdachte daarvan vrij.
Verklaart zoals hiervoor overwogen bewezen dat de verdachte het onder 2 en 3 ten laste gelegde heeft begaan.
Verklaart niet bewezen hetgeen de verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan hierboven is bewezen verklaard en spreekt de verdachte daarvan vrij.
Verklaart het onder 2 en 3 bewezen verklaarde strafbaar, kwalificeert dit als hiervoor vermeld en verklaart de verdachte strafbaar.
Veroordeelt de verdachte tot een
gevangenisstrafvoor de duur van
3 (drie) weken.
Beveelt dat de tijd die door de verdachte vóór de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in enige in artikel 27, eerste lid, of artikel 27a van het Wetboek van Strafrecht bedoelde vorm van voorarrest is doorgebracht, bij de uitvoering van de opgelegde gevangenisstraf in mindering zal worden gebracht, voor zover die tijd niet reeds op een andere straf in mindering is gebracht.
Beveelt de
onttrekking aan het verkeervan het in beslag genomen, nog niet teruggegeven voorwerp, te weten:
1 STK Motorfiets (omschrijving: [merk 3] ).
Gelast de
teruggaveaan de verdachte van het in beslag genomen, nog niet teruggegeven voorwerp, te weten:
ongebruikt aluminium slakkenhuis (846480).
Gelast de tenuitvoerlegging van de straf, voor zover voorwaardelijk opgelegd bij vonnis van de politierechter in de rechtbank Noord-Holland van 26 januari 2017, parketnummer 15-226922-16, te weten van:
gevangenisstrafvoor de duur van
1 (één) week.
Dit arrest is gewezen door de meervoudige strafkamer van het gerechtshof Amsterdam, waarin zitting hadden mr. R.P. den Otter, mr. A.P.M. van Rijn en mr. M.J.A. Plaisier, in tegenwoordigheid van mr. A.N. Biersteker, griffier, en is uitgesproken op de openbare terechtzitting van dit gerechtshof van 5 augustus 2019.
=========================================================================
[…]