ECLI:NL:GHAMS:2019:3141

Gerechtshof Amsterdam

Datum uitspraak
7 augustus 2019
Publicatiedatum
28 augustus 2019
Zaaknummer
23-002591-18
Instantie
Gerechtshof Amsterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Bevestiging en aanpassing van vonnis in hoger beroep inzake vernieling van een raam

In deze zaak heeft het gerechtshof Amsterdam op 24 juli 2019 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een vonnis van de politierechter in de rechtbank Amsterdam, dat op 4 juli 2018 was gewezen. De verdachte, geboren in Marokko en zonder vaste woon- of verblijfplaats, was eerder veroordeeld voor een vergelijkbaar feit en was op dat moment gedetineerd in PI Utrecht. Het hof heeft het vonnis van de politierechter bevestigd, met uitzondering van de strafoplegging en de beslissing op de vordering tot tenuitvoerlegging. De politierechter had de verdachte een voorwaardelijke gevangenisstraf van vier dagen opgelegd, maar de advocaat-generaal vorderde een gevangenisstraf van één dag, met aftrek van voorarrest. Het hof heeft de ernst van het feit en de omstandigheden waaronder het was begaan in overweging genomen en besloten dat de verdachte met een schone lei moet kunnen beginnen na zijn detentie. Het hof heeft de gevangenisstraf vastgesteld op één dag, gelijk aan het ondergane voorarrest, en de vordering tot tenuitvoerlegging van de eerder opgelegde voorwaardelijke gevangenisstraf afgewezen. Het hof heeft de beslissing genomen in het belang van de verdachte, die naar verwachting Nederland zal verlaten na zijn detentie.

Uitspraak

afdeling strafrecht
parketnummer: 23-002591-18
datum uitspraak: 24 juli 2019
TEGENSPRAAK (gemachtigd raadsman)
Arrest van het gerechtshof Amsterdam gewezen op het hoger beroep, ingesteld tegen het vonnis van de politierechter in de rechtbank Amsterdam van 4 juli 2018 in de strafzaak onder de parketnummers 13‑095227-18 en 13-701256-16 (TUL) tegen
[verdachte],
geboren te [geboorteplaats] (Marokko) op [geboortedag] 1984,
geen vaste woon- of verblijfplaats,
thans uit anderen hoofde gedetineerd in PI Utrecht - HvB locatie Nieuwegein te Nieuwegein.

Onderzoek van de zaak

Dit arrest is gewezen naar aanleiding van het onderzoek ter terechtzitting in hoger beroep van 24 juli 2019 en, overeenkomstig het bepaalde bij artikel 422, tweede lid, van het Wetboek van Strafvordering, naar aanleiding van het onderzoek ter terechtzitting in eerste aanleg.
Namens de verdachte is hoger beroep ingesteld tegen voormeld vonnis.
Het hof heeft kennisgenomen van de vordering van de advocaat-generaal en van hetgeen door de raadsman naar voren is gebracht.

Vonnis waarvan beroep

Het hof verenigt zich met het vonnis waarvan beroep en zal dit derhalve bevestigen behalve ten aanzien van de strafoplegging en de beslissing op de vordering tenuitvoerlegging. In zoverre zal het vonnis worden vernietigd.

Oplegging van straf

De politierechter in de rechtbank Amsterdam heeft de verdachte voor het in eerste aanleg bewezen verklaarde veroordeeld tot een voorwaardelijke gevangenisstraf voor de duur van 4 dagen.
De advocaat-generaal heeft gevorderd dat de verdachte voor het ten laste gelegde zal worden veroordeeld tot een gevangenisstraf voor de duur van 1 dag, met aftrek van voorarrest.
De raadsman heeft het hof verzocht op de wijze zoals gevorderd door de advocaat-generaal rekening te houden met het feit dat op 19 juni 2019 de meervoudige strafkamer van de rechtbank Amsterdam in de zaak met parketnummer 13-701009-19 en 13-684051-19 de verdachte een ISD-maatregel van 1 jaar heeft opgelegd. Deze beslissing van de rechtbank is op 8 juli 2019 onherroepelijk geworden.
Het hof heeft in hoger beroep de op te leggen straf bepaald op grond van de ernst van het feit en de omstandigheden waaronder dit is begaan en gelet op de persoon van de verdachte. Het hof heeft daarbij in het bijzonder het volgende in beschouwing genomen.
De verdachte heeft een raam van [stichting] vernield. Door op deze wijze te handelen heeft de verdachte overlast en schade veroorzaakt en heeft hij er blijk van gegeven geen respect te hebben voor andermans eigendommen.
Het hof is met de raadsman en advocaat-generaal van oordeel dat de verdachte met een schone lei dient te kunnen beginnen op het moment dat hij uit de ISD komt en – naar het zich laat aanzien – Nederland zal verlaten. Gezien de omstandigheid dat de verdachte eerder voor een dergelijk feit is veroordeeld, wordt een vrijheidsstraf passend geacht. Het hof acht, alles afwegende, een gevangenisstraf gelijk aan het ondergane voorarrest passend en geboden.

Toepasselijke wettelijke voorschriften

De op te leggen straf is gegrond op de artikelen 63 en 350 van het Wetboek van Strafrecht.
Deze wettelijke voorschriften worden toegepast zoals geldend ten tijde van het bewezen verklaarde.

Vordering tenuitvoerlegging

Het openbaar ministerie heeft gevorderd dat de tenuitvoerlegging van de bij vonnis van de politierechter in de rechtbank Amsterdam van 11 februari 2016 opgelegde voorwaardelijke gevangenisstraf voor de duur van een week wordt afgewezen. Deze vordering is in hoger beroep opnieuw aan de orde.
In verband met hetgeen hiervoor is overwogen met betrekking tot de strafoplegging acht het hof het met de raadsman en de advocaat-generaal geen termen aanwezig om de vordering tot tenuitvoerlegging toe te wijzen.

BESLISSING

Het hof:
Vernietigt het vonnis waarvan beroep ten aanzien van de opgelegde gevangenisstraf en de beslissing op de vordering tot tenuitvoerlegging en doet in zoverre opnieuw recht.
Veroordeelt de verdachte tot een
gevangenisstrafvoor de duur van
1 (één) dag.
Beveelt dat de tijd die door de verdachte vóór de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in enige in artikel 27, eerste lid, of artikel 27a van het Wetboek van Strafrecht bedoelde vorm van voorarrest is doorgebracht, bij de uitvoering van de opgelegde gevangenisstraf in mindering zal worden gebracht, voor zover die tijd niet reeds op een andere straf in mindering is gebracht.
Wijst af de vordering van de officier van justitie in het arrondissement te Amsterdam van 3 juli 2018, strekkende tot tenuitvoerlegging van de bij vonnis van de politierechter in de rechtbank Amsterdam van 11 februari 2016, parketnummer 13-701256-16, voorwaardelijk opgelegde gevangenisstraf voor de duur van een week.
Bevestigt het vonnis waarvan beroep voor het overige, met inachtneming van het hiervoor overwogene.
Dit arrest is gewezen door de meervoudige strafkamer van het gerechtshof Amsterdam, waarin zitting hadden mr. H.A. van Eijk, P.F.E. Geerlings en mr. M.R. Cox, in tegenwoordigheid van C.N. Aalders, griffier, en is uitgesproken op de openbare terechtzitting van dit gerechtshof van 24 juli 2019.
Mr. M.R. Cox is buiten staat dit arrest mede te ondertekenen.