In deze zaak heeft het gerechtshof Amsterdam op 7 augustus 2019 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een vonnis van de politierechter in de rechtbank Noord-Holland. De verdachte was eerder veroordeeld voor diefstal van een deurbel bij de Hornbach. De politierechter had een gevangenisstraf van twee weken opgelegd, waarvan één week voorwaardelijk met een proeftijd van twee jaar. De advocaat-generaal heeft gevorderd dat het hof het vonnis zou bevestigen, terwijl de raadsman van de verdachte verzocht om de gevangenisstraf om te zetten in een taakstraf, gezien de persoonlijke omstandigheden van de verdachte, die kampt met een broze gezondheid.
Het hof heeft het vonnis van de politierechter in zoverre vernietigd en in plaats daarvan een taakstraf van dertig uren opgelegd, naast een gevangenisstraf van één dag. Het hof heeft daarbij rekening gehouden met de ernst van het feit, de omstandigheden waaronder het is begaan en de persoonlijke situatie van de verdachte. Het hof heeft vastgesteld dat de verdachte eerder was veroordeeld voor vermogensdelicten, maar deze waren van langere tijd geleden. Dit heeft het hof doen besluiten dat een taakstraf passend was, in plaats van een gevangenisstraf. De beslissing van het hof is genomen in het kader van de toepasselijke wettelijke voorschriften, waarbij de artikelen 22c en 22d van het Wetboek van Strafrecht zijn toegepast.
Het arrest is gewezen door de meervoudige strafkamer van het gerechtshof Amsterdam, waarin drie rechters zitting hadden. De uitspraak is gedaan op een openbare terechtzitting, waarbij de griffier aanwezig was. Het hof heeft de beslissing gemotiveerd en de relevante wettelijke bepalingen in acht genomen.