Uitspraak
GERECHTSHOF AMSTERDAM
1.Het verloop van het geding in eerste aanleg
2.Het geding in hoger beroep
3.De feiten
de manis het volgende gebleken.
de vrouwis het volgende gebleken.
Gerechtshof Amsterdam
In deze zaak gaat het om een hoger beroep betreffende de bijdrage in de kosten van verzorging en opvoeding van de minderjarige kinderen [kind A], [kind B] en [kind C]. De man, verzoeker in hoger beroep, heeft de beschikking van de rechtbank Noord-Holland van 13 juni 2018 aangevochten, waarin is bepaald dat hij € 300,- per maand per kind dient te betalen. De vrouw, verweerster in hoger beroep, heeft de bestreden beschikking in stand willen houden. Het hof heeft de feiten en omstandigheden van de zaak in overweging genomen, waaronder de financiële situatie van beide ouders en de behoeften van de kinderen. Het hof heeft vastgesteld dat de man een netto besteedbaar inkomen heeft van € 2.858,- per maand en dat de gezamenlijke behoefte van de kinderen € 1.084,- per maand bedraagt. De man heeft aangevoerd dat hij geen bijdrage meer hoeft te betalen voor [kind A], die bij de grootouders verblijft, en dat zijn bijdrage voor [kind B] en [kind C] verlaagd moet worden. Het hof heeft geoordeeld dat de man € 300,- per kind per maand moet blijven betalen, met ingang van de datum van de bestreden beschikking, en heeft de bestreden beschikking in zoverre bekrachtigd. De beslissing is uitvoerbaar bij voorraad verklaard.