Uitspraak
GERECHTSHOF AMSTERDAM
.
Gerechtshof Amsterdam
In deze zaak heeft het Gerechtshof Amsterdam op 5 september 2019 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen de niet-ontvankelijk verklaring van een beroep inzake een naheffingsaanslag parkeerbelasting. De belanghebbende, vertegenwoordigd door mr. drs. J.M.C. Niederer, had in eerste aanleg beroep ingesteld tegen de beslissing van de heffingsambtenaar van de gemeente Alkmaar, die op 21 juli 2017 een naheffingsaanslag had opgelegd. De rechtbank Haarlem verklaarde het beroep op 19 oktober 2018 niet-ontvankelijk, omdat de heffingsambtenaar geen bezwaarschrift had ontvangen en de ingebrekestelling als pro forma bezwaar was geregistreerd.
In hoger beroep stelde de belanghebbende dat de rechtbank ten onrechte had geoordeeld dat er geen uitspraak op bezwaar was gedaan. Het Hof oordeelde echter dat de brief van de heffingsambtenaar van 16 januari 2018 niet kon worden aangemerkt als een uitspraak op bezwaar. Het Hof bevestigde dat de rechtbank op goede gronden had geoordeeld en dat de belanghebbende niet redelijkerwijs kon menen dat er een besluit was genomen. Het Hof concludeerde dat het hoger beroep ongegrond was en bevestigde de uitspraak van de rechtbank.
De uitspraak benadrukt de noodzaak voor belanghebbenden om duidelijk te zijn in hun communicatie met de heffingsambtenaar en de gevolgen van het niet indienen van een verweerschrift door de heffingsambtenaar. Het Hof vond geen aanleiding voor een proceskostenveroordeling en bevestigde de uitspraak van de rechtbank, waarmee de naheffingsaanslag in stand bleef.