In deze zaak heeft het Gerechtshof Amsterdam op 12 februari 2019 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een vonnis van de politierechter in de rechtbank Amsterdam. De verdachte was in eerste aanleg veroordeeld voor diefstal met geweld, maar het hof heeft de verdachte vrijgesproken van deze primair ten laste gelegde diefstal. De vrijspraak is gebaseerd op het oordeel dat er onvoldoende wettig en overtuigend bewijs was om de verdachte voor dit feit te veroordelen. Het hof heeft echter wel de subsidiaire tenlastelegging van mishandeling bewezen verklaard. De mishandeling vond plaats op 2 mei 2017, toen de verdachte in een supermarkt in Amsterdam door beveiligers werd aangesproken over een broodje dat hij had genuttigd zonder te betalen. Tijdens de confrontatie met de beveiligers heeft de verdachte [slachtoffer 1] tegen de grond gegooid en hem in een nekklem gepakt, waardoor het slachtoffer pijn heeft ondervonden. Het hof heeft het beroep op putatief noodweer verworpen, omdat de verdachte niet redelijkerwijs kon menen dat hij zich verdedigde tegen een wederrechtelijke aanranding. De verdachte is veroordeeld tot een taakstraf van 30 uren, subsidiair 15 dagen hechtenis. Het hof heeft bij de strafoplegging rekening gehouden met de ernst van het feit, de omstandigheden waaronder het is begaan en de eerdere veroordelingen van de verdachte voor geweldsdelicten.