ECLI:NL:GHAMS:2019:362

Gerechtshof Amsterdam

Datum uitspraak
13 februari 2019
Publicatiedatum
13 februari 2019
Zaaknummer
23-000659-18
Instantie
Gerechtshof Amsterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vrijspraak van diefstal met geweld, maar bewezen mishandeling; beroep op putatief noodweer verworpen

In deze zaak heeft het Gerechtshof Amsterdam op 12 februari 2019 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een vonnis van de politierechter in de rechtbank Amsterdam. De verdachte was in eerste aanleg veroordeeld voor diefstal met geweld, maar het hof heeft de verdachte vrijgesproken van deze primair ten laste gelegde diefstal. De vrijspraak is gebaseerd op het oordeel dat er onvoldoende wettig en overtuigend bewijs was om de verdachte voor dit feit te veroordelen. Het hof heeft echter wel de subsidiaire tenlastelegging van mishandeling bewezen verklaard. De mishandeling vond plaats op 2 mei 2017, toen de verdachte in een supermarkt in Amsterdam door beveiligers werd aangesproken over een broodje dat hij had genuttigd zonder te betalen. Tijdens de confrontatie met de beveiligers heeft de verdachte [slachtoffer 1] tegen de grond gegooid en hem in een nekklem gepakt, waardoor het slachtoffer pijn heeft ondervonden. Het hof heeft het beroep op putatief noodweer verworpen, omdat de verdachte niet redelijkerwijs kon menen dat hij zich verdedigde tegen een wederrechtelijke aanranding. De verdachte is veroordeeld tot een taakstraf van 30 uren, subsidiair 15 dagen hechtenis. Het hof heeft bij de strafoplegging rekening gehouden met de ernst van het feit, de omstandigheden waaronder het is begaan en de eerdere veroordelingen van de verdachte voor geweldsdelicten.

Uitspraak

afdeling strafrecht
parketnummer: 23-000659-18
datum uitspraak: 12 februari 2019
TEGENSPRAAK
Verkort arrest van het gerechtshof Amsterdam gewezen op het hoger beroep, ingesteld tegen het vonnis van de politierechter in de rechtbank Amsterdam van 3 januari 2018 in de strafzaak onder parketnummer 13-112347-17 tegen
[verdachte],
geboren te [geboorteplaats] op [geboortedag] 1986,
adres: [adres].

Onderzoek van de zaak

Dit arrest is gewezen naar aanleiding van het onderzoek ter terechtzitting in hoger beroep van 29 januari 2019.
Namens de verdachte is hoger beroep ingesteld tegen voormeld vonnis.
Het hof heeft kennisgenomen van de vordering van de advocaat-generaal en van hetgeen de verdachte en de raadsvrouw naar voren hebben gebracht.

Tenlastelegging

Aan de verdachte is ten laste gelegd dat hij:
primairop of omstreeks 2 mei 2017 te Amsterdam, althans in Nederland, met het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening heeft weggenomen een broodje en/of een Berlinerbol, in elk geval enig goed, geheel of ten dele toebehorende aan winkelbedrijf [naam], in elk geval aan een ander of anderen dan aan verdachte, welke diefstal werd voorafgegaan, vergezeld en/of gevolgd van geweld en/of bedreiging met geweld tegen [slachtoffer 1] en/of [slachtoffer 2], gepleegd met het oogmerk om die diefstal voor te bereiden, gemakkelijk te maken en/of om bij betrapping op heterdaad aan zichzelf hetzij de vlucht mogelijk te maken, hetzij het bezit van het gestolene te verzekeren, welk geweld en/of welke bedreiging met geweld hierin bestond dat verdachte (met kracht) één of meermalen voornoemde [slachtoffer 1] en/of [slachtoffer 2]
- tegen de borst heeft geduwd en/of
- vast heeft gepakt en/of heeft opgetild en/of
- naar/tegen de grond heeft gegooid en/of geduwd (ten gevolge waarvan voornoemde [slachtoffer 1] ten val is gekomen)
- bij de nek heeft gegrepen en/of de keel heeft dichtgeknepen;
subsidiairop of omstreeks 2 mei 2017 te Amsterdam, althans in Nederland, [slachtoffer 1] heeft mishandeld door voornoemde [slachtoffer 1] één of meermalen
- tegen de borst te duwen en/of
- vast te pakken en/of op te tillen en/of
- naar/tegen de grond te gooien en/of te duwen (ten gevolge waarvan voornoemde [slachtoffer 1] ten val is gekomen)
- bij de nek te grijpen en/of de keel dicht te knijpen.
Voor zover in de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten voorkomen, zal het hof deze verbeterd lezen. De verdachte wordt daardoor niet in de verdediging geschaad.

Vonnis waarvan beroep

Het vonnis waarvan beroep zal worden vernietigd, omdat daarvan slechts aantekening is gedaan ingevolge artikel 378a van het Wetboek van Strafvordering.
Vrijspraak ten aanzien van het primair ten laste gelegde en voorwaardelijk verzoek
Met de advocaat-generaal en de raadsvrouw, maar anders dan de politierechter, is het hof van oordeel dat niet wettig en overtuigend is bewezen hetgeen de verdachte primair is ten laste gelegd, zodat de verdachte hiervan moet worden vrijgesproken. Het hof is van oordeel dat het dossier ontoereikend bewijs bevat om een veroordeling voor dit feit te kunnen rechtvaardigen. Gelet hierop op komt het hof aan de bespreking van het voorwaardelijke verzoek van de raadsvrouw om [slachtoffer 1], [getuige] en [slachtoffer 2] als getuigen te horen niet toe.

Bewijsoverwegingen ten aanzien van het subsidiair ten laste gelegde

De raadsvrouw heeft zich op het standpunt gesteld dat de verdachte moet worden vrijgesproken van het hem subsidiair ten laste gelegde. Daartoe heeft zij aangevoerd dat de verklaring van aangever [slachtoffer 1] niet wordt ondersteund. Slechts kan worden vastgesteld dat er is geduwd en getrokken, maar deze handelingen leveren niet zonder meer een mishandeling op. Subsidiair is aangevoerd dat de verdachte heeft gehandeld uit noodweer of putatief noodweer, omdat hij door de beveiligers werd tegengehouden en ‘werd aangeraakt’, hetgeen volgens de raadsvrouw dient te leiden tot ontslag van alle rechtsvervolging.
Het hof neemt op grond van de gebezigde bewijsmiddelen het volgende als vaststaand aan.
Op 2 mei 2017 deed de verdachte boodschappen bij een filiaal van [naam] aan het Bijlmerplein in Amsterdam. Beveiligingsmedewerkers [slachtoffer 1] en [slachtoffer 2] werden gewaarschuwd dat er iemand met een signalement dat overeenkwam met dat van de verdachte, in de winkel een broodje at. Nadat de verdachte een aantal goederen bij de kassa had afgerekend werd hij door hen tegengehouden en verzocht om zijn kassabon te tonen om te controleren of hij het broodje, waarvan werd gedacht dat het uit de winkel was weggenomen en dat hij dit had genuttigd, had afgerekend. De verdachte reageerde agressief en zei dat hij zijn bonnetje bij de kassa had achtergelaten. Vervolgens wilde hij doorlopen, waarop de beveiligingsmedewerkers achter hem aanliepen en vóór hem gingen staan om hem te beletten de winkel te verlaten. Daarop ontstond duw- en trekwerk waarbij de verdachte [slachtoffer 1] tegen de grond gooide en in een nekklem pakte en zijn keel stevig dichtkneep; hiervan heeft [slachtoffer 1] (blijkens diens verklaring en die van de verdachte) pijn ondervonden. Gelet hierop kunnen de in de bewezenverklaring te noemen, pijn veroorzakende gedragingen van de verdachte wettig en overtuigend bewezen worden verklaard.
Het subsidiair gedane beroep op noodweer raakt in het voorliggende geval aan de bewijsvraag, omdat met de term ‘mishandeling’ in de zin van artikel 300 van het Wetboek van Strafrecht mede de wederrechtelijkheid van de gedraging tot uitdrukking wordt gebracht (vgl. HR 5 juli 2011, ECLI:NL:HR:2011:BQ6690).
Naar het oordeel van het hof konden de beveiligers op het moment dat de verdachte werd verzocht zijn kassabon te tonen redelijkerwijs vermoeden dat hij zich had schuldig gemaakt aan de diefstal van een broodje. Anders dan de verdediging is het hof van oordeel dat de beveiligingsmedewerkers ertoe gerechtigd waren om de verdachte, die desgevraagd geen kassabon kon of wilde tonen, tegen te houden. Voor zover het ‘aanraken’ van de verdachte al voldoende om het lijf had om als een aanranding te kunnen worden aangemerkt, was deze in elk geval niet wederrechtelijk. Het beroep op noodweer stuit reeds hierop af. De agressieve reactie van de verdachte zorgde bovendien voor verdere escalatie van de situatie. Zijn handelingen zijn naar het oordeel van het hof niet zozeer verdedigend, als wel als aanvallend te kenschetsen. Ook gelet op deze omstandigheden komt de verdachte geen beroep op noodweer toe.
Het tot vrijspraak strekkende verweer wordt daarom in alle onderdelen verworpen.

Bewezenverklaring

Het hof acht wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte het
subsidiairten laste gelegde heeft begaan, met dien verstande dat hij:
op 2 mei 2017 te Amsterdam [slachtoffer 1] heeft mishandeld door [slachtoffer 1] tegen de grond te gooien, ten gevolge waarvan [slachtoffer 1] ten val is gekomen, en bij de nek te grijpen en de keel dicht te knijpen.
Hetgeen subsidiair meer of anders is ten laste gelegd, is niet bewezen. De verdachte moet hiervan worden vrijgesproken.
Het bewezen verklaarde is gegrond op de feiten en omstandigheden die in de bewijsmiddelen zijn vervat, zoals deze na het eventueel instellen van beroep in cassatie zullen worden opgenomen in de op te maken aanvulling op dit arrest.

Strafbaarheid van het bewezen verklaarde

Geen (andere) omstandigheid is aannemelijk geworden die de strafbaarheid van het subsidiair bewezen verklaarde uitsluit, zodat dit strafbaar is.
Het subsidiair bewezen verklaarde levert op:
mishandeling.

Strafbaarheid van de verdachte

Het beroep op putatief noodweer wordt verworpen.
Het hof is van oordeel dat de verdachte, die naar eigen zeggen in de winkel aanvankelijk een Berliner bol had gepakt maar dit baksel later uit gemakzucht in een ander schap had teruggelegd, niet in redelijkheid kon en mocht menen dat de beveiligers hem wederrechtelijk aanrandden toen zij hem ‘aanraakten’ en beletten de winkel te verlaten. Daarbij komt dat, zoals al bleek, de gedragingen van de verdachte veeleer een aanvallend karakter hadden.
Evenmin is een andere omstandigheid aannemelijk geworden die de strafbaarheid van de verdachte ten aanzien van het subsidiair bewezen verklaarde uitsluit, zodat de verdachte strafbaar is.

Oplegging van straf

De politierechter heeft de verdachte voor het in eerste aanleg primair bewezen verklaarde veroordeeld tot een gevangenisstraf voor de duur van 3 weken met aftrek van voorarrest.
De advocaat-generaal heeft gevorderd dat de verdachte voor het subsidiair ten laste gelegde zal worden veroordeeld tot een taakstraf voor de duur van 30 uren subsidiair 15 dagen hechtenis.
Het hof heeft in hoger beroep de op te leggen straf bepaald op grond van de ernst van het feit en de omstandigheden waaronder dit is begaan en gelet op de persoon van de verdachte en heeft daarbij in het bijzonder het volgende in beschouwing genomen.
De verdachte heeft zich schuldig gemaakt aan mishandeling van een beveiligingsmedewerker van een supermarkt door hem tegen de grond te gooien, een nekklem bij hem aan te leggen en hem de keel dicht te knijpen. Het slachtoffer heeft hierdoor pijn ondervonden. Door zijn handelen heeft de verdachte inbreuk gemaakt op de lichamelijke integriteit van het slachtoffer en bijgedragen aan de gevoelens van onveiligheid in de samenleving, bij het slachtoffer, diens collega’s en het winkelend publiek in het bijzonder.
Blijkens een de verdachte betreffend uittreksel uit de Justitiële Documentatie van 15 januari 2019 is hij eerder voor feiten met een geweldscomponent onherroepelijk veroordeeld. Dit weegt in zijn nadeel. Gelet op de straffen die in soortgelijke gevallen aan recidivisten plegen te worden opgelegd vindt het hof een taakstraf een passende straf. Gezien hetgeen op de terechtzitting in hoger beroep omtrent de persoonlijke situatie van de verdachte naar voren is gekomen, zal het hof de omvang daarvan relatief beperkt houden.
Het hof acht, alles afwegende, een taakstraf van na te melden duur passend en geboden.

Toepasselijke wettelijke voorschriften

De op te leggen straf is gegrond op de artikelen 22c, 22d, 63 en 300 van het Wetboek van Strafrecht.
Deze wettelijke voorschriften worden toegepast zoals geldend ten tijde van het bewezen verklaarde.

BESLISSING

Het hof:
Vernietigt het vonnis waarvan beroep en doet opnieuw recht.
Verklaart niet bewezen dat de verdachte het primair ten laste gelegde heeft begaan en spreekt de verdachte daarvan vrij.
Verklaart zoals hiervoor overwogen bewezen dat de verdachte het subsidiair ten laste gelegde heeft begaan.
Verklaart niet bewezen hetgeen de verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan hierboven is bewezen verklaard en spreekt de verdachte daarvan vrij.
Verklaart het subsidiair bewezen verklaarde strafbaar, kwalificeert dit als hiervoor vermeld en verklaart de verdachte strafbaar.
Veroordeelt de verdachte tot een
taakstrafvoor de duur van
30 (dertig) uren, indien niet naar behoren verricht te vervangen door
15 (vijftien) dagen hechtenis.
Dit arrest is gewezen door de meervoudige strafkamer van het gerechtshof Amsterdam, waarin zitting hadden mr. J.J.I. de Jong, mr. W.M.C. Tilleman en mr. C.N. Dalebout, in tegenwoordigheid van mr. K. Sarghandoy, griffier, en is uitgesproken op de openbare terechtzitting van dit gerechtshof van 12 februari 2019.
[…]