ECLI:NL:GHAMS:2019:3653
Gerechtshof Amsterdam
- Raadkamer
- Rechtspraak.nl
Verzoek om schadevergoeding in strafzaak wegens tijdverzuim en kosten rechtsbijstand
In deze zaak heeft het Gerechtshof Amsterdam op 10 oktober 2019 uitspraak gedaan op een verzoekschrift van verzoeker, geboren in 1987, die een schadevergoeding vroeg op basis van artikel 89 en 591a van het Wetboek van Strafvordering (Sv). Het verzoekschrift is op 15 mei 2019 ingediend en betreft een schadevergoeding van in totaal € 865,00, bestaande uit € 315,00 voor schade door inkomstenderving en € 550,00 voor kosten van rechtsbijstand. De advocaat-generaal heeft op 11 juni 2019 het standpunt van het Openbaar Ministerie kenbaar gemaakt, en op 26 september 2019 heeft het hof de advocaat-generaal en de advocaat van verzoeker gehoord in raadkamer. Verzoeker zelf is niet verschenen.
Het hof overweegt dat voor de toekenning van een schadevergoeding op basis van artikel 89 Sv gronden van billijkheid aanwezig zijn, en kent verzoeker een vergoeding toe van € 315,00. Voor het verzoek op basis van artikel 591a Sv, dat betrekking heeft op schade door tijdverzuim, oordeelt het hof dat verzoeker onvoldoende objectieve stukken heeft overgelegd om zijn verzoek te onderbouwen. Hierdoor zijn er geen gronden van billijkheid aanwezig voor de toekenning van deze schadevergoeding. Wel wordt de vergoeding voor de kosten van rechtsbijstand toegewezen, tot een bedrag van € 550,00.
De beslissing van het hof houdt in dat verzoeker in totaal € 865,00 toegewezen krijgt, waarvan € 315,00 voor schadevergoeding en € 550,00 voor rechtsbijstand. Het hof beveelt de onverwijlde betekening van deze beschikking aan verzoeker en de tenuitvoerlegging van de beschikking door overmaking van het bedrag op een bankrekening van de advocaat van verzoeker.