ECLI:NL:GHAMS:2019:3987
Gerechtshof Amsterdam
- Beschikking
- Rechtspraak.nl
Bekrachtiging van de opschorting van de omgangsregeling voor onbepaalde tijd na gezagsbeëindiging
In deze zaak heeft het Gerechtshof Amsterdam op 5 november 2019 uitspraak gedaan in hoger beroep over de opschorting van de omgangsregeling tussen een moeder en haar dochter, [de minderjarige]. De moeder had in hoger beroep beroep aangetekend tegen een eerdere beschikking van de rechtbank Amsterdam van 30 oktober 2018, waarin de omgangsregeling voor onbepaalde tijd was opgeschort na de beëindiging van het gezag. De moeder heeft een dochter, [de minderjarige], geboren in 2015, die sinds haar geboorte onder toezicht staat van de gecertificeerde instelling Jeugdbescherming Regio Amsterdam (GI) en sinds 20 maart 2015 bij pleegouders verblijft.
De moeder heeft in het verleden omgang gehad met [de minderjarige], maar deze omgang is in de loop der tijd steeds verder beperkt. De GI heeft verzocht om de omgangsregeling op te schorten, omdat [de minderjarige] veel stress ervaart van de omgang met haar moeder, wat leidt tot onzekerheid in haar basisveiligheid en haar positie in het pleeggezin. De raad voor de Kinderbescherming heeft geadviseerd om de omgang niet opnieuw te starten, omdat [de minderjarige] de moeder associeert met stress en eerst een traumabehandeling nodig heeft.
Het hof heeft overwogen dat de omgang met de moeder op dit moment ernstig nadeel voor de geestelijke of lichamelijke ontwikkeling van [de minderjarige] zou opleveren. De moeder heeft niet voldoende aangetoond dat de omgang op een veilige en constructieve manier kan plaatsvinden. Het hof heeft daarom de beschikking van de rechtbank bekrachtigd en het verzoek van de moeder afgewezen. De beslissing is genomen in het belang van [de minderjarige], die momenteel niet in staat is om de omgang met haar moeder aan te kunnen.