In deze zaak heeft het gerechtshof Amsterdam op 12 november 2019 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een vonnis van de rechtbank Noord-Holland. De verdachte, geboren in 1976, was eerder veroordeeld voor ontuchtige handelingen met zijn stiefzoon, die op het moment van de feiten twaalf jaar oud was. Het hof heeft vastgesteld dat de verdachte zich gedurende een periode van anderhalf jaar schuldig heeft gemaakt aan ernstige misdragingen, waaronder het aanraken van het geslachtsdeel van het slachtoffer en het vervaardigen en verspreiden van afbeeldingen van deze handelingen. Het hof heeft de opgelegde straf van de rechtbank, die bestond uit een gevangenisstraf van zes maanden met een voorwaardelijk deel en een taakstraf, herzien en een hogere straf opgelegd, waarbij bijzondere voorwaarden zijn gesteld. De verdachte moet zich onthouden van contact met zijn stiefzoon en -dochter en moet zich melden bij de reclassering. Daarnaast moet hij zich laten behandelen bij een forensisch psychiatrisch centrum en zijn digitale gegevensdragers laten controleren. Het hof heeft de ernst van de feiten en de impact op het slachtoffer in overweging genomen, evenals de aanbevelingen van deskundigen over de verdachte, die een licht verstandelijke beperking en mogelijk een parafiele stoornis heeft. De uitspraak benadrukt de noodzaak van toezicht en behandeling om herhaling van dergelijk gedrag te voorkomen.