ECLI:NL:GHAMS:2019:4078

Gerechtshof Amsterdam

Datum uitspraak
12 november 2019
Publicatiedatum
14 november 2019
Zaaknummer
23-000824-19
Instantie
Gerechtshof Amsterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Hogere straf voor ontuchtige handelingen met stiefzoon en bezit van kinderpornografisch materiaal

In deze zaak heeft het gerechtshof Amsterdam op 12 november 2019 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een vonnis van de rechtbank Noord-Holland. De verdachte, geboren in 1976, was eerder veroordeeld voor ontuchtige handelingen met zijn stiefzoon, die op het moment van de feiten twaalf jaar oud was. Het hof heeft vastgesteld dat de verdachte zich gedurende een periode van anderhalf jaar schuldig heeft gemaakt aan ernstige misdragingen, waaronder het aanraken van het geslachtsdeel van het slachtoffer en het vervaardigen en verspreiden van afbeeldingen van deze handelingen. Het hof heeft de opgelegde straf van de rechtbank, die bestond uit een gevangenisstraf van zes maanden met een voorwaardelijk deel en een taakstraf, herzien en een hogere straf opgelegd, waarbij bijzondere voorwaarden zijn gesteld. De verdachte moet zich onthouden van contact met zijn stiefzoon en -dochter en moet zich melden bij de reclassering. Daarnaast moet hij zich laten behandelen bij een forensisch psychiatrisch centrum en zijn digitale gegevensdragers laten controleren. Het hof heeft de ernst van de feiten en de impact op het slachtoffer in overweging genomen, evenals de aanbevelingen van deskundigen over de verdachte, die een licht verstandelijke beperking en mogelijk een parafiele stoornis heeft. De uitspraak benadrukt de noodzaak van toezicht en behandeling om herhaling van dergelijk gedrag te voorkomen.

Uitspraak

afdeling strafrecht
parketnummer: 23-000824-19
datum uitspraak: 12 november 2019
TEGENSPRAAK
Arrest van het gerechtshof Amsterdam gewezen op het hoger beroep, ingesteld tegen het vonnis van de rechtbank Noord-Holland van 26 februari 2019 in de strafzaak onder parketnummer 15-176915-18 tegen
[verdachte],
geboren te [geboorteplaats] op [geboortedag 1] 1976,
ter terechtzitting opgegeven verblijfsadres: [adres].

Onderzoek van de zaak

Het openbaar ministerie heeft hoger beroep tegen opgemeld vonnis ingesteld en zich daarbij op het standpunt gesteld dat de opgelegde straf te laag is.
Dit arrest is gewezen naar aanleiding van het onderzoek ter terechtzitting in hoger beroep van
29 oktober 2019 en, overeenkomstig het bepaalde bij artikel 422, tweede lid, van het Wetboek van Strafvordering, naar aanleiding van het onderzoek ter terechtzitting in eerste aanleg.
Het hof heeft kennisgenomen van de vordering van de advocaat-generaal en van hetgeen door de verdachte en de raadsman naar voren is gebracht.

Vonnis waarvan beroep

Het hof verenigt zich met het vonnis waarvan beroep en zal dit derhalve bevestigen, behalve ten aanzien van de kwalificatie van het onder 2 bewezenverklaarde en de opgelegde gevangenisstraf en taakstraf, in zoverre zal het vonnis worden vernietigd.

Kwalificatie van het onder 2 bewezen verklaarde

Het onder 2 bewezen verklaarde levert op:
een afbeelding van een seksuele gedraging, waarbij iemand die kennelijk de leeftijd van achttien jaar nog niet heeft bereikt, is betrokken of schijnbaar is betrokken, vervaardigen, meermalen gepleegd
en
een afbeelding van een seksuele gedraging, waarbij iemand die kennelijk de leeftijd van achttien jaar nog niet heeft bereikt, is betrokken of schijnbaar is betrokken, verspreiden, meermalen gepleegd
en
een gegevensdrager bevattende een afbeelding van een seksuele gedraging, waarbij iemand die kennelijk de leeftijd van achttien jaar nog niet heeft bereikt, is betrokken of schijnbaar is betrokken, in bezit hebben.

Strafoplegging

De meervoudige kamer in de rechtbank Noord-Holland heeft de verdachte bij opgemeld vonnis, voor zover hier van belang, veroordeeld tot een gevangenisstraf voor de duur van zes maanden met aftrek van voorarrest, waarvan drie maanden voorwaardelijk en met een proeftijd van vier jaren, alsmede tot een taakstraf voor de duur van 100 uren subsidiair 50 dagen. Bij het voorwaardelijk strafdeel zijn kort gezegd als bijzondere voorwaarden gesteld dat de verdachte (a) een meldplicht bij de reclassering naleeft, (b) een ambulante behandeling bij centrum voor ambulante forensische psychiatrie De Waag ondergaat, (c) zich onthoudt van contact met zijn stiefzoon en -dochter en (d) meewerkt aan controle van zijn gegevensdragers.
De advocaat-generaal heeft gevorderd dat de verdachte voor het ten laste gelegde zal worden veroordeeld tot een gevangenisstraf voor de duur van zes maanden, waarvan drie maanden voorwaardelijk en met een proeftijd van vier jaren. Daaraan dienen in haar optiek de in eerste aanleg gestelde bijzondere voorwaarden te worden gekoppeld. Voorts heeft zij gevorderd dat een taakstraf voor de duur van 200 uren, subsidiair 100 dagen hechtenis, wordt opgelegd.
De raadsman heeft het hof verzocht het vonnis waarvan beroep te bevestigen.
Het hof heeft in hoger beroep de op te leggen straf bepaald op grond van de ernst van de feiten en de omstandigheden waaronder deze zijn begaan en gelet op de persoon van de verdachte. Het hof heeft daarbij in het bijzonder het volgende in beschouwing genomen.
De verdachte heeft zich in een periode van ruim anderhalf jaar schuldig gemaakt aan het plegen van ontuchtige handelingen met zijn stiefzoon, die twaalf jaar oud was toen die handelingen een aanvang namen. Het misbruik bestond uit het met de hand aanraken van het geslachtsdeel van het slachtoffer en het hem (vervolgens) bevredigen. Aldus heeft hij een ernstige inbreuk gemaakt op de lichamelijke integriteit van het slachtoffer. Vaak leidt dergelijk misbruik bij jonge slachtoffers tot verstoring van de eigen seksuele ontwikkeling en tot (grote) psychische schade. Daarbij komt nog dat de verdachte op grove wijze misbruik heeft gemaakt van het vertrouwen dat zijn stiefzoon blind in hem had moeten kunnen stellen, temeer omdat zijn stiefzoon is behept met een aan autisme verwante stoornis. Van zijn ontuchtige handelingen heeft de verdachte foto’s gemaakt en deze verspreid via het internet. Ronduit stuitend is de manier waarop de verdachte daarbij met veel bravoure over zijn misbruik sprak met derden. Aldus heeft hij bijgedragen aan de instandhouding van een cultuur waarin de seksuele exploitatie van kinderen wordt verheerlijkt. Voor zijn stiefzoon moet het schokkend zijn te weten dat de afbeeldingen die de verdachte van hem heeft verspreid naar alle waarschijnlijkheid tot in lengte van jaren over het internet zullen blijven circuleren. Daarnaast heeft de verdachte ander kinderpornografisch materiaal in bezit gehad, waarop kinderen zijn afgebeeld die door het seksuele misbruik dat daarop te zien is en de realisatie dat die beelden altijd zullen blijven circuleren voor het leven psychisch getekend zullen zijn.
Uit een rapport van GZ-psycholoog [naam 1] van 19 november 2018 komt naar voren dat de verdachte een licht verstandelijke beperking heeft en dat er aanwijzingen zijn dat hij een parafiele stoornis (bijvoorbeeld in de vorm van een pedofiele stoornis) heeft, welke stoornis overigens door de verdachte wordt ontkend. De psycholoog heeft geconcludeerd dat genoemde beperking in die mate in de totstandkoming van het tenlastegelegde heeft doorgewerkt dat zij de rechter adviseert de verdachte de feiten in verminderde mate toe te rekenen. Zij heeft overigens opgemerkt dat niet uit te sluiten is dat de eventueel aanwezige parafiele stoornis verband houdt met het tenlastegelegde.
Nu de conclusies van de gedragsdeskundige worden gedragen door haar bevindingen neemt het hof deze over en maakt die tot de zijne. Het bewezenverklaarde wordt de verdachte dus in verminderde mate toegerekend. Dit heeft een matigend effect op de op te leggen straf. Desalniettemin acht het hof, gelet op het aantal, maar vooral de bijzondere ernst van de bewezenverklaarde feiten en de straffen die in soortgelijke gevallen plegen te worden uitgesproken, de in eerste aanleg door de officier van justitie gevorderde gevangenisstraf van 14 maanden (met aftrek van voorarrest), waarvan 7 maanden voorwaardelijk, in beginsel passender dan de door de rechtbank opgelegde straffen. Toch zal het hof de verdachte ook in hoger beroep niet tot de in eerste aanleg gevorderde straf veroordelen, en wel om reden van het volgende.
De psycholoog heeft geadviseerd de verdachte, ter beteugeling van het recidivegevaar dat hij in zich bergt, door het stellen van bijzondere voorwaarden te verplichten tot het naleven van een meldplicht bij de reclassering en het ondergaan van een ambulante behandeling bij centrum voor ambulante forensische psychiatrie De Waag. Reclassering Nederland heeft bij rapport van 26 november 2018 eveneens geadviseerd die voorwaarden te stellen, alsook de voorwaarde dat de verdachte zich onthoudt van contact met zijn stiefzoon en -dochter.
Uit een brief van 11 oktober 2019 van [naam 2], gezinsbegeleider, [naam 3] en [naam 4], GZ-psychologen en [naam 5], als toezichthouder verbonden aan Reclassering Nederland, komt naar voren dat de verdachte en zijn gezin zich op vrijwillige basis onder behandeling en begeleiding hebben gesteld. De verdachte heeft in het voorbije jaar aan een en ander goed meegewerkt en zich daarin open opgesteld. De hulpverleners zijn zeer positief over het verloop van de hulpverlening en achten de oplegging van een straf die hernieuwde vrijheidsbeneming van de verdachte met zich zou brengen en daarmee het ingezette traject van individuele en gezinsinterventies zou onderbreken, zeer onwenselijk.
Gelet op deze brief acht het hof het in het belang van de verdachte én met name in dat van de samenleving dat prioriteit kan worden gegeven aan het genoemde traject. Daarom zal het hof de verdachte een deels voorwaardelijke gevangenisstraf opleggen waarvan het onvoorwaardelijk deel de duur van het reeds door hem ondergane voorarrest niet overstijgt. Daaraan zal het hof bijzondere voorwaarden koppelen die aansluiten bij de door de eerste rechter gestelde voorwaarden met dien verstande dat het hof de onder (d) genoemde voorwaarde beter in overeenstemming zal brengen met hetgeen de Hoge Raad in het arrest van 23 februari 2016 (ECLI:NL:HR:2016:302) heeft overwogen. Hieruit spreekt dat het hof – anders dan de raadsman – het wel van eminent belang acht dat er een vorm van controle op het internetgedrag van de verdachte plaatsvindt. Om toch de ernst van het bewezenverklaarde voldoende tot uitdrukking te laten komen kan daarnaast met geen andere straf worden volstaan dan met een taakstraf van maximale omvang.
Het hof zal bij het voorwaardelijk strafdeel een relatief lange proeftijd vaststellen. Naar zijn oordeel moet er ernstig rekening mee moet worden gehouden dat de verdachte wederom een misdrijf zal begaan dat gericht is tegen of gevaar veroorzaakt voor de onaantastbaarheid van het lichaam van een of meer kinderen. Daarbij is betrokken dat het recidivegevaar dat de verdachte in zich bergt door de psycholoog op de lange termijn als laag tot matig moet worden ingeschat en door de reclassering – zonder behandeling van de verdachte – op gemiddeld.
Het hof acht, alles afwegende, de maximale taakstraf in combinatie met een deels voorwaardelijke gevangenisstraf van na te melden duur passend en geboden.

Toepasselijke wettelijke voorschriften

De op te leggen straffen en de door de rechtbank opgelegde (en door het hof bevestigde) maatregel zijn gegrond op de artikelen 14a, 14b, 14c, 22c, 22d, 36b, 36c, 57, 240b en 249 van het Wetboek van Strafrecht.

BESLISSING

Het hof:
Vernietigt het vonnis waarvan beroep ten aanzien van de kwalificatie van het onder 2 bewezenverklaarde en de opgelegde gevangenisstraf en taakstraf.
Kwalificeert het onder 2 bewezen verklaarde als voormeld.
Veroordeelt de verdachte tot een
gevangenisstrafvoor de duur van
6 (zes) maanden.
Bepaalt dat een gedeelte van de gevangenisstraf, groot
3 (drie) maanden, niet ten uitvoer zal worden gelegd, tenzij de rechter later anders mocht gelasten omdat de verdachte zich voor het einde van een proeftijd van
4 (vier) jarenaan een strafbaar feit heeft schuldig gemaakt of de verdachte gedurende die proeftijd de hierna te noemen bijzondere voorwaarden niet heeft nageleefd.
Stelt als bijzondere voorwaarden dat de verdachte:
- zich meldt bij Reclassering Nederland, zo frequent en zolang de reclassering dit nodig acht, en zich houdt aan de aanwijzingen die hem door of namens zijn toezichthouder worden gegeven;
- zich ambulant zal laten behandelen bij centrum voor ambulante forensische psychiatrie De Waag, of een soortgelijke door de reclassering aan te wijzen instelling, en zich daarbij zal houden aan de aanwijzingen die door of namens zijn behandelaars zullen worden gegeven;
- op geen enkele wijze - direct of indirect - contact opneemt met [kind 1], geboren op [geboortedag 2] 2004, en [kind 2], geboren op [geboortedag 3] 2008, zolang zijn toezichthouder dit (in overleg met andere betrokken hulpverleners) nodig acht en dat hij, indien zijn toezichthouder wel instemt met contact tussen hem en die kinderen, zich houdt aan de instructies die door zijn toezichthouder en de andere betrokken hulpverleners worden gegeven, waaronder met betrekking tot de gespreksonderwerpen;
- zich onthoudt van gedragingen die zijn gericht op internetomgevingen waarin kinderpornografisch materiaal kan worden verkregen of op internetomgevingen waarin over seksuele handelingen met kinderen wordt gecommuniceerd, waarbij hij, ten behoeve van de naleving van deze verplichting, zijn medewerking verleent aan het steekproefsgewijs laten controleren van zijn digitale gegevensdragers. De reclassering bepaalt in welke gevallen, op welke manier, door wie en wanneer de feitelijke controle plaatsvindt. Die medewerking dient uit het volgende te bestaan:
* De verdachte moet maximaal tweemaal per jaar in het kader van die controle aan de reclassering en eventueel door de reclassering uitgenodigde politiemedewerkers de toegang verschaffen tot zijn woning;
* De verdachte moet dan op verzoek van de reclassering al zijn digitale gegevensdragers ter beschikking stellen dan wel overhandigen aan de reclasserings- of politiemedewerkers;
* De verdachte moet de reclassering dan wel de door hen uitgenodigde politiemedewerkers daarbij de toegang verschaffen tot alle aanwezige digitale gegevensdragers, bijvoorbeeld door het geven van de benodigde wachtwoorden.
Geeft opdracht aan de reclassering om (ook overigens) toezicht te houden op de naleving van voormelde bijzondere voorwaarden en de veroordeelde ten behoeve daarvan te begeleiden.
Beveelt dat de tijd die door de verdachte vóór de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in enige in artikel 27, eerste lid, of artikel 27a van het Wetboek van Strafrecht bedoelde vorm van voorarrest is doorgebracht, bij de uitvoering van de opgelegde gevangenisstraf in mindering zal worden gebracht, voor zover die tijd niet reeds op een andere straf in mindering is gebracht.
Veroordeelt de verdachte tot een
taakstrafvoor de duur van
240 (tweehonderdveertig) uren, indien niet naar behoren verricht te vervangen door
120 (honderdtwintig) dagen hechtenis.
Bevestigt het vonnis waarvan beroep voor het overige.
Dit arrest is gewezen door de meervoudige strafkamer van het gerechtshof Amsterdam, waarin zitting hadden mr. P.F.E. Geerlings, mr. J.J.I. de Jong en mr. A.R.O Mooy, in tegenwoordigheid van
mr. S. Bonset, griffier, en is uitgesproken op de openbare terechtzitting van dit gerechtshof van 12 november 2019.