ECLI:NL:GHAMS:2019:4132

Gerechtshof Amsterdam

Datum uitspraak
19 november 2019
Publicatiedatum
20 november 2019
Zaaknummer
200.257.992/01
Instantie
Gerechtshof Amsterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Tussenuitspraak
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Hoger beroep inzake voeging van zaken in civiele procedure

In deze zaak heeft Modalfa B.V. hoger beroep ingesteld tegen een vonnis van de rechtbank Amsterdam, gewezen op 30 januari 2019. Modalfa, vertegenwoordigd door advocaat mr. M. van Weeren, heeft bij dagvaarding van 18 maart 2019 zes grieven geformuleerd en bewijs aangeboden. De tegenpartij, Laundry Beheer B.V. en een tweede geïntimeerde, vertegenwoordigd door advocaat mr. Y. Benjamins, hebben gereageerd met een memorie van antwoord en een incidentele vordering tot voeging van een andere aanhangige zaak. De tweede geïntimeerde heeft gesteld dat de zaken verknocht zijn en heeft om voeging verzocht op grond van artikel 222 lid 1 van het Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering.

Het hof heeft de incidentele vordering tot voeging beoordeeld en vastgesteld dat aan de eisen van artikel 222 lid 1 Rv is voldaan. Het hof heeft besloten de onderhavige zaak te voegen met de andere zaak met zaaknummer 200.266.737/01. De beslissing over de proceskosten is aangehouden tot het eindarrest in de hoofdzaak. De hoofdzaak is verwezen naar de rol van 3 december 2019 voor beraad partijen, waarbij verdere beslissingen zijn aangehouden. Dit arrest is uitgesproken in het openbaar op 19 november 2019 door de meervoudige burgerlijke kamer van het Gerechtshof Amsterdam.

Uitspraak

GERECHTSHOF AMSTERDAM

afdeling civiel recht en belastingrecht, team I
zaaknummer : 200.257.992/01
zaak-/rolnummer rechtbank Amsterdam : C/13/640159 / HA ZA 17-1344
arrest van de meervoudige burgerlijke kamer van 19 november 2019
inzake
MODALFA B.V.,
gevestigd te Amsterdam,
appellante in de hoofdzaak,
verweerster in het incident,
advocaat: mr. M. van Weeren te Amsterdam,
tegen

1.LAUNDRY BEHEER B.V.,

gevestigd te Amsterdam,
2. [geïntimeerde 2],
wonende te Amsterdam,
geïntimeerden in de hoofdzaak,
eisers in het incident,
advocaat: mr. Y. Benjamins te Amsterdam.
Partijen worden hierna Modalfa en Laundry c.s. genoemd. Laundry c.s. worden hierna ieder afzonderlijk ook Laundry en [geïntimeerde 2] genoemd.

1.Het geding in hoger beroep

Modalfa is bij dagvaarding van 18 maart 2019 in hoger beroep gekomen van het door de rechtbank Amsterdam onder bovenvermeld zaak-/rolnummer gewezen vonnis in van 30 januari 2019, gewezen tussen Modalfa als eiseres en Laundry c.s. als gedaagden.
Modalfa heeft bij memorie van grieven zes grieven geformuleerd, bewijs aangeboden en producties overgelegd, met conclusie als aan het slot van die memorie vermeld.
[geïntimeerde 2] heeft bij memorie van antwoord tevens houdende incidentele vordering tot voeging op de voet van artikel 222 van het Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering (Rv) voeging gevorderd van de onderhavige zaak met de bij dit hof aanhangige zaak met zaaknummer 200.266.737/01 tussen [geïntimeerde 2] als appellant en [X] als geïntimeerde.
Modalfa heeft daarop in het incident geantwoord en zich gerefereerd aan het oordeel van het hof.
Vervolgens is arrest gevraagd in het incident.

2.Beoordeling

in het incident tot voeging
2.1
[geïntimeerde 2] heeft voeging gevorderd op de grond dat de zaken verknocht zijn. Ook de rechtbank heeft beide zaken in eerste aanleg gelijktijdig behandeld en beslist. Modalfa heeft zich ten aanzien van de onderhavige incidentele vordering gerefereerd aan het oordeel van het hof.
2.2
Uit hetgeen [geïntimeerde 2] heeft aangevoerd volgt dat aan de eisen van artikel 222 lid 1 Rv is voldaan. De zaken zullen derhalve worden gevoegd.
2.3
De beslissing over de kosten zal worden aangehouden. De hoofdzaak zal naar de rol worden verwezen voor beraad partijen.

3.Beslissing

Het hof:
in het incident tot voeging:
voegt de onderhavige zaak met de zaak met zaaknummer 200.266.737/01;
houdt de beslissing over de proceskosten aan tot het eindarrest in de hoofdzaak;
in de hoofdzaak:
verwijst de zaak naar de rol van 3 december 2019 voor beraad partijen;
houdt iedere verdere beslissing aan.
Dit arrest is gewezen door mrs. G.C.C. Lewin, J.W. Hoekzema en J.F. Aalders en door de rolraadsheer in het openbaar uitgesproken op 19 november 2019.