ECLI:NL:GHAMS:2019:4145

Gerechtshof Amsterdam

Datum uitspraak
12 november 2019
Publicatiedatum
20 november 2019
Zaaknummer
23-000128-18
Instantie
Gerechtshof Amsterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Openlijk in vereniging geweld plegen tegen personen met vrijspraakverweer t.a.v. onvoldoende bewijs

In deze zaak heeft het gerechtshof Amsterdam op 12 november 2019 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een vonnis van de politierechter in de rechtbank Noord-Holland. De verdachte was beschuldigd van openlijk in vereniging geweld plegen tegen een persoon op 22 mei 2016 te IJmuiden. De tenlastelegging omvatte het meermalen slaan, stompen en schoppen van de aangever, [benadeelde]. De verdachte heeft hoger beroep ingesteld tegen het vonnis van de politierechter, die hem eerder had veroordeeld tot een gevangenisstraf van twee maanden. Tijdens de zitting in hoger beroep op 29 oktober 2019 heeft de raadsman van de verdachte aangevoerd dat er onvoldoende bewijs was om de verdachte te identificeren als de persoon op de camerabeelden van het incident. Het hof heeft de camerabeelden bekeken en vastgesteld dat de herkenning door de verbalisanten betrouwbaar was, gezien hun eerdere contacten met de verdachte. Het hof heeft geoordeeld dat de verdachte wel degelijk betrokken was bij het geweld tegen de aangever, ondanks dat op de beelden niet te zien was dat hij geweldshandelingen pleegde. Het hof heeft de vrijspraakverweren van de verdediging verworpen en het vonnis van de politierechter vernietigd. De verdachte is uiteindelijk veroordeeld tot een taakstraf van 120 uren, in plaats van een gevangenisstraf, en moet een schadevergoeding van € 160,15 aan de benadeelde partij betalen.

Uitspraak

afdeling strafrecht
parketnummer: 23-000128-18
datum uitspraak: 12 november 2019
TEGENSPRAAK
Arrest van het gerechtshof Amsterdam gewezen op het hoger beroep, ingesteld tegen het vonnis van de politierechter in de rechtbank Noord-Holland van 21 december 2017 in de strafzaak onder parketnummer 15-123623-17 tegen
[verdachte],
geboren te [geboorteplaats] op [geboortedag 1] 1996,
adres: [adres 1] .

Onderzoek van de zaak

Dit arrest is gewezen naar aanleiding van het onderzoek ter terechtzitting in hoger beroep van
29 oktober 2019 en, overeenkomstig het bepaalde bij artikel 422, tweede lid, van het Wetboek van Strafvordering, naar aanleiding van het onderzoek ter terechtzitting in eerste aanleg.
Tegen voormeld vonnis is namens de verdachte hoger beroep ingesteld.
Het hof heeft kennisgenomen van de vordering van de advocaat-generaal en van hetgeen door de verdachte en de raadsman naar voren is gebracht.

Tenlastelegging

Aan de verdachte is ten laste gelegd dat:
primairhij op of omstreeks 22 mei 2016 te IJmuiden openlijk, te weten, aan de [adres 2] , in elk geval op of aan de openbare weg en/of op een voor het publiek toegankelijke plaats, in vereniging geweld heeft gepleegd tegen een persoon te weten [benadeelde] , welk geweld bestond uit het meermalen, althans eenmaal (met kracht) slaan/stompen en/of schoppen/trappen in/op/tegen het hoofd en/of het lichaam van die [benadeelde] ;
subsidiairhij op of omstreeks 22 mei 2016 te IJmuiden, gemeente Velsen tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen [benadeelde] heeft mishandeld door die [benadeelde] meermalen, althans eenmaal (met kracht) te slaan/stompen en/of te schoppen/trappen in/op/tegen het hoofd en/of het lichaam van die [benadeelde] .
Voor zover in de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten voorkomen, zal het hof deze verbeterd lezen. De verdachte wordt daardoor niet in de verdediging geschaad.

Vonnis waarvan beroep

Het vonnis waarvan beroep zal worden vernietigd, omdat het hof tot een enigszins andere bewezenverklaring komt dan de politierechter.

Bewijsoverwegingen

De raadsman heeft zich primair op het standpunt gesteld dat de verdachte integraal moet worden vrijgesproken van het tenlastegelegde en daartoe het volgende aangevoerd:
(i) Buiten de onvoldoende specifieke herkenning van de verdachte op de camerabeelden door de verbalisanten [verbalisant 1] en [verbalisant 2] bevat het dossier onvoldoende bewijs waaruit kan volgen dat de verdachte de persoon is die op de camerabeelden is te zien.
(ii) Ingeval het hof wel komt tot de overtuiging dat de verdachte op de camerabeelden is te zien geldt dat niet bewezen kan worden dat de verdachte openlijk in vereniging geweld heeft gepleegd tegen de aangever [benadeelde] . Op de beelden kan immers niet worden waargenomen dat door de persoon aan de bijrijderskant van de auto van de aangever – die in dat scenario de verdachte moet zijn geweest – geweld heeft gepleegd; daarover verklaart alleen de aangever. Daarom kan niet worden gezegd dat de verdachte aan het op de aangever toegepaste geweld een wezenlijke bijdrage geleverd.
Het hof overweegt als volgt.
ad (i)
Op de terechtzitting in hoger beroep zijn de beelden afkomstig van beveiligingscamera’s van het [tankstation] tankstation op de [adres 2] te IJmuiden getoond. Daarop is het incident van 22 mei 2016 te zien. De helderheid en resolutie van deze beelden is aan de maat. De beelden zijn weliswaar van een afstand gemaakt, maar omdat het gaat om bewegende beelden die bovendien vanuit verschillende cameraposities zijn gemaakt, is het gehele fysiek en manier van bewegen van de bij het incident betrokken personen te zien. Daarom is het hof van oordeel dat niet gezegd kan worden dat aan de hand van deze beelden geen betrouwbare herkenning kan plaatsvinden, zeker niet als de waarnemer de betrokkenen goed kent. In dit geval hebben opsporingsambtenaren [verbalisant 1] en [verbalisant 2] op de beelden de verdachte en zijn medeverdachten [medeverdachte 1] en [medeverdachte 2] zonder enig voorbehoud herkend. Zij zijn beroepsmatig herhaaldelijk in aanraking geweest met de verdachte en [medeverdachte 1] . [verbalisant 2] is als wijk-/adoptieagent zelfs meerdere keren bij zowel de verdachte als bij medeverdachte [medeverdachte 1] thuis geweest. Verder heeft hij verklaard de verdachte specifiek te hebben herkend aan zijn gezicht, baardgroei, haardracht, postuur en manier van lopen en [medeverdachte 1] te hebben herkend aan vergelijkbare lichamelijke kenmerken. Bij deze stand van zaken ziet het hof geen goede reden om aan de betrouwbaarheid van de herkenningen te twijfelen.
Verder blijkt uit de bewijsmiddelen dat de drie hiervoor genoemde verdachten op 19 mei 2016 – drie dagen vóór het voorliggende incident – in dezelfde samenstelling en in dezelfde voertuigen in IJmuiden zijn gezien. Net als op 22 mei 2016 trad de verdachte toen op als bestuurder van de blauwe Fiat Punto met kenteken [kenteken 1] en medeverdachte [medeverdachte 2] als bestuurder van de groenkleurige Opel Corsa met het kenteken [kenteken 2] , waarin medeverdachte [medeverdachte 1] zich als bijrijder bevond.
De genoemde Fiat Punto stond op 19 en 22 mei 2016 op naam van de verdachte. De verdachte heeft ter terechtzitting in hoger beroep geen concreet en verifieerbaar aanknopingspunt aangereikt voor de gedachte dat een ander dan hijzelf die dag in het bezit van zijn voertuig is geweest en evenmin om te kunnen veronderstellen dat hij op een andere plek was dan bij het tankstation.
Gelet op het voorgaande, in onderling (tijds)verband en samenhang bezien, staat voor het hof buiten redelijke twijfel vast dat de drie voornoemde verdachten de personen zijn die op de camerabeelden zijn te zien.
(ad ii)
Hoewel op de camerabeelden niet te zien is dat de verdachte in het voertuig van de aangever geweldshandelingen pleegt, kan op grond van andere bewijsmiddelen worden vastgesteld dat hij dit wel heeft gedaan. De verdachte is immers, zo stelt het hof vast, ingestapt aan de bijrijderskant van de auto van de aangever. Die laatste heeft verklaard dat hij – al zittend op de bestuurdersstoel van zijn auto – van zowel een persoon die zich aan de bestuurderskant van zijn auto bevond als van een persoon vanaf de bijrijderskant van zijn auto klappen kreeg. Het hof ziet geen enkele aanleiding om aan dit onderdeel van de verklaring van de aangever te twijfelen, te minder nu de aangever, blijkens een medische verklaring, een kwetsuur heeft opgelopen aan een rib aan de
rechterzijde van zijn lichaam en een wat loszittende tand die zich
rechtsvan het midden van zijn kaak bevond. Op grond hiervan acht het hof wettig en overtuigend bewezen dat (ook) de verdachte één van de personen is geweest die geweld tegen de aangever heeft gepleegd.
Slotsom
Het tot vrijspraak strekkende verweer wordt in alle onderdelen verworpen.

Bewezenverklaring

Het hof acht wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte het primair ten laste gelegde heeft begaan, met dien verstande dat:
hij op 22 mei 2016 te IJmuiden openlijk, te weten, aan de [adres 2] , in vereniging geweld heeft gepleegd tegen een persoon te weten [benadeelde] , welk geweld bestond uit het meermalen met kracht slaan en stompen en schoppen en trappen tegen het hoofd en/of het lichaam van [benadeelde] .
Hetgeen primair meer of anders is ten laste gelegd, is niet bewezen. De verdachte moet hiervan worden vrijgesproken.
Het bewezen verklaarde is gegrond op de feiten en omstandigheden die in de bewijsmiddelen zijn vervat.

Bewijsmiddelen

1.
Een proces-verbaal van aangifte met nummer PL1100-2016113779-1 van 22 mei 2016, in de wettelijke vorm opgemaakt door de bevoegde opsporingsambtenaar [verbalisant 1] (doorgenummerde pagina’s 4-6).
Dit proces-verbaal houdt, zakelijk weergegeven en voor zover van belang, als
de op 22 mei 2016 afgelegde verklaring van [benadeelde], geboren op [geboortedag 2] 1970, adres: [adres 3] :
Ik doe aangifte van openlijke geweldpleging tegen personen, gepleegd op 22 mei 2016 omstreeks 21.36 uur op de [adres 2] te IJmuiden.
Ik reed vandaag in mijn grijze Citroen C3 over de parallelweg van de [adres 2] te IJmuiden, ter hoogte van het [tankstation] Pompstation. Er kwam over deze weg, tegen het verkeer in, een blauwe Fiat aangereden. Ik dacht gezien te hebben dat er in het kenteken van deze auto de letters [letters] zaten. Ik stond vervolgens stil met mijn personenauto. Ik zag dat de Fiat stopte en dat de bestuurder uitstapte. Ik heb het raam van mijn personen auto geopend. Vervolgens kreeg ik, al zittend in mijn personenauto, klappen van deze bestuurder [
gezien de inhoud van bewijsmiddel 2 begrijpt het hof dat de aangever hier doelt op [medeverdachte 1]]. Ik zag dat er een jongen via mijn bijrijdersportier mijn personenauto in kroop [
gezien de inhoud van bewijsmiddel 2 begrijpt het hof dat de aangever hier doelt op de verdachte]. Vervolgens kreeg ik van zowel de bestuurder aan de bestuurdersportierzijde als de andere jongen klappen. Ik werd op mijn hoofd en bovenlichaam meerdere malen met kracht geraakt en voelde daar ook direct pijn. Aan het incident heb ik een loszittende tand in mijn onderkaak en pijnlijke rechter ribben overgehouden.
2.
Een proces-verbaal van bevindingen met nummer PL1100-2016113779-5 van 8 november 2016, in de wettelijke vorm opgemaakt door de bevoegde opsporingsambtenaren [verbalisant 1] en [verbalisant 3] (doorgenummerde pagina’s 17-21).
Dit proces-verbaal houdt, zakelijk weergegeven en voor zover van belang, in de
verklaring van de verbalisanten(of een van hen):
Ik, verbalisant [verbalisant 1] , heb op 9 augustus 2016 de camerabeelden bekeken van het [tankstation] tankstation aan de [adres 2] , IJmuiden, alwaar een melder zou zijn mishandeld door een aantal jongens. Op de beelden zag ik dat er vier personen bij het incident betrokken waren. Ik herkende de aangever [benadeelde] [
het hof: [verbalisant 1] heeft de aangifte van [benadeelde] opgenomen] als één van deze vier personen. Naar aanleiding van meerdere staande houdingen en verkeerscontroles herkende ik de andere drie personen op de camerabeelden ook. Deze zijn genaamd [medeverdachte 2] , [verdachte] en [medeverdachte 1] . Ik zag dat er drie verschillende auto’s bij het incident betrokken waren, waaronder een Citroen C3 van de aangever. Ik zag dat een andere personenauto was voorzien van het kenteken [kenteken 1] . Naar aanleiding van meerdere staande houdingen en verkeerscontroles is het mij ambtshalve bekend dat deze auto geregeld wordt bestuurd door [verdachte] . De derde auto betrof een groene Opel Corsa uit 2001.
Op de camerabeelden zag ik, verbalisant [verbalisant 1] , samengevat het volgende:
[verdachte] komt [
naar het hof begrijpt: als bestuurder] met de auto met kenteken [kenteken 1] aan bij het tankstation. [medeverdachte 2] (als bestuurder) en [medeverdachte 1] (als bijrijder) komen bij het tankstation aan met de Opel Corsa. [verdachte] stapt uit de personenauto voorzien van het kenteken [kenteken 1] en maakt een zwaaibeweging in de richting van de personenauto van de aangever. De personenauto van de aangever stopt hierop, waarna [verdachte] bij de aangever voor aan de bijrijderszijde instapt. [medeverdachte 1] stapt hierop uit de Opel Corsa en loopt rustig in de richting van de personenauto van de aangever. Hij rent vervolgens naar het bestuurdersportier van de aangever en trekt deze open. Hierna schopt [medeverdachte 1] met zijn rechter knie in de richting van de aangever. [medeverdachte 1] duwt tegen de aangever en trekt aan hem. Vervolgens schopt [medeverdachte 1] met zijn rechter voet in de richting van de aangever en maakt hij een slaande beweging met zijn linkerhand in de richting van de aangever. [verdachte] stapt uit de personenauto van de aangever, loopt terug in de richting van de personenauto met kenteken [kenteken 1] en stapt in. [medeverdachte 1] stapt hierop weer als bijrijder in de Opel Corsa. De personenauto met kenteken [kenteken 1] rijdt hierop weg. De Opel Corsa rijdt achter die auto aan.
3.
Een proces-verbaal van bevindingen met nummer PL1100-2016113779-6 van 29 januari 2017, in de wettelijke vorm opgemaakt door de bevoegde opsporingsambtenaar [verbalisant 2] (doorgenummerde pagina’s 22-23).
Dit proces-verbaal houdt, zakelijk weergegeven en voor zover van belang, in als
de verklaring van de verbalisant:
Op 25 januari 2017 heb ik gekeken naar beelden van camera’s bij het [tankstation] tankstation op de [adres 2] in IJmuiden. Op de camerabeelden is te zien dat er twee personenauto’s komen aanrijden, een groene Opel Corsa en een blauwe Fiat. Beide auto’s worden geparkeerd. Vervolgens is te zien dat aan de bestuurderskant van de Fiat een man uitstapt. Deze man is de bestuurder van deze auto. Ik herken deze man ambtshalve als [verdachte] . Ik ben sinds 2000 als wijkagent werkzaam in de wijk [plek 1] in IJmuiden. [verdachte] woont van kinds af aan bij zijn moeder in een woning op de [plek 1] . Ik heb in mijn functie als wijkagent door de jaren heen diverse keren te maken gehad met [verdachte] en ken hem dus goed. Aan de passagierskant van de Opel zie ik een man uitstappen die ik herken als de mij ambtshalve bekende [medeverdachte 1] . Hij heeft jarenlang op de [straat 1] in genoemde wijk gewoond. Ik ben als adoptie-agent vaak bij hem thuis geweest en ken hem dus goed. Ik hem regelmatig op straat gezien en gesproken. Vanaf de bestuurderskant van de Opel stapte een man uit die ik herken als de mij ambtshalve bekende [medeverdachte 2] , die al jaren bevriend is met [medeverdachte 1] .
4.
Een proces-verbaal van bevindingen met nummer PL1100-2016113779-13 van 21 september 2017, in de wettelijke vorm opgemaakt door de bevoegde opsporingsambtenaar [verbalisant 2] (niet doorgenummerd stuk).
Dit proces-verbaal houdt, zakelijk weergegeven en voor zover van belang, in de
verklaring van de verbalisant:
In aanvulling op het door mij op 29 januari 2017 opgemaakte proces-verbaal van herkenning verklaar ik, verbalisant, het volgende.
Ik herken [medeverdachte 1] aan zijn uiterlijk, zijn gezicht, zijn baardgroei, zijn haardracht en postuur. Ik ken [medeverdachte 1] sinds 2009. Ik ben als adoptieagent diverse keren bij [medeverdachte 1] thuis geweest en met hem gesproken.
Ik herken [verdachte] aan zijn uiterlijk, zijn gezicht, zijn baardgroei, zijn haardracht en postuur. Ik ken [verdachte] sinds 2008. Ik ben toen voor een melding van geluidsoverlast en een conflict met buren meerdere keren bij [verdachte] thuis geweest. Ik heb toen [verdachte] meerdere keren gezien.
5.
Een geschrift, te weten een mutatierapport met registratienummer PL1100-2016111252-1 van 19 mei 2016, opgemaakt door [verbalisant 2] (als bijlage gevoegd bij het proces-verbaal dat als bewijsmiddel 4 is opgenomen).
Dit geschift houdt in, voor zover van belang en zakelijk weergegeven:
Datum/tijdstip kennisname: 19 mei 2016.
Rapp [
het hof begrijpt telkens: rapporteur] zag tijdens de surveillance op de [straat 2] te IJmuiden het volgende:
Tegenover de [plek 2] ter hoogte van de garageboxen zag de rapporteur een blauwkleurige personenauto, merk Fiat Punto, met het kenteken [kenteken 1] geparkeerd staan. In de auto zat achter het stuur [verdachte] . Hij was de enige inzittende. De Fiat Punto staat op naam van [verdachte] . Aan de overkant van de straat zag ik [medeverdachte 1] aan de bijrijderskant uit een groenkleurige personenauto, merk Opel Corsa met het kenteken [kenteken 2] en bouwjaar 2001, stappen. Rapporteur zag [medeverdachte 2] in de Opel achter het stuur zitten.
6.
De verklaring van de getuige [verbalisant 1] afgelegd op de terechtzitting in eerste aanleg van 21 december 2017.
Deze verklaring van de
getuige [verbalisant 1]houdt, zakelijk weergegeven en voor zover van belang, in:
Ik heb de camerabeelden uitgekeken. Ik herkende [medeverdachte 2] direct als bestuurder van de groene Opel Corsa. De andere twee herkende ik ook direct. [medeverdachte 1] herkende ik als bijrijder en [verdachte] was degene met de blauwe auto. Ik heb nog even de systemen geraadpleegd, maar ik heb de verdachten in het jaar voor het zien van de camerabeelden, minimaal vier keer gesproken of gezien. Ik heb ze wel vaker gezien, dat wordt niet allemaal in de systemen vastgelegd. Ik herkende [verdachte] onder andere aan zijn manier van lopen. Ik focus mij op een persoon in zijn totaliteit.
7.
De verklaring van de getuige [verbalisant 2] afgelegd op de terechtzitting in eerste aanleg van 21 december 2017.
Deze verklaring van de
getuige [verbalisant 2]houdt, zakelijk weergegeven en voor zover van belang, in:
Ik zeg u dat ik sinds 2000 wijkagent in [plek 3] ben en heb daar kinderen zien opgroeien, waaronder [verdachte] en [medeverdachte 1] . Ik heb ze min of meer geadopteerd, want ik kwam regelmatig bij hen thuis. Op de beelden zie ik [verdachte] in die blauwe Fiat zitten, ik denk op vier opnames, één opname is van de zijkant en daar kan je het heel mooi op zien. Aan zijn uiterlijk, zijn gezicht, zijn baard; ik zie hem heel vaak. Ik heb hem zien uitstappen en herken hem ook aan zijn loopje en postuur.
8.
Een geschrift, te weten brief van [naam] , als arts verbonden aan de Spoedpost Noord te Haarlem, van 23 mei 2016 (doorgenummerde pagina 10).
Dit geschift houdt in, voor zover van belang en zakelijk weergegeven:
Patiënt: [benadeelde]
[het hof leest verbeterd: [benadeelde] ]
Geboortedatum: [geboortedag 2] -1970
Adres: [adres 3]
Contactdatum: 23 mei 2016
Tijdstip: 00.20 uur
(S) Vechtpartij door ruzie. Dhr heeft klap op neus gekregen en heeft nog steeds een bloedneus. Tand zit los.
(O) Neus mogelijk iets scheefstand naar links. Twee ondiepe snijwondjes neusrug. Iets loszittende ondertand rechts van het midden. Drukpijnlijke rib rechter voorzijde.
9.
Een proces-verbaal van bevindingen met nummer PL1100-2016113779-12 van 21 september 2017, in de wettelijke vorm opgemaakt door de bevoegde opsporingsambtenaar [verbalisant 4] (niet doorgenummerd stuk).
Dit proces-verbaal houdt, zakelijk weergegeven en voor zover van belang, in de
verklaring van de verbalisant:
Ik heb onderzoek gedaan naar de historische tenaamstelling van een Fiat Punto gekentekend [kenteken 1] . Uit informatie van de Rijksdienst voor het Wegverkeer bleek deze auto tussen 5 mei 2016 en
9 juli 2016 op naam te hebben gestaan van [verdachte] .
De hiervoor vermelde bewijsmiddelen, voor zover het geschriften als bedoeld in artikel 344, eerste lid, aanhef, onder 5° van het Wetboek van Strafvordering betreffen, zijn telkens slechts gebezigd in verband met de inhoud van de andere bewijsmiddelen.

Strafbaarheid van het bewezen verklaarde

Geen omstandigheid is aannemelijk geworden die de strafbaarheid van het primair bewezen verklaarde uitsluit, zodat dit strafbaar is.
Het primair bewezen verklaarde levert op:
openlijk in vereniging geweld plegen tegen personen.

Strafbaarheid van de verdachte

Geen omstandigheid is aannemelijk geworden die de strafbaarheid van de verdachte ten aanzien van het primair bewezen verklaarde uitsluit, zodat de verdachte strafbaar is.

Oplegging van straf

De politierechter heeft de verdachte voor het in eerste aanleg primair bewezen verklaarde veroordeeld tot een gevangenisstraf voor de duur van twee maanden.
De advocaat-generaal heeft gevorderd dat het hof het vonnis waarvan beroep zal bevestigen.
De raadsman heeft het hof verzocht om – indien het komt tot een bewezenverklaring – de verdachte te veroordelen tot een taakstraf.
Het hof heeft in hoger beroep de op te leggen straf bepaald op grond van de ernst van het feit en de omstandigheden waaronder dit is begaan en gelet op de persoon van de verdachte. Het hof heeft daarbij in het bijzonder het volgende in beschouwing genomen.
De verdachte heeft zich samen met een ander schuldig gemaakt aan openlijke geweldpleging tegen een persoon. Daarbij is het slachtoffer meermalen met kracht geslagen, gestompt, geschopt en getrapt tegen het hoofd of elders tegen het lichaam. Dergelijk geweld, gepleegd aan de openbare weg, versterkt de reeds in de samenleving aanwezige gevoelens van angst en onveiligheid. Het is bovendien een feit van
algemene bekendheid dat slachtoffers van dergelijk geweld, of personen die hebben gezien dat dergelijk geweld werd uitgeoefend, hiervan nog lang psychische klachten kunnen ondervinden.
Het hof heeft gelet op de straffen die in soortgelijke gevallen plegen te worden opgelegd. Gelet daarop en de tijd die sinds het bewezenverklaarde is verstreken en het gegeven dat de verdachte niet eerder is veroordeeld ter zake van feiten met een geweldscomponent, acht het hof - anders dan de eerste rechter - het opleggen van een vrijheidsstraf een te zware straf en zal daarom voor een taakstraf kiezen.
Het hof acht, alles afwegende, een taakstraf van na te melden duur passend en geboden.

Vordering van de benadeelde partij [benadeelde]

De benadeelde partij [benadeelde] heeft zich in eerste aanleg in het strafproces gevoegd met een vordering tot schadevergoeding. Deze bedraagt € 250,90 aan materiële schade, bestaande uit een bedrag van € 160,15 aan tandartskosten en een bedrag van € 90,75 voor het reinigen van zijn auto. Daarnaast heeft hij, blijkens het schadeonderbouwingsformulier en zijn mededelingen op de terechtzitting in eerste aanleg, een bedrag van € 1.385 willen vorderen ter compensatie van immateriële schade. De vordering is bij het vonnis waarvan beroep toegewezen tot een bedrag van € 160,15. De benadeelde partij heeft zich in hoger beroep niet opnieuw gevoegd. Het hof heeft in hoger beroep daarom te oordelen over de gevorderde schadevergoeding voor zover deze in eerste aanleg is toegewezen.
Uit het onderzoek ter terechtzitting is het hof voldoende gebleken dat de benadeelde partij als gevolg van het primair bewezen verklaarde handelen van de verdachte rechtstreeks schade heeft geleden tot een bedrag van € 160,15, mede omdat de vordering van de zijde van de verdachte deze vordering in hoger beroep niet gemotiveerd is betwist. De verdachte is hoofdelijk met de medeverdachte tot vergoeding van die schade gehouden zodat de vordering, voor zover in hoger beroep nog aan de orde, zal worden toegewezen.
Het hof zal de schadevergoedingsmaatregel opleggen op de hierna te noemen wijze om te bevorderen dat de schade door de verdachte wordt vergoed.

Toepasselijke wettelijke voorschriften

De op te leggen straf is gegrond op de artikelen 22c, 22d, 36f, 63 en 141 van het Wetboek van Strafrecht.
Deze wettelijke voorschriften worden toegepast zoals geldend ten tijde van het bewezen verklaarde.

BESLISSING

Het hof:
Vernietigt het vonnis waarvan beroep en doet opnieuw recht:
Verklaart zoals hiervoor overwogen bewezen dat de verdachte het primair ten laste gelegde heeft begaan.
Verklaart niet bewezen hetgeen de verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan hierboven is bewezen verklaard en spreekt de verdachte daarvan vrij.
Verklaart het primair bewezen verklaarde strafbaar, kwalificeert dit als hiervoor vermeld en verklaart de verdachte strafbaar.
Veroordeelt de verdachte tot een
taakstrafvoor de duur van
120 (honderdtwintig) uren, indien niet naar behoren verricht te vervangen door
60 (zestig) dagen hechtenis.
Vordering van de benadeelde partij [benadeelde]
Wijst toe de vordering tot schadevergoeding van de benadeelde partij [benadeelde] ter zake van het primair bewezen verklaarde tot het bedrag van
€ 160,15 (honderdzestig euro en vijftien cent) ter zake van materiële schade,waarvoor de verdachte met de mededader
hoofdelijkvoor het gehele bedrag aansprakelijk is, vermeerderd met de wettelijke rente vanaf de hierna te noemen aanvangsdatum tot aan de dag der voldoening.
Verwijst de verdachte in de door de benadeelde partij gemaakte en ten behoeve van de tenuitvoerlegging nog te maken kosten, tot aan de datum van deze uitspraak begroot op nihil.
Legt aan de verdachte de verplichting op om aan de Staat, ten behoeve van het slachtoffer, genaamd
[benadeelde] , ter zake van het primair bewezen verklaarde een bedrag te betalen van
€ 160,15 (honderdzestig euro en vijftien cent) als vergoeding voor materiële schade, bij gebreke van betaling en verhaal te vervangen door
3 (drie) dagen hechtenis, vermeerderd met de wettelijke rente vanaf de hierna te noemen aanvangsdatum tot aan de dag der voldoening, met dien verstande dat de toepassing van die hechtenis de verplichting tot schadevergoeding aan de Staat ten behoeve van het slachtoffer niet opheft.
Bepaalt dat indien en voor zover de verdachte of zijn mededader aan een van beide betalingsverplichtingen hebben voldaan, de andere vervalt.
Bepaalt de aanvangsdatum van de wettelijke rente voor de materiële schade op 22 mei 2016.
Dit arrest is gewezen door de meervoudige strafkamer van het gerechtshof Amsterdam, waarin zitting hadden mr. A.R.O Mooy, mr. J.J.I. de Jong en mr. P.F.E. Geerlings, in tegenwoordigheid van
mr. S. Bonset, griffier, en is uitgesproken op de openbare terechtzitting van dit gerechtshof van
12 november 2019.
=========================================================================
[…]