ECLI:NL:GHAMS:2019:4149
Gerechtshof Amsterdam
- Hoger beroep
- Rechtspraak.nl
Niet-ontvankelijkheid van de verdachte in hoger beroep wegens gebrek aan machtiging
In deze zaak heeft het gerechtshof Amsterdam op 29 oktober 2019 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een vonnis van de politierechter in de rechtbank Noord-Holland. De verdachte, geboren in Hongarije, was niet verschenen op de zittingen van 7 februari 2019 en 29 oktober 2019, en er was ook geen gemachtigd raadsman aanwezig. Het hof heeft vastgesteld dat het hoger beroep was ingesteld door een medewerker van de griffie van de rechtbank Noord-Holland, op basis van een schriftelijke machtiging van de toenmalige raadsman van de verdachte. Echter, deze machtiging voldeed niet aan de eisen van artikel 450, derde lid, van het Wetboek van Strafvordering, omdat er geen adres was opgegeven voor de ontvangst van het afschrift van de appeldagvaarding. Hierdoor kon het gebrek niet worden gedekt, wat leidde tot de beslissing van het hof om de verdachte niet-ontvankelijk te verklaren in het ingestelde hoger beroep. De uitspraak benadrukt het belang van de juiste procedurele stappen in het strafrecht en de noodzaak voor de verdachte om aanwezig te zijn of een gemachtigde te laten verschijnen tijdens de zittingen.