ECLI:NL:GHAMS:2019:4149

Gerechtshof Amsterdam

Datum uitspraak
29 oktober 2019
Publicatiedatum
20 november 2019
Zaaknummer
23-002752-18
Instantie
Gerechtshof Amsterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Niet-ontvankelijkheid van de verdachte in hoger beroep wegens gebrek aan machtiging

In deze zaak heeft het gerechtshof Amsterdam op 29 oktober 2019 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een vonnis van de politierechter in de rechtbank Noord-Holland. De verdachte, geboren in Hongarije, was niet verschenen op de zittingen van 7 februari 2019 en 29 oktober 2019, en er was ook geen gemachtigd raadsman aanwezig. Het hof heeft vastgesteld dat het hoger beroep was ingesteld door een medewerker van de griffie van de rechtbank Noord-Holland, op basis van een schriftelijke machtiging van de toenmalige raadsman van de verdachte. Echter, deze machtiging voldeed niet aan de eisen van artikel 450, derde lid, van het Wetboek van Strafvordering, omdat er geen adres was opgegeven voor de ontvangst van het afschrift van de appeldagvaarding. Hierdoor kon het gebrek niet worden gedekt, wat leidde tot de beslissing van het hof om de verdachte niet-ontvankelijk te verklaren in het ingestelde hoger beroep. De uitspraak benadrukt het belang van de juiste procedurele stappen in het strafrecht en de noodzaak voor de verdachte om aanwezig te zijn of een gemachtigde te laten verschijnen tijdens de zittingen.

Uitspraak

afdeling strafrecht
parketnummer: 23-002752-18
datum uitspraak: 29 oktober 2019
VERSTEK
Arrest van het gerechtshof Amsterdam gewezen op het hoger beroep, ingesteld tegen het vonnis van de politierechter in de rechtbank Noord-Holland van 17 juli 2018 in de strafzaak onder parketnummer
15-130117-16 tegen
[verdachte],
geboren te [geboorteplaats] (Hongarije) op [geboortedag] 1967,
adres: [adres].

Onderzoek ter terechtzitting

Dit arrest is gewezen naar aanleiding van het onderzoek ter terechtzitting in hoger beroep van
29 oktober 2019.
Namens de verdachte is beroep ingesteld tegen voormeld vonnis.
Het hof heeft kennisgenomen van de vordering van de advocaat-generaal, ertoe strekkend dat de verdachte niet-ontvankelijk wordt verklaard in het hoger beroep.

Ontvankelijkheid van de verdachte in het hoger beroepHet hoger beroep is ingesteld door een medewerker van de griffie van de rechtbank Noord-Holland krachtens een schriftelijke machtiging van de toenmalige raadsman van de verdachte. Deze machtiging voldoet niet aan de in artikel 450, derde lid, van het Wetboek van Strafvordering gestelde eisen, nu daarin geen adres is opgegeven voor de ontvangst van het afschrift van de appeldagvaarding. De verdachte is niet op de terechtzittingen van 7 februari 2019 en 29 oktober 2019 verschenen en evenmin is op één van de zittingen een door hem gemachtigd raadsman verschenen, zodat dit gebrek niet voor gedekt kan worden gehouden. Om die redenen zal de verdachte niet-ontvankelijk worden verklaard in het ingestelde hoger beroep.

BESLISSING

Het hof:
Verklaart de verdachte niet-ontvankelijk in het hoger beroep.
Dit arrest is gewezen door de meervoudige strafkamer van het gerechtshof Amsterdam, waarin zitting hadden mr. J.J.I. de Jong, mr. A.R.O Mooy en mr. P.F.E. Geerlings, in tegenwoordigheid van
mr. S. Bonset, griffier, en is uitgesproken op de openbare terechtzitting van dit gerechtshof van 29 oktober 2019.