In deze zaak heeft het Gerechtshof Amsterdam op 25 november 2019 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een vonnis van de economische politierechter in de rechtbank Noord-Holland. De verdachte, een melkveebedrijf, was veroordeeld voor overtredingen van de Wet Dieren, specifiek voor het onthouden van water aan kalveren en het onthouden van medische zorg aan kreupele dieren. De advocaat-generaal had een geldboete van € 6.000 geëist, waarvan € 3.500 voorwaardelijk met een proeftijd van twee jaar.
Het hof heeft vastgesteld dat de verdachte niet-ontvankelijk is in het hoger beroep voor zover dit gericht is tegen de vrijspraak van feit 1, dat betrekking heeft op de pleegdatum van 24 mei 2018. Het hof heeft de bewijsoverwegingen van de economische politierechter gedeeltelijk vervangen en bevestigd dat de verdachte niet de nodige zorg aan de dieren heeft verleend. De verdediging voerde aan dat de methoden van water- en medische zorg toereikend waren, maar het hof oordeelde dat de omstandigheden op het bedrijf, zoals de hygiëne en de gezondheid van de dieren, niet in overeenstemming waren met de wettelijke vereisten.
De uitspraak benadrukt de verantwoordelijkheid van dierenhouders om te voldoen aan de zorgplicht voor hun dieren en de gevolgen van het niet naleven van de Wet Dieren. Het hof heeft de eerdere beslissing van de economische politierechter bevestigd, met inachtneming van de nieuwe bewijsoverwegingen, en heeft de verdachte veroordeeld voor de overtredingen.