ECLI:NL:GHAMS:2019:4240

Gerechtshof Amsterdam

Datum uitspraak
25 november 2019
Publicatiedatum
29 november 2019
Zaaknummer
23-003982-1
Instantie
Gerechtshof Amsterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Hoger beroep tegen vonnis economische politierechter inzake varen zonder operationeel automatisch identificatiesysteem op de Noordzee

In deze zaak heeft het gerechtshof Amsterdam op 25 november 2019 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een vonnis van de economische politierechter in de rechtbank Amsterdam. De verdachte, geboren in 1956, heeft op de Noordzee gevaren zonder dat zijn automatisch identificatiesysteem (AIS) volledig operationeel was. De economische politierechter had de verdachte eerder veroordeeld tot een geldboete van € 2.000. De verdachte heeft hoger beroep ingesteld en voerde aan dat hij alles heeft gedaan om het AIS operationeel te houden, en dat hem daarom een beroep op afwezigheid van alle schuld (AVAS) toekomt.

Het hof heeft het verweer van de verdachte verworpen. Het hof oordeelde dat de verdachte op 6 januari 2017 op de hoogte was van de problemen met het AIS, maar ervoor heeft gekozen om op zee te blijven in plaats van terug te keren naar de haven voor controle. Het hof concludeerde dat de verdachte niet alles heeft gedaan om het AIS operationeel te houden, waardoor het beroep op AVAS niet slaagde.

Wat betreft de strafoplegging heeft het hof de eerdere veroordeling vernietigd en in plaats daarvan een voorwaardelijke geldboete van € 500 opgelegd, rekening houdend met de ernst van het feit en de persoonlijke omstandigheden van de verdachte, waaronder zijn slechte gezondheid. Het hof bevestigde het vonnis voor het overige en vernietigde een eerder uitgevaardigde strafbeschikking. De uitspraak is gedaan door de meervoudige economische kamer van het gerechtshof Amsterdam, waarin drie rechters zitting hadden.

Uitspraak

afdeling strafrecht
parketnummer: 23-003982-18
datum uitspraak: 25 november 2019
TEGENSPRAAK
Arrest van het gerechtshof Amsterdam gewezen op het hoger beroep, ingesteld tegen het vonnis van de economische politierechter in de rechtbank Amsterdam van 2 november 2018 in de strafzaak onder parketnummer 81-097027-17 tegen
[verdachte],
geboren te [geboorteplaats] op [geboortedag] 1956,
adres: [adres].

Onderzoek van de zaak

Dit arrest is gewezen naar aanleiding van het onderzoek ter terechtzitting in hoger beroep van 11 november 2019 en, overeenkomstig het bepaalde bij artikel 422, tweede lid, van het Wetboek van Strafvordering, naar aanleiding van het onderzoek ter terechtzitting in eerste aanleg.
De verdachte heeft hoger beroep ingesteld tegen voormeld vonnis.
Het hof heeft kennisgenomen van de vordering van de advocaat-generaal en van hetgeen door de raadsvrouw naar voren is gebracht.

Vonnis waarvan beroep

Het hof verenigt zich met het vonnis waarvan beroep en zal dit bevestigen behalve ten aanzien van de strafoplegging -in zoverre zal het vonnis worden vernietigd- en met dien verstande dat het hof zal reageren op het in hoger beroep gevoerde verweer dat de verdachte een beroep toekomt op afwezigheid van alle schuld.

Beroep op “afwezigheid van alle schuld”

De raadsvrouw heeft – kort weergegeven – betoogd dat de verdachte alles heeft gedaan om het automatisch identificatiesysteem (hierna: AIS) operationeel te houden, zodat hem een beroep op afwezigheid van alle schuld (AVAS) toekomt. Het hof begrijpt dit verweer zo dat de verdediging zich op het standpunt stelt dat een geslaagd beroep op AVAS ertoe dient te leiden dat verdachte moet worden ontslagen van alle rechtsvervolging.
Het hof overweegt als volgt.
Op 7 januari 2017 heeft de kustwacht geconstateerd dat het schip van de verdachte, dat zich op de Noordzee bevond, geen AIS signaal afgaf. Uit zijn verklaring blijkt dat de verdachte een dag eerder, op 6 januari 2017, wist dat het systeem niet naar behoren functioneerde. De verdachte heeft toen de keuze gemaakt op zee te blijven en niet terug te keren naar de haven om het systeem te laten controleren. Daarom is het hof van oordeel dat hij er niet alles aan heeft gedaan om het AIS operationeel te houden, zodat het beroep op AVAS niet slaagt. Dat hij – volgens de raadsvrouw – op 6 januari 2017 het systeem heeft gereset, maakt dit niet anders. Niet is gebleken dat gecontroleerd en vastgesteld is dat het AIS – na gereset te zijn - naar behoren functioneerde. De verdachte mocht er niet op vertrouwen dat het enkele resetten voldoende zou zijn.

Oplegging van straf

De economische politierechter in de rechtbank Amsterdam heeft de verdachte voor het in eerste aanleg bewezen verklaarde veroordeeld tot een geldboete ter hoogte van € 2.000.
De advocaat-generaal heeft gevorderd dat de verdachte schuldig zal worden verklaard zonder oplegging van straf of maatregel.
Het hof heeft in hoger beroep de op te leggen straf bepaald op grond van de ernst van het feit en de omstandigheden waaronder dit is begaan en gelet op de persoon en draagkracht van de verdachte. Het hof heeft daarbij in het bijzonder het volgende in beschouwing genomen. Het AIS is bedoeld om autoriteiten en schepen onderling informatie, zoals de positie en koers, te bieden en draagt zo bij aan de veiligheid van het scheepvaartverkeer. De verdachte heeft hierop inbreuk gemaakt door op de Noordzee te varen zonder dat zijn AIS volledig operationeel was.
Vanuit het oogpunt van normbevestiging is het hof van oordeel dat – anders dan de advocaat-generaal heeft gevorderd – niet kan worden volstaan met een schuldigverklaring zonder oplegging van straf of maatregel. Ter terechtzitting in hoger beroep is gebleken dat de verdachte kampt met een slechte gezondheid. Daarom zal het hof, alles afwegende, volstaan met een voorwaardelijke geldboete ter hoogte van € 500.

Toepasselijke wettelijke voorschriften

De op te leggen straf is gegrond op de artikelen 14a, 14b, 14c, 23, 24 en 24c van het Wetboek van Strafrecht, 1a, 2 en 6 van de Wet op de Economische Delicten, 3a van de Visserijwet 1963, 103 van de Uitvoeringsregeling zeevisserij en 10 Verordening (EG) nr. 1224/2009.
Deze wettelijke voorschriften worden toegepast zoals geldend ten tijde van het bewezen verklaarde.

BESLISSING

Het hof:
Vernietigt het vonnis waarvan beroep ten aanzien van de strafoplegging en doet in zoverre opnieuw recht.
Vernietigt de eerder uitgevaardigde strafbeschikking 30-05-2017 onder CJIB nummer 9132542002953407.
Veroordeelt de verdachte tot een
geldboetevan
€ 500,00 (vijfhonderd euro), bij gebreke van betaling en verhaal te vervangen door
10 (tien) dagen hechtenis.
Bepaalt dat de geldboete niet ten uitvoer zal worden gelegd, tenzij de rechter later anders mocht gelasten omdat verdachte zich voor het einde van een proeftijd van
2 (twee) jarenaan een strafbaar feit heeft schuldig gemaakt.
Bevestigt het vonnis waarvan beroep voor het overige.
Dit arrest is gewezen door de meervoudige economische kamer van het gerechtshof Amsterdam, waarin zitting hadden mr. A.M. van Amsterdam, mr. A.P.M. van Rijn en mr E. van Die, in tegenwoordigheid van mr. C.J.J. Kwint, griffier, en is uitgesproken op de openbare terechtzitting van dit gerechtshof van 25 november 2019.
mr. A.M. van Amsterdam en mr. A.P.M. van Rijn zijn buiten staat dit arrest mede te ondertekenen.