ECLI:NL:GHAMS:2019:4263

Gerechtshof Amsterdam

Datum uitspraak
14 november 2019
Publicatiedatum
3 december 2019
Zaaknummer
23-000067-19
Instantie
Gerechtshof Amsterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Hoger beroep tegen vonnis van de rechtbank Noord-Holland inzake drugshandel en strafmaat

In deze zaak heeft het gerechtshof Amsterdam op 14 november 2019 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een vonnis van de rechtbank Noord-Holland, dat op 20 december 2018 was gewezen. De verdachte, geboren in 1999, was beschuldigd van het handelen in strijd met de Opiumwet door cocaïne te verhandelen en het aanwezig hebben van handelshoeveelheden heroïne en cocaïne. Het hof heeft de gevangenisstraf van vier maanden, die door de rechtbank was opgelegd, vernietigd en in plaats daarvan een gevangenisstraf van 57 dagen opgelegd, met aftrek van voorarrest. Daarnaast is er een taakstraf van 130 uren opgelegd, subsidiair 65 dagen hechtenis. Het hof heeft de persoonlijke omstandigheden van de verdachte, zoals zijn jeugdige leeftijd en het feit dat hij zijn leven inmiddels op een verantwoorde manier heeft ingericht, meegewogen in de beslissing. De verdachte had eerder al veroordelingen voor soortgelijke feiten en het hof heeft de ernst van de feiten en de gevolgen voor de samenleving in overweging genomen. De vordering tot tenuitvoerlegging van een eerder opgelegde voorwaardelijke straf is volledig toegewezen, wat resulteert in een extra gevangenisstraf van 76 dagen. De beslissing is genomen in het belang van de rechtsorde en ter bescherming van de samenleving.

Uitspraak

afdeling strafrecht
parketnummer: 23-000067-19
datum uitspraak: 14 november 2019
TEGENSPRAAK
Arrest van het gerechtshof Amsterdam gewezen op het hoger beroep, ingesteld tegen het vonnis van de rechtbank Noord-Holland van 20 december 2018 in de strafzaak onder de parketnummers 15-166765-18 en 15-860262-17 (TUL) tegen:
[verdachte],
geboren te [geboorteplaats] op [geboortedag] 1999,
adres: [adres] .

Onderzoek van de zaak

Dit arrest is gewezen naar aanleiding van het onderzoek ter terechtzitting in hoger beroep van 31 oktober 2019 en, overeenkomstig het bepaalde bij artikel 422, tweede lid, van het Wetboek van Strafvordering, naar aanleiding van het onderzoek ter terechtzitting in eerste aanleg.
Tegen voormeld vonnis is namens de verdachte hoger beroep ingesteld.
Het hof heeft kennisgenomen van de vordering van de advocaat-generaal en van hetgeen door de verdachte en de raadsman naar voren is gebracht.

Vonnis waarvan beroep

Het hof verenigt zich met het vonnis waarvan beroep en zal dit derhalve bevestigen, behalve ten aanzien van de opgelegde gevangenisstraf – in zoverre zal het vonnis worden vernietigd – en met dien verstande dat het hof
  • de bewijsmiddelen als volgt aanvult,
  • een verwijzing naar de pagina’s in het dossier aanpast,
  • het door de raadsman ter terechtzitting in hoger beroep gevoerde strafmaatverweer bespreekt, en
  • motiveert waarom de tenuitvoerlegging van een voorwaardelijk opgelegde straf, zoals bevolen door de rechtbank, in stand blijft.

Bewijsmiddelen

Ten aanzien van het onder 1 en 2 ten laste gelegde:
1.
Een proces-verbaal van bevindingen van 21 augustus 2018, pag. 18-20, onder meer, zakelijk weergeven, inhoudende als relaas van bevindingen [verbalisant 1] en [verbalisant 2] , dan wel één van hen:Het hof neemt de redengevende feiten en omstandigheden over die staan opgenomen in het vonnis met uitzondering van de zinsnede: “de Nokia telefoon en”.

Ten aanzien van onder 2 ten laste gelegde:

7. Een schriftelijk stuk, te weten een kennisgeving van inbeslagneming van 21 augustus 2018,pag. 11-12, zakelijk weergegeven, inhoudende de kennisgeving van verbalisanten [verbalisant 2]en [verbalisant 3] dat op 21 augustus 2018 onder [verdachte] in beslag is genomengoednummer 922356, telefoon, merk Nokia, serienummer [nummer].
De juiste paginanummering van dit schriftelijk stuk is pagina’s 11-13 (en niet: pagina’s 11-12)
en anders dan de rechtbank heeft vermeld, is dit stuk niet gedagtekend (op 21 augustus 2018).
10. Een proces-verbaal van DCS op telefoonnummer van 5 september 2018, pag. 41, ondermeer, zakelijk weergegeven, inhoudende als relaas van bevindingen van verbalisant [verbalisant 4]:
De rechtbank heeft als redengevende feiten en omstandigheden onder meer de volgende
zinssnede opgenomen: “ [verdachte] heeft 10 augustus 2018, 08.00 uur, vastgezeten in de PI
Heerhugowaard”. Het hof verandert dit in de volgende zinsnede: “ [verdachte] heeft tot 10 augustus
2018, 08.00 uur, vastgezeten in de PI Heerhugowaard”.
14. De verklaring van de verdachte, afgelegd ter terechtzitting in hoger beroep van 31 oktober2019.
Deze verklaring houdt in, voor zover van belang en zakelijk weergegeven:
Vraag van de voorzitter: u bekent het onder 2 ten laste gelegde feit namelijk dat “u op tijdstippen in de periode van 10 augustus 2018 tot en met 21 augustus 2018 te Alkmaar opzettelijk heeft verkocht en afgeleverd en vervoerd, telkens een hoeveelheid cocaïne?
Antwoord van de verdachte: dat klopt. Ik kreeg de telefoon (
het hof begrijpt: Nokia, kleurzwart, zoals beschreven op dossierpagina 21) van iemand. Ik wilde schulden afbetalen. Ik
zag geen andere oplossing. Dealen was de snelste manier.

Bespreking van het strafmaatverweer

De raadsman heeft verzocht een onvoorwaardelijke gevangenisstraf voor de duur van maximaal 57 dagen op te leggen met aftrek van de tijd die de verdachte in voorarrest heeft doorgebracht (te weten: 57 dagen) en ten aanzien van de vordering tot tenuitvoerlegging de proeftijd met 1 jaar te verlengen.
De raadsman heeft hiertoe aangevoerd dat de verdachte verantwoordelijkheid heeft genomen door openheid van zaken te geven en door uit te leggen wat hem dreef tot de handel in drugs gedurende 11 dagen. De verdachte heeft spijt van zijn handelen en heeft zijn leven inmiddels op verantwoordelijke wijze opnieuw ingericht. Hij is niet gerecidiveerd, heeft op eigen initiatief een baan gevonden en zijn werkstraf volledig verricht. Het overlijden van zijn vader en bijna 2 maanden voorarrest in de onderhavige zaak zijn hierop van invloed geweest. Het uitgangspunt van de oriëntatiepunten van het Landelijk Overleg Vakinhoud Strafrecht (LOVS)
zonderrecidive – omgerekend naar 11 dagen dealen in harddrugs – is een gevangenisstraf voor de duur van 34 dagen. De raadkamer van de rechtbank Alkmaar heeft de voorlopige hechtenis van de verdachte op 17 oktober 2018 (na 57 dagen) opgeheven, omdat de rechtbank van oordeel was dat er ernstig rekening mee moest worden gehouden dat uiteindelijk geen langere gevangenisstraf dan 57 dagen zou worden opgelegd (artikel 67a, derde lid, van het Wetboek van Strafvordering).
Het hof overweegt als volgt.
Het hof heeft in hoger beroep de op te leggen straffen bepaald op grond van de ernst van de feiten en de omstandigheden waaronder deze zijn begaan en gelet op de persoon en de draagkracht van de verdachte. Het hof heeft daarbij in het bijzonder het volgende in beschouwing genomen.
De verdachte heeft zich schuldig gemaakt aan handelen in strijd met de Opiumwet door cocaïne te verhandelen en handelshoeveelheden heroïne en cocaïne aanwezig te hebben. Harddrugs zijn voor de gezondheid van gebruikers daarvan zeer schadelijke stoffen en het gebruik ervan is bezwarend voor de samenleving. De handel in harddrugs heeft bovendien veel gerelateerde vermogens- en andere criminaliteit tot gevolg. De verdachte heeft bijgedragen aan de verspreiding van verdovende middelen. Hij heeft zich laten leiden door geldelijk gewin – het was immers een makkelijke en snelle manier geld te verdienen na zijn detentie voor een soortgelijk delict – en zich geen rekenschap gegeven van de gevolgen van zijn handelen.
Het hof is van oordeel dat de door de rechtbank opgelegde onvoorwaardelijke gevangenisstraf voor de duur van vier maanden, met aftrek van de tijd die de verdachte in voorarrest heeft doorgebracht, in beginsel een passende straf is. Het hof ziet in de persoonlijke omstandigheden van de verdachte, zoals deze door de raadsman ter terechtzitting in hoger beroep naar voren zijn gebracht en gelet op de jeugdige leeftijd van de verdachte, echter aanleiding de onvoorwaardelijke gevangenisstraf gelijk te stellen met de duur van het voorarrest, te weten 57 dagen, zodat de verdachte in de onderhavige zaak niet terug naar de gevangenis hoeft en zo de goede weg die hij is ingeslagen, kan vervolgen. In zoverre slaagt het verweer van de raadsman. Anders dan de raadsman heeft verzocht, zal het hof gelet op de ernst van de feiten naast de onvoorwaardelijke gevangenisstraf een taakstraf opleggen voor de duur van 130 uren.
Blijkens een de verdachte betreffend uittreksel uit de Justitiële Documentatie van 8 oktober 2019 is hij eerder ter zake van overtredingen van de Opiumwet onherroepelijk veroordeeld, hetgeen het hof in het nadeel van de verdachte meeweegt.
Het hof acht, alles afwegende, een gevangenisstraf en taakstraf van na te melden duur passend en geboden.

Vordering tenuitvoerlegging met parketnummer 15/860262-17

Het hof is van oordeel dat de vordering tot tenuitvoerlegging geheel dient te worden toegewezen, te weten: een gevangenisstraf voor de duur van 76 dagen. De verdachte is op 10 augustus 2018, na het uitzitten van de eerder voor drugshandel opgelegde gevangenisstraf, vrijgekomen uit detentie. Direct daarna is hij weer met de handel in harddrugs begonnen. De verdachte wist dat een voorwaardelijke straf was opgelegd en heeft desondanks strafbare feiten gepleegd. Het verzoek van de raadsman tot verlenging van de proeftijd met 1 jaar wordt dan ook verworpen.

Toepasselijke wettelijke voorschriften

De op te leggen straffen zijn gegrond op de artikelen 2 en 10 van de Opiumwet en de artikelen 22c, 22d, 33, 33a, 57 en 63 van het Wetboek van Strafrecht.
Deze wettelijke voorschriften worden toegepast zoals geldend ten tijde van het bewezen verklaarde.

BESLISSING

Het hof:
Vernietigt het vonnis waarvan beroep ten aanzien van de opgelegde gevangenisstraf en doet in zoverre opnieuw recht.
Veroordeelt de verdachte tot een
gevangenisstrafvoor de duur van
57 (zevenenvijftig) dagen.
Beveelt dat de tijd die door de verdachte vóór de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in enige in artikel 27, eerste lid, of artikel 27a van het Wetboek van Strafrecht bedoelde vorm van voorarrest is doorgebracht, bij de uitvoering van de opgelegde gevangenisstraf in mindering zal worden gebracht, voor zover die tijd niet reeds op een andere straf in mindering is gebracht.
Veroordeelt de verdachte tot een
taakstrafvoor de duur van
130 (honderddertig) uren, indien niet naar behoren verricht te vervangen door
65 (vijfenzestig) dagen hechtenis.
Bevestigt het vonnis waarvan beroep voor het overige.
Dit arrest is gewezen door de meervoudige strafkamer van het gerechtshof Amsterdam, waarin zitting hadden mr. E. van Die, mr. A.P.M. van Rijn, mr. P.C. Römer, in tegenwoordigheid van mr. N.M. Simons, griffier, en is uitgesproken op de openbare terechtzitting van dit gerechtshof van 14 november 2019.
De jongste raadsheer is buiten staat dit arrest mede te ondertekenen.
=========================================================================
[…]