ECLI:NL:GHAMS:2019:4269

Gerechtshof Amsterdam

Datum uitspraak
14 november 2019
Publicatiedatum
3 december 2019
Zaaknummer
23-000270-19
Instantie
Gerechtshof Amsterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Hoger beroep inzake oplichting via Marktplaats met betrekking tot een spiegelreflexcamera

In deze zaak heeft het gerechtshof Amsterdam op 14 november 2019 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een vonnis van de politierechter in de rechtbank Amsterdam. De verdachte is beschuldigd van oplichting via Marktplaats, waarbij hij een spiegelreflexcamera (merk Nikon, type D800) heeft gekocht zonder de afgesproken betaling te doen. De tenlastelegging omvatte het aannemen van een valse naam en het tonen van een valse overboeking aan het slachtoffer, die de camera te koop had aangeboden. De verdachte heeft op 17 september 2017 de camera gekocht voor € 1.300, maar heeft het geld nooit overgemaakt. Het hof heeft vastgesteld dat de verdachte op 20 september 2017 in het bezit was van de camera en dat deze eerder door het slachtoffer was gekocht. Het hof heeft de verklaringen van de verdachte en het slachtoffer beoordeeld en geconcludeerd dat de verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan oplichting. De politierechter had eerder een taakstraf van 60 uren opgelegd, maar het hof heeft deze straf verhoogd naar 80 uren, subsidiair 40 dagen hechtenis, met aftrek van de tijd die de verdachte in voorarrest heeft doorgebracht. Het hof heeft de ernst van de feiten en de gevolgen voor het slachtoffer in overweging genomen bij het bepalen van de straf.

Uitspraak

afdeling strafrecht
parketnummer: 23-000270-19
datum uitspraak: 14 november 2019
TEGENSPRAAK
Verkort arrest van het gerechtshof Amsterdam gewezen op het hoger beroep, ingesteld tegen het vonnis van de politierechter in de rechtbank Amsterdam van 11 januari 2019 in de strafzaak onder parketnummer 13-258075-17 tegen:
[verdachte],
geboren te [geboorteplaats] op [geboortedag] 1992,
adres: [adres].

Onderzoek van de zaak

Dit arrest is gewezen naar aanleiding van het onderzoek ter terechtzitting in hoger beroep van 31 oktober 2019.
Tegen voormeld vonnis is namens de verdachte hoger beroep ingesteld.
Het hof heeft kennisgenomen van de vordering van de advocaat-generaal en van hetgeen door de verdachte en de raadsvrouw naar voren is gebracht.

Tenlastelegging

Aan de verdachte is ten laste gelegd dat:
hij op of omstreeks 17 september 2017 te Amsterdam, althans in Nederland met het oogmerk om zich en/of een ander wederrechtelijk te bevoordelen door het aannemen van een valse naam en/of een valse hoedanigheid en/of door listige kunstgrepen en/of door een samenweefsel van verdichtsels, [slachtoffer] heeft bewogen tot de afgifte van een (spiegelreflex)camera (merk Nikon, type D800), in elk geval enig goed, immers is/heeft hij, verdachte, met vorenomschreven oogmerk - zakelijk weergegeven - valselijk en/of listiglijk en/of bedrieglijk en/of in strijd met de waarheid
- gereageerd op een marktplaats-advertentie alwaar genoemde camera te koop werd aangeboden, geplaatst door voornoemde [slachtoffer]
en/of
- ( vervolgens) een afspraak gemaakt met voornoemde [slachtoffer]
en/of
- ( vervolgens) deze camera gekocht voor een bedrag van 1300 euro, gedurende genoemde afspraak
en/of
- ( vervolgens) tijdens de aankoop aan voornoemde [slachtoffer] een mobiele telefoon getoond alwaar, middels een internetbankierenapplicatie, een overboeking van genoemd bedrag op de rekening van voornoemde [slachtoffer] werd getoond
en/of
- ( vervolgens) genoemde camera in ontvangst heeft genomen
en/of
- ( vervolgens) genoemde overboeking ongedaan gemaakt.
Voor zover in de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten voorkomen, zal het hof deze verbeterd lezen. De verdachte wordt daardoor niet in de verdediging geschaad.

Vonnis waarvan beroep

Het vonnis waarvan beroep zal worden vernietigd, omdat daarvan slechts aantekening is gedaan ingevolge artikel 378a van het Wetboek van Strafvordering.

Bespreking bewijsverweer

De raadsvrouw heeft zich op het standpunt gesteld dat de verdachte moet worden vrijgesproken wegens onvoldoende wettig en overtuigend bewijs. Daartoe heeft zij, kort gezegd, aangevoerd dat niet alle informatie bekend is over de verkoop van de camera. Niet kan worden vastgesteld wanneer [slachtoffer] de camera heeft aangeboden – dit blijkt niet uit de foto die van de camera is gemaakt – noch kan worden vastgesteld wie de verkoper van de camera is geweest; van deze persoon zijn geen contactgegevens bekend. Het is daarom mogelijk dat [slachtoffer] de camera al veel eerder heeft aangeboden en verkocht, waarbij het eveneens mogelijk is dat er een verkoop zit tussen de verkoop van de camera door [slachtoffer] en de aankoop ervan door de verdachte. Tegen deze achtergrond is het niet vreemd dat de verdachte de benen nam op het moment dat [slachtoffer] op 20 september 2017 op de [plek] in Amsterdam dreigend op hem kwam aflopen. Verder is het onbegrijpelijk dat – indien [slachtoffer] de camera wél op 17 september 2017 zou hebben verkocht – de advertentie niet meer beschikbaar is.
Het hof overweegt als volgt.
Vast is komen te staan dat de verdachte op 20 september 2017 in het bezit was van de fotocamera Nikon D800 met serienummer [nummer] (hierna: camera) (dossierpagina 52) en dat diezelfde camera – gelet op het serienummer – een aantal jaren eerder door [slachtoffer] was gekocht (dossierpagina 24). [slachtoffer] heeft in zijn aangifte verklaard dat hij de camera op 14 september 2017 te koop heeft gezet op Marktplaats voor het bedrag van € 1.300,00. Op 17 september 2017 is een gegadigde komen kijken in zijn woning en heeft de camera gekocht. De koper heeft betaald via een overboeking. [slachtoffer] heeft hiervan een foto gemaakt (dossierpagina 8). De naam op de overschrijving is [naam]. [slachtoffer] heeft het geld voor de camera echter niet ontvangen en vermoedde dat op Marktplaats zijn camera te koop stond aangeboden voor een bedrag van € 1.050,00. [slachtoffer] zag dat de naam van de aanbieder (
het hof begrijpt steeds: de verdachte) overeenkwam met de naam op foto van de overboeking. Toen wist hij dat zijn camera te koop werd aangeboden door vermoedelijk dezelfde persoon die de camera van hem had “gekocht”, maar nu onder de naam [naam]. [slachtoffer] heeft op 20 september 2017 (via een vriend) een afspraak gemaakt met de aanbieder van de camera. [slachtoffer] heeft verklaard dat duidelijk over en weer sprake was van een blijk van herkenning.
De verdachte heeft verklaard dat hij de camera twee à drie maanden geleden (en dus niet op 17 september 2017) had gekocht via Marktplaats van een ander dan [slachtoffer] en dat hij ‘die man’ (
het hof begrijpt: [slachtoffer]) niet eerder had gezien. Het hof hecht hier geen geloof aan nu geen aannemelijke verklaring in het dossier kan worden gevonden voor het feit dat de naam [naam] voorkomt op de foto van de overboeking en dezelfde (achter)naam is gebruikt bij de aanbieding op Marktplaats.
De verdachte heeft verder niet verklaard wanneer en van wie hij de camera wél heeft gekocht. Hij heeft evenmin ter onderbouwing van zijn scenario (gedateerde) foto’s overgelegd waaruit blijkt dat hij de camera al vóór 17 september 2017 in zijn bezit had. Daar komt bij dat het hof geen enkel aanknopingspunt heeft om te twijfelen aan de verklaring van [slachtoffer], inhoudende dat hij de man die de camera op 20 september 2017 wilde verkopen (zijnde de verdachte), herkende als de man die de camera op 17 september 2017 van hem had gekocht zonder het verschuldigde bedrag ervoor te betalen.
Nu vaststaat dat de verdachte nooit een overboeking naar [slachtoffer] heeft gedaan maar daarvan slechts een (valse) afbeelding aan hem heeft getoond, kan deze overboeking niet “ongedaan” zijn gemaakt, zodat de verdachte van het laatste gedachtestreepje van het ten laste gelegde (partieel) zal worden vrijgesproken.
Het hof acht het ten laste gelegde voor het overige wettig en overtuigend bewezen.

Bewezenverklaring

Het hof acht wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte het ten laste gelegde heeft begaan, met dien verstande dat:
hij op 17 september 2017 te Amsterdam met het oogmerk om zich wederrechtelijk te bevoordelen door het aannemen van een valse hoedanigheid [slachtoffer] heeft bewogen tot de afgifte van een spiegelreflexcamera (merk Nikon, type D800) immers heeft hij, verdachte, met vorenomschreven oogmerk - zakelijk weergegeven - listiglijk en/of in strijd met de waarheid
- gereageerd op een marktplaats-advertentie alwaar genoemde camera te koop werd aangeboden, geplaatst door voornoemde [slachtoffer] en
- vervolgens een afspraak gemaakt met voornoemde [slachtoffer] en
- vervolgens deze camera gekocht voor een bedrag van 1300 euro, gedurende genoemde afspraak
en
- vervolgens tijdens de aankoop aan voornoemde [slachtoffer] een mobiele telefoon getoond alwaar, middels een internetbankierenapplicatie, een overboeking van genoemd bedrag op de rekening van voornoemde [slachtoffer] werd getoond en
- vervolgens genoemde camera in ontvangst heeft genomen.
Hetgeen meer of anders is ten laste gelegd, is niet bewezen. De verdachte moet hiervan worden vrijgesproken.
Het bewezen verklaarde is gegrond op de feiten en omstandigheden die in de bewijsmiddelen zijn vervat, zoals deze na het eventueel instellen van beroep in cassatie zullen worden opgenomen in de op te maken aanvulling op dit arrest.

Strafbaarheid van het bewezen verklaarde

Geen omstandigheid is aannemelijk geworden die de strafbaarheid van het bewezen verklaarde uitsluit, zodat dit strafbaar is.
Het bewezen verklaarde levert op:
oplichting.

Strafbaarheid van de verdachte

Geen omstandigheid is aannemelijk geworden die de strafbaarheid van de verdachte ten aanzien van het bewezen verklaarde uitsluit, zodat de verdachte strafbaar is.

Oplegging van straf

De politierechter in de rechtbank Amsterdam heeft de verdachte voor het in eerste aanleg bewezen verklaarde veroordeeld tot een taakstraf, bestaande uit het verrichten van onbetaalde arbeid, voor de duur van 60 uren subsidiair 30 dagen hechtenis met aftrek overeenkomstig artikel 27 van het Wetboek van Strafrecht, met dien verstande dat voor iedere dag die in verzekering is doorgebracht aftrek zal plaatsvinden naar de maatstaf van 2 uren per dag.
De advocaat-generaal heeft gevorderd dat de verdachte voor het ten laste gelegde zal worden veroordeeld tot een werkstraf van 60 uren subsidiair 30 dagen hechtenis.
Het hof heeft in hoger beroep de op te leggen straf bepaald op grond van de ernst van het feit en de omstandigheden waaronder dit is begaan en gelet op de persoon van de verdachte. Het hof heeft daarbij in het bijzonder het volgende in beschouwing genomen.
De verdachte heeft via Marktplaats een afspraak gemaakt met een verkoper die zijn camera voor € 1.300,00 had aangeboden. Tegenover het slachtoffer deed de verdachte zich voor als bonafide koper en heeft zodoende het slachtoffer bewogen tot afgifte van de camera. De verdachte had echter van meet af aan niet de intentie daadwerkelijk de camera te betalen en heeft op slinkse wijze de camera in zijn bezit gekregen zonder hiervoor te betalen. Hiermee heeft de verdachte het vertrouwen van het slachtoffer beschaamd en hem financieel benadeeld. De verdachte heeft het vertrouwen in het handelsverkeer bij koopovereenkomsten op internet ernstig beschaamd. Het hof rekent dit de verdachte aan.
Het hof acht, alles afwegende, een taakstraf van na te melden duur passend en geboden.

Toepasselijke wettelijke voorschriften

De op te leggen straf is gegrond op de artikelen 22c, 22d en 326 van het Wetboek van Strafrecht.
Deze wettelijke voorschriften worden toegepast zoals geldend ten tijde van het bewezen verklaarde.

BESLISSING

Het hof:
Vernietigt het vonnis waarvan beroep en doet opnieuw recht.
Verklaart zoals hiervoor overwogen bewezen dat de verdachte het ten laste gelegde heeft begaan.
Verklaart niet bewezen hetgeen de verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan hierboven is bewezen verklaard en spreekt de verdachte daarvan vrij.
Verklaart het bewezen verklaarde strafbaar, kwalificeert dit als hiervoor vermeld en verklaart de verdachte strafbaar.
Veroordeelt de verdachte tot een
taakstrafvoor de duur van
80 (tachtig) uren, indien niet naar behoren verricht te vervangen door
40 (veertig) dagen hechtenis.
Beveelt dat de tijd die door de verdachte vóór de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in enige in artikel 27, eerste lid, of artikel 27a van het Wetboek van Strafrecht bedoelde vorm van voorarrest is doorgebracht, bij de uitvoering van de opgelegde taakstraf in mindering zal worden gebracht, volgens de maatstaf van twee uren taakstraf per in voorarrest doorgebrachte dag, voor zover die tijd niet reeds op een andere straf in mindering is gebracht.
Dit arrest is gewezen door de meervoudige strafkamer van het gerechtshof Amsterdam, waarin zitting hadden mr. A.P.M. van Rijn, mr. P.C. Römer en mr. E. van Die, in tegenwoordigheid van mr. N.M. Simons, griffier, en is uitgesproken op de openbare terechtzitting van dit gerechtshof van 14 november 2019.
De oudste raadsheer is buiten staat dit arrest mede te ondertekenen.
=========================================================================
[…]