ECLI:NL:GHAMS:2019:4272

Gerechtshof Amsterdam

Datum uitspraak
14 november 2019
Publicatiedatum
3 december 2019
Zaaknummer
001469-18 (rekestnummer) en 23-000507-16 (parketnummer)
Instantie
Gerechtshof Amsterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Toewijzing vordering tenuitvoerlegging van gevangenisstraf na voorwaardelijke veroordeling

In deze zaak heeft het Gerechtshof Amsterdam op 14 november 2019 uitspraak gedaan in hoger beroep over de vordering tot tenuitvoerlegging van een voorwaardelijke gevangenisstraf. De vordering was ingediend door de advocaat-generaal naar aanleiding van een arrest van het hof van 25 november 2016, waarin de verdachte, Abou Allal, was veroordeeld tot een gevangenisstraf van 200 dagen, waarvan 65 dagen voorwaardelijk. De voorwaardelijke straf werd opgelegd onder de bijzondere voorwaarden dat de veroordeelde zich zou houden aan een meldplicht bij de reclassering en zou deelnemen aan een behandeling voor zijn middelen- en agressieproblematiek.

De advocaat-generaal heeft op 30 september 2019 een schriftelijke vordering ingediend, omdat de veroordeelde zich niet aan de bijzondere voorwaarden had gehouden. Tijdens de openbare terechtzitting op 31 oktober 2019 zijn de raadsman van de veroordeelde, de advocaat-generaal en een reclasseringswerker gehoord. De advocaat-generaal heeft geconcludeerd tot toewijzing van de vordering, terwijl de raadsman pleitte voor een gedeeltelijke toewijzing.

Het hof heeft vastgesteld dat de veroordeelde onvoldoende heeft meegewerkt aan de voorwaarden en dat er geen behandeltraject kon worden opgestart. Gezien het advies van de reclassering en de eerdere kans die de veroordeelde had gekregen, heeft het hof besloten de vordering van de advocaat-generaal toe te wijzen en de tenuitvoerlegging van de voorwaardelijke gevangenisstraf van 65 dagen te gelasten. De beslissing is genomen door drie rechters en is openbaar uitgesproken.

Uitspraak

rekestnummer: 001469-18
parketnummer: 23-000507-16
BESLISSING NA VOORWAARDELIJKE VEROORDELING
Naar aanleiding van de ter griffie van dit gerechtshof ingekomen vordering van de advocaat-generaal bij dit hof van 30 september 2019 betreffende het op 10 april 2018 onherroepelijk geworden arrest van dit gerechtshof van 25 november 2016 in de strafzaak onder bovenvermeld parketnummer tegen:
[verdachte],
geboren te [geboorteplaats] [geboortedag] 1986,
adres: [adres 1],
bij welk arrest voornoemde Abou Allal is veroordeeld tot een gevangenisstraf voor de duur van 200 dagen met bevel dat een op 65 dagen bepaald gedeelte van die gevangenisstraf niet zal worden ten uitvoer gelegd, tenzij de rechter later anders mocht gelasten, omdat de veroordeelde zich voor het einde van de proeftijd van twee jaren aan een strafbaar feit heeft schuldig gemaakt of niet heeft nageleefd (een van) de bijzondere voorwaarden inhoudende:
  • meldplicht bij de reclassering, afdeling Inforsa, aan de [adres 2];
  • verplichte behandeling voor zijn middelen- en agressieproblematiek bij de Forensische Ambulante Zorg (FAZ) van Inforsa in Amsterdam, of soortgelijke ambulante forensische zorg, zulks ter beoordeling van de reclassering, waarbij de veroordeelde zich zal houden aan de aanwijzingen die hem in het kader van die behandeling door of namens de instelling/behandelaar zullen worden gegeven;
is het hof tot een beslissing gekomen.

Inhoud van de vordering

Namens het openbaar ministerie heeft de advocaat-generaal tijdig een schriftelijke vordering ingediend inhoudende, dat het hof de tenuitvoerlegging van die voorwaardelijk opgelegde gevangenisstraf zal gelasten aangezien de veroordeelde zich niet aan de gestelde bijzondere voorwaarden heeft gehouden.

Procesgang

Het hof heeft kennisgenomen van de stukken in het dossier, waaronder het rapport van 3 september 2019 van Reclassering Inforsa Amsterdam, opgemaakt door [naam], reclasseringswerker.
Het hof heeft de vordering behandeld op de openbare terechtzitting van 31 oktober 2019. Daar zijn gehoord de raadsman van de veroordeelde, mr. P. Scholte, de advocaat-generaal mr. S.M.L.M. Spoor en [naam], als reclasseringswerker verbonden aan Reclassering Inforsa (hierna: de Reclassering).
De advocaat-generaal heeft geconcludeerd tot toewijzing van de vordering.
De raadsman heeft de gedeeltelijke toewijzing van de vordering bepleit, te weten de tenuitvoerlegging van de opgelegde gevangenisstraf voor de duur van 30 dagen.

Beoordeling

De veroordeelde is in het op 10 april 2018 onherroepelijk geworden arrest van dit gerechtshof van 25 november 2016 onder meer veroordeeld tot een voorwaardelijke gevangenisstraf voor de duur van 65 dagen waarvan thans de tenuitvoerlegging wordt gevorderd.
Blijkens het advies van de Reclassering van 3 september 2019 (hierna: het reclasseringsrapport) heeft de veroordeelde onvoldoende meegewerkt aan de voorwaarden. Daarom adviseert Inforsa over te gaan tot tenuitvoerlegging van het voorwaardelijke strafdeel.
De raadsman heeft aan het hof een vonnis van de rechtbank Amsterdam van 7 maart 2019 (parketnummer 13-684514-18) betreffende de veroordeelde doen toekomen, waaruit blijkt dat de onderhavige vordering ook in die zaak aan de orde is geweest. Uit het vonnis blijkt dat de rechtbank deze vordering gemotiveerd heeft afgewezen, de proeftijd heeft verlengd met één jaar en de bijzondere voorwaarden heeft aangevuld.
Ter terechtzitting heeft reclasseringswerker [naam] het verloop van het toezicht nader toegelicht. In aanvulling op het reclasseringsrapport heeft hij verklaard dat hij contact heeft gehad met de veroordeelde en zijn raadsman om verder te gaan met de behandeling. De veroordeelde wil dit ook, volgens [naam], maar met een andere behandelaar, waardoor het niet is gelukt de behandeling voort te zetten. Om het behandeltraject nog een kans te geven, is de veroordeelde aangemeld bij de Waag en is daar overleg gevoerd over de mogelijkheden. Er is besloten geen behandeltraject op te starten; de behandelend psycholoog heeft aangegeven dat zij de casus te heftig vindt. Zij adviseert een opname in het Pieter Baan Centrum om goed zicht te krijgen op de geestelijke gezondheid van de veroordeelde. Een poliklinisch behandeltraject is volgens haar niet haalbaar. De behandeling moet inhoudelijk worden vormgegeven, maar dit leidt tot een conflict op het moment dat de veroordeelde iets anders wil dan de psycholoog.
Volgens [naam] houdt de veroordeelde zich niet aan de bijzondere voorwaarden en komt hij vaak in conflict met mensen op straat. De veroordeelde dient zich in ieder geval te houden aan de aanwijzingen die de behandelaar hem geeft. [naam] verwacht niet dat de veroordeelde zich bij een andere instelling, zo deze kan worden gevonden, wel coöperatief zal opstellen. Zelfs om kleine dingen zoekt de veroordeelde het conflict op.
De raadsman heeft nog naar voren gebracht dat als de vordering tenuitvoerlegging wordt toegewezen en de veroordeelde naar de gevangenis moet, hij zijn uitkering kwijtraakt.
Het hof komt tot het oordeel dat gelet op de eerdere kans die de veroordeelde van dit hof heeft gehad op 27 maart 2019, het advies van Inforsa en de behandeling ter terechtzitting de vordering moet worden toegewezen. Gelet op artikel 14g van het Wetboek van Strafrecht zal het hof gelasten dat de niet ten uitvoer gelegde 65 dagen gevangenisstraf alsnog zullen worden ten uitvoer gelegd.

Beslissing

Het hof:
Wijst toe de vordering van de advocaat-generaal en gelast de tenuitvoerlegging van de straf, voor zover voorwaardelijk opgelegd bij arrest van 25 november 2016, te weten van: gevangenisstraf voor de duur van 65 dagen.
Deze beslissing is genomen door mr. mr. A.P.M. van Rijn, mr. P.C. Römer en mr. E. van Die, in tegenwoordigheid van mr. mr. N.M. Simons, griffier, en is uitgesproken op de openbare terechtzitting van dit gerechtshof van 14 november 2019.
De oudste raadsheer is buiten staat deze beslissing mede te ondertekenen.