Uitspraak
13-036355-18 tegen:
Gerechtshof Amsterdam
In deze zaak heeft het Gerechtshof Amsterdam op 15 november 2019 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een vonnis van de politierechter in de rechtbank Amsterdam. De verdachte, geboren in Marokko in 1979 en zonder vaste woon- of verblijfplaats, had hoger beroep ingesteld tegen het vonnis van 20 maart 2019. Tijdens de zitting op 15 november 2019 heeft het hof kennisgenomen van de vordering van de advocaat-generaal.
Echter, de verdachte heeft geen schriftelijke grieven ingediend en ook geen mondelinge bezwaren tegen het vonnis opgegeven. Het hof heeft vastgesteld dat er geen rechtens te respecteren belang is dat zou rechtvaardigen dat de zaak verder wordt onderzocht. Op basis van artikel 416, tweede lid, van het Wetboek van Strafvordering heeft het hof de verdachte niet-ontvankelijk verklaard in het hoger beroep.
De beslissing van het hof is genomen door de meervoudige strafkamer, waarin drie rechters zitting hadden. De uitspraak is gedaan op een openbare terechtzitting en de voorzitter en de jongste raadsheer waren buiten staat om het arrest mede te ondertekenen. Dit arrest is gepubliceerd op 6 december 2019.