ECLI:NL:GHAMS:2019:4357

Gerechtshof Amsterdam

Datum uitspraak
5 december 2019
Publicatiedatum
10 december 2019
Zaaknummer
23-000448-19
Instantie
Gerechtshof Amsterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Hoger beroep tegen vonnis politierechter inzake wederspannigheid en belediging van ambtenaren

In deze zaak heeft het gerechtshof Amsterdam op 5 december 2019 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een vonnis van de politierechter in de rechtbank Amsterdam, dat op 5 februari 2019 was gewezen. De verdachte, geboren in 1988 en zonder bekende woon- of verblijfplaats, was aangeklaagd voor wederspannigheid met lichamelijk letsel ten gevolge en belediging van ambtenaren in functie. De tenlastelegging betrof incidenten die plaatsvonden op 3 november 2018 te Amsterdam, waarbij de verdachte zich met geweld verzette tegen de aanhouding door politieambtenaren en hen beledigde met kwetsende woorden. Tijdens de zitting in hoger beroep op 21 november 2019 heeft de raadsvrouw van de verdachte gepleit voor vrijspraak, maar het hof heeft geen aanleiding gezien om te twijfelen aan de verklaringen van de verbalisanten. Het hof heeft de verdachte schuldig bevonden aan de tenlastegelegde feiten en het vonnis van de politierechter vernietigd. De verdachte is veroordeeld tot een gevangenisstraf van drie weken en de tenuitvoerlegging van een eerder voorwaardelijk opgelegde straf van één dag is gelast. Het hof heeft bij de strafoplegging rekening gehouden met de ernst van de feiten en de recidive van de verdachte, die eerder was veroordeeld voor soortgelijke misdrijven.

Uitspraak

afdeling strafrecht
parketnummer: 23-000448-19
datum uitspraak: 5 december 2019
TEGENSPRAAK (gemachtigde raadsvrouw)
Verkort arrest van het gerechtshof Amsterdam gewezen op het hoger beroep, ingesteld tegen het vonnis van de politierechter in de rechtbank Amsterdam van 5 februari 2019 in de strafzaak onder de parketnummers 13-217834-18 en 13-205248-17 (TUL) tegen
[verdachte],
geboren te [geboorteplaats] op [geboortedag] 1988,
zonder bekende woon- of verblijfplaats.
Onderzoek van de zaak
Dit arrest is gewezen naar aanleiding van het onderzoek ter terechtzitting in hoger beroep van 21 november 2019 en, overeenkomstig het bepaalde bij artikel 422, tweede lid, van het Wetboek van Strafvordering, naar aanleiding van het onderzoek ter terechtzitting in eerste aanleg.
Namens de verdachte is hoger beroep ingesteld tegen voormeld vonnis.
Het hof heeft kennisgenomen van de vordering van de advocaat-generaal en van hetgeen door de raadsvrouw naar voren is gebracht.
Tenlastelegging
Aan de verdachte is ten laste gelegd dat:

1.hij op of omstreeks 3 november 2018 te Amsterdam, in elk geval in Nederland, zich met geweld en/of bedreiging met geweld, heeft verzet tegen een of meer ambtena(a)r(en), [verbalisant 1] en/of [verbalisant 2] (hoofdagent(en) van de politie Eenheid Amsterdam), werkzaam in de rechtmatige uitoefening van zijn/haar/hun bediening, te weten de aanhouding van verdachte op verdenking van enig strafbaar feit (verstoring van de openbare orde), door opzettelijk gewelddadig te rukken en/of te trekken in een richting tegengesteld aan die waarin die opsporingsambtena(a)r(en) verdachte trachtte te geleiden en/of trappen/schoppen in de richting van van die opsporingsambtena(a)r(en), terwijl dit misdrijf en/of de daarmede gepaard gaande feitelijkheden enig lichamelijk letsel, te weten striemen en/of bloeduitstortingen bij die [verbalisant 1] ten gevolge heeft gehad;

2.hij op of omstreeks 3 november 2018 te Amsterdam, in elk geval in Nederland, opzettelijk een of meerdere ambtena(a)r(en), te weten [verbalisant 1] en/of [verbalisant 2] (hoofagent(en) van de politie Eenheid Amsterdam), gedurende of ter zake van de rechtmatige uitoefening van zijn/haar/hun bediening, in zijn/haar/hun tegenwoordigheid, mondeling heeft beledigd, door hem/haar/hen de woorden toe te voegen: "kanker racisten", althans woorden van gelijke beledigende aard en/of strekking.

Voor zover in de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten voorkomen, zal het hof deze verbeterd lezen.
De verdachte wordt door deze verbeterde lezing niet in de verdediging geschaad.
Vonnis waarvan beroep
Het vonnis waarvan beroep zal worden vernietigd, omdat het hof tot andere beslissingen komt dan de politierechter.
Bespreking van een gevoerd bewijsverweer
De raadsvrouw heeft zich ter terechtzitting in hoger beroep op het standpunt gesteld dat de verdachte integraal van het ten laste gelegde moet worden vrijgesproken. Daartoe heeft zij, kort gezegd, aangevoerd dat de verdachte de verweten gedragingen ten stelligste ontkent en niet zonder meer van de juistheid van het proces-verbaal van bevindingen van de verbalisanten [verbalisant 1] en [verbalisant 2] van 3 november 2018 kan worden uitgegaan.
Anders dan de verdediging heeft het hof geen aanleiding om te twijfelen aan de inhoud van het op ambtsbelofte door de genoemde opsporingsambtenaren opgemaakte proces-verbaal van bevindingen, zodat van de juistheid hiervan wordt uitgegaan. Het verweer wordt dan ook verworpen.
Bewezenverklaring
Het hof acht wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte het ten laste gelegde heeft begaan, met dien verstande dat:

1.hij op 3 november 2018 te Amsterdam zich met geweld heeft verzet tegen ambtenaren [verbalisant 1] en [verbalisant 2], hoofdagenten van de politie Eenheid Amsterdam, werkzaam in de rechtmatige uitoefening van hun bediening, te weten de aanhouding van verdachte op verdenking van enig strafbaar feit (verstoring van de openbare orde), door opzettelijk te rukken en te trekken in een richting tegengesteld aan die waarin die opsporingsambtenaren verdachte trachtten te geleiden en te trappen/schoppen in de richting van die opsporingsambtenaren, terwijl dit misdrijf en de daarmede gepaard gaande feitelijkheden enig lichamelijk letsel, te weten striemen en bloeduitstortingen bij [verbalisant 1] ten gevolge heeft gehad;

2.hij op 3 november 2018 te Amsterdam opzettelijk ambtenaren, te weten [verbalisant 1] en [verbalisant 2] (hoofdagenten van de politie Eenheid Amsterdam), gedurende de rechtmatige uitoefening van hun bediening, in hun tegenwoordigheid mondeling heeft beledigd door hun de woorden toe te voegen: "kanker racisten".

Hetgeen meer of anders is ten laste gelegd, is niet bewezen. De verdachte moet hiervan worden vrijgesproken.
Het bewezen verklaarde is gegrond op de feiten en omstandigheden die in de bewijsmiddelen zijn vervat, zoals deze na het eventueel instellen van beroep in cassatie zullen worden opgenomen in de op te maken aanvulling op dit arrest.
Strafbaarheid van het bewezen verklaarde
Geen omstandigheid is aannemelijk geworden die de strafbaarheid van het bewezen verklaarde uitsluit, zodat dit strafbaar is.
Het onder 1 bewezen verklaarde levert op:
wederspannigheid, terwijl het misdrijf of de daarmede gepaard gaande feitelijkheden enig lichamelijk letsel ten gevolge hebben.
Het onder 2 bewezen verklaarde levert op:
eenvoudige belediging, terwijl de belediging wordt aangedaan aan een ambtenaar gedurende de rechtmatige uitoefening van zijn bediening, meermalen gepleegd.
Strafbaarheid van de verdachte
Geen omstandigheid is aannemelijk geworden die de strafbaarheid van de verdachte ten aanzien van het bewezen verklaarde uitsluit, zodat de verdachte strafbaar is.
Oplegging van straf
De politierechter heeft de verdachte veroordeeld tot een geldboete ter hoogte van € 500,00 (bij gebreke van betaling of verhaal te vervangen door 10 dagen hechtenis), waarvan € 250,00 (subsidiair 5 dagen vervangende hechtenis) voorwaardelijk, met een proeftijd van 2 jaren.
De advocaat-generaal heeft gevorderd dat de verdachte zal worden veroordeeld tot dezelfde straf als door de rechter in eerste aanleg opgelegd.
De raadsvrouw heeft verzocht, in geval van een bewezenverklaring, aan de verdachte een voorwaardelijke geldboete ter hoogte van € 300,00 op te leggen. Daartoe heeft zij aangevoerd dat de verdachte weliswaar eerder voor soortgelijke feiten onherroepelijk is veroordeeld, maar dat deze feiten zijn verouderd.
Het hof heeft in hoger beroep de op te leggen straf bepaald op grond van de ernst van de feiten en de omstandigheden waaronder deze zijn begaan en gelet op de persoon van de verdachte. Het hof heeft daarbij in het bijzonder het volgende in beschouwing genomen.
De verdachte heeft zich op zeer recalcitrante wijze en met geweld verzet tegen zijn aanhouding, waardoor één van de betrokken politieambtenaren letsel heeft opgelopen. Hierdoor heeft de verdachte het gezag van de betrokken politieambtenaren ondermijnd en hen belemmerd in de uitoefening van hun werkzaamheden. Dit getuigt van een volstrekt onaanvaardbaar gebrek aan respect voor het openbaar gezag. Tevens heeft hij zich schuldig gemaakt aan het mondeling beledigen van dezelfde twee politieambtenaren tijdens de uitoefening van hun functie. Door aldus te handelen heeft hij op agressieve wijze een voor de slachtoffers grievende situatie in het leven geroepen.
Blijkens een de verdachte betreffend uittreksel uit de Justitiële Documentatie van 5 november 2019 is hij eerder onherroepelijk veroordeeld, onder meer herhaaldelijk ter zake van misdrijven gepleegd tegen mensen met een publieke taak. Dit heeft hem er niet van weerhouden opnieuw dergelijke strafbare feiten te plegen. Het hof weegt deze omstandigheid sterk ten nadele van de verdachte. De kennelijke stelling van de raadsvrouw dat de ouderdom van de eerdere veroordelingen ertoe dient te leiden dat deze niet ten nadele van de verdachte bij de bepaling van de strafmaat worden meegewogen, volgt het hof dan ook niet.
Het hof acht, alles afwegende, enkel een gevangenisstraf van na te melden duur passend en geboden. Een lagere of andersoortige straf doet naar het oordeel van het hof onvoldoende recht aan de ernst van de bewezen verklaarde feiten – en in het bijzonder de gevolgen van het onder 1 bewezen verklaarde – alsmede aan de recidive van de verdachte.
Toepasselijke wettelijke voorschriften
De op te leggen straf is gegrond op de artikelen 57, 181, 266 en 267 van het Wetboek van Strafrecht.
Deze wettelijke voorschriften worden toegepast zoals geldend ten tijde van het bewezen verklaarde.
Vordering tenuitvoerlegging
Het openbaar ministerie heeft gevorderd de tenuitvoerlegging van de bij vonnis van de politierechter in de rechtbank Amsterdam van 5 februari 2018 opgelegde voorwaardelijke gevangenisstraf voor de duur van één dag. Deze vordering is in hoger beroep opnieuw aan de orde.
De advocaat-generaal heeft de afwijzing van de vordering gevorderd, gelet op in de praktijk bestaande executieproblemen bij de tenuitvoerlegging van een gevangenisstraf van één dag.
De raadsvrouw heeft primair verzocht de vordering af te wijzen gelet op de bepleite vrijspraak. Subsidiair heeft zij zich op het standpunt gesteld dat de tenuitvoerlegging van een gevangenisstraf voor de duur van één dag niet opportuun is.
Het hof overweegt als volgt.
Gebleken is dat de verdachte zich voor het einde van de proeftijd aan strafbare feiten heeft schuldig gemaakt. Om die reden zal de tenuitvoerlegging van die voorwaardelijk opgelegde straf worden gelast. De stelling van de advocaat-generaal, dat bij de executie hiervan problemen kunnen ontstaan, maakt dit niet anders. Bovendien wordt de verdachte in de onderhavige zaak tot een onvoorwaardelijke gevangenisstraf veroordeeld, zodat de tenuitvoerlegging van deze eerder voorwaardelijk opgelegde straf aansluitend daarop kan plaatsvinden.
BESLISSING
Het hof:
Vernietigt het vonnis waarvan beroep en doet opnieuw recht.
Verklaart zoals hiervoor overwogen bewezen dat de verdachte het onder 1 en 2 ten laste gelegde heeft begaan.
Verklaart niet bewezen hetgeen de verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan hierboven is bewezen verklaard en spreekt de verdachte daarvan vrij.
Verklaart het onder 1 en 2 bewezen verklaarde strafbaar, kwalificeert dit als hiervoor vermeld en verklaart de verdachte strafbaar.
Veroordeelt de verdachte tot een
gevangenisstrafvoor de duur van
3 (drie) weken.
Beveelt dat de tijd die door de verdachte vóór de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in enige in artikel 27, eerste lid, of artikel 27a van het Wetboek van Strafrecht bedoelde vorm van voorarrest is doorgebracht, bij de uitvoering van de opgelegde gevangenisstraf in mindering zal worden gebracht, voor zover die tijd niet reeds op een andere straf in mindering is gebracht.
Gelast de tenuitvoerlegging van de straf, voor zover voorwaardelijk opgelegd bij vonnis van de politierechter in de rechtbank Amsterdam van 5 februari 2018, parketnummer 13-205248-17, te weten van een
gevangenisstrafvoor de duur van
1 (één) dag.
Dit arrest is gewezen door de meervoudige strafkamer van het gerechtshof Amsterdam, waarin zitting hadden mr. H.A. van Eijk, mr. H.M.J. Quaedvlieg en mr. R. Kuiper, in tegenwoordigheid van mr. A.S.E. Evelo, griffier, en is uitgesproken op de openbare terechtzitting van dit gerechtshof van 5 december 2019.
=========================================================================
[…]