Uitspraak
GERECHTSHOF AMSTERDAM
1.Het verloop van het geding in eerste aanleg
2.Het geding in hoger beroep
4.De omvang van het geschil
5.De motivering van de beslissing
bedragen zijn verstrekt in verband met verschillende verhuizingen en renovatie van koopwoning aan de [adres 1] te [plaats A]” (hierna: de woning te [plaats A] ). Het betreft (in totaal) een bedrag van € 42.950,-. In de bijlage bij de geldleenovereenkomst staat vermeld dat in de periode van 20 december 2012 tot 21 oktober 2015 diverse bedragen tot een totaal van € 43.450,- in contante bedragen zijn overhandigd (naar het hof begrijpt: aan de man) en dat op 24 juni 2015 € 500,- is terugbetaald (naar het hof begrijpt: aan de zuster van de man). De man heeft voorts bankafschriften van de bankrekening van zijn zuster overgelegd waaruit cashopnames blijken in de periode van 20 december 2012 tot en met 21 oktober 2015 tot een totaalbedrag van € 42.250,-. Ook heeft hij een bankafschrift overgelegd waaruit een overschrijving op 25 juni 2015 door hem aan zijn zuster van € 500,- valt af te leiden, alsmede bankafschriften over de periode van 23 juli 2015 tot en met 4 juli 2017 waaruit zeven betalingen aan zijn zuster volgen met verschillende omschrijvingen. Ter zitting in eerste aanleg heeft de man, zo begrijpt het hof uit de bestreden beschikking, ter toelichting meegedeeld dat hij al voor het tekenen van de leningsovereenkomst van zijn zuster geldbedragen heeft geleend en dat de leenovereenkomst na de aankoop van de woning te [plaats A] is aangepast, maar dat toen is vergeten de datum van de leenovereenkomst aan te passen. In het verweerschrift in hoger beroep staat dat de man oorspronkelijk het geleende geld van zijn zuster zou afbetalen met de opbrengst van de verkoop van de woning op de [adres 2] te [plaats B] (hof: de woning die partijen in eigendom hadden voordat zij de woning te [plaats A] kochten, hierna: de woning te [plaats B] ), maar dat de verkoopopbrengst in zijn geheel nodig was om de nieuwe woning aan te schaffen. De man en zijn zuster hebben om die reden op een later tijdstip de leningsovereenkomst gesloten om een afbetalingsregeling af te spreken. Hij heeft inmiddels een bedrag van € 4.500,- afgelost. De man heeft een verklaring van zijn zuster overgelegd waarin zij verklaart dat de bedragen zijn geleend vanwege verhuizingen, aanschaf inboedel en financiële tekortkomingen. Het was de bedoeling dat de schulden zouden worden afgelost met de overwaarde van de verkochte woning te [plaats B] , maar dit ging niet door omdat de man de overwaarde moest gebruiken om een nieuwe hypotheek te krijgen. Tot slot verklaart zij: “
Het leencontract dat wij hebben opgesteld is daarom aangevuld met een betaalregeling en opnieuw ondertekend. (…).”