ECLI:NL:GHAMS:2019:4574

Gerechtshof Amsterdam

Datum uitspraak
14 november 2019
Publicatiedatum
20 december 2019
Zaaknummer
23-002977-17
Instantie
Gerechtshof Amsterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vrijspraak in hoger beroep inzake hennepteelt met onvoldoende bewijs

In deze zaak heeft het gerechtshof Amsterdam op 14 november 2019 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een vonnis van de politierechter in de rechtbank Amsterdam, dat op 20 november 2015 was gewezen. De verdachte, geboren in 1988, was aangeklaagd voor het opzettelijk telen en/of aanwezig hebben van hennepplanten in een pand in Amsterdam op 9 februari 2014. Tijdens de zitting in hoger beroep heeft het hof kennisgenomen van de vordering van de advocaat-generaal en de verdediging. De tenlastelegging betrof het telen van ongeveer 118 hennepplanten, wat een overtreding van de Opiumwet inhoudt. Het hof heeft vastgesteld dat er DNA-sporen van de verdachte in de woning zijn aangetroffen, maar deze sporen waren niet specifiek genoeg om de betrokkenheid van de verdachte bij de hennepkwekerij te bewijzen. De verdachte heeft altijd ontkend betrokken te zijn geweest bij de feiten en er was onvoldoende ander bewijs om de beschuldigingen te staven. Het hof heeft daarom geoordeeld dat niet wettig en overtuigend kon worden bewezen dat de verdachte het ten laste gelegde had begaan, en heeft hem vrijgesproken. Het vonnis van de politierechter is vernietigd en het hof heeft opnieuw recht gedaan.

Uitspraak

afdeling strafrecht
parketnummer: 23-002977-17
datum uitspraak: 14 november 2019
TEGENSPRAAK
Arrest van het gerechtshof Amsterdam gewezen op het hoger beroep, ingesteld tegen het vonnis van de politierechter in de rechtbank Amsterdam van 20 november 2015 in de strafzaak onder parketnummer 13-109191-14 tegen:
[verdachte],
geboren te [geboorteplaats] op [geboortedag] 1988,
adres: [adres 1].

Onderzoek van de zaak

Dit arrest is gewezen naar aanleiding van het onderzoek ter terechtzitting in hoger beroep van
14 november 2019.
Namens de verdachte is hoger beroep ingesteld tegen voormeld vonnis.
Het hof heeft kennisgenomen van de vordering van de advocaat-generaal en van hetgeen door de verdachte en de raadsman naar voren is gebracht.

Tenlastelegging

Aan de verdachte is tenlastegelegd dat:
hij op of omstreeks 9 februari 2014 te Amsterdam, in elk geval in Nederland, tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen, opzettelijk heeft geteeld en/of bereid en/of bewerkt en/of verwerkt, in elk geval opzettelijk aanwezig heeft gehad (in een pand aan de [adres 2]) een hoeveelheid van ongeveer 118, althans een groot aantal hennepplanten en/of delen daarvan, in elk geval een hoeveelheid van meer dan 30 gram van een materiaal bevattende hennep, zijnde hennep een middel vermeld op de bij de Opiumwet behorende lijst II, dan wel aangewezen krachtens artikel 3a, vijfde lid van die wet.

Vonnis waarvan beroep

Het vonnis waarvan beroep zal worden vernietigd, reeds omdat daarvan slechts aantekening is gedaan ingevolge artikel 378a van het Wetboek van Strafvordering.

Vrijspraak

Uit het dossier blijkt dat DNA-sporen van de verdachte zijn aangetroffen op verschillende voorwerpen in de woning aan de [adres 2] te Amsterdam. Deze sporen wijzen er echter onvoldoende concreet en specifiek op dat de verdachte op enigerlei wijze betrokken was bij de hennepkwekerij die in deze woning is aangetroffen.
De verdachte heeft steeds ontkend bij het tenlastegelegde betrokken te zijn geweest en overig bewijs ontbreekt.
Met de advocaat-generaal en de raadsman is het hof dan ook van oordeel dat niet wettig en overtuigend kan worden bewezen hetgeen de verdachte is ten laste gelegd, zodat hij hiervan moet worden vrijgesproken.

BESLISSING

Het hof:
Vernietigt het vonnis waarvan beroep en doet opnieuw recht.
Verklaart niet bewezen dat de verdachte het ten laste gelegde heeft begaan en spreekt de verdachte daarvan vrij.
Dit arrest is gewezen door de meervoudige strafkamer van het gerechtshof Amsterdam, waarin zitting hadden mr. M. Lolkema, mr. F.M.D. Aardema en mr. M.L.M. van der Voet, in tegenwoordigheid van mr. A. Stronkhorst, griffier, en is uitgesproken op de openbare terechtzitting van dit gerechtshof van
14 november 2019.