ECLI:NL:GHAMS:2019:4607

Gerechtshof Amsterdam

Datum uitspraak
5 november 2019
Publicatiedatum
24 december 2019
Zaaknummer
23-001968-18
Instantie
Gerechtshof Amsterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Hoger beroep tegen vrijspraak van de politierechter in een verkeerszaak met bijzondere persoonlijke omstandigheden

In deze zaak heeft het gerechtshof Amsterdam op 5 november 2019 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een vonnis van de politierechter in de rechtbank Amsterdam. De verdachte was eerder vrijgesproken van een verkeersdelict, maar heeft hoger beroep ingesteld. Het hof heeft vastgesteld dat de verdachte op 21 januari 2017 in Amsterdam als bestuurder van een personenauto gevaar heeft veroorzaakt in het verkeer door abrupt gas te geven en met hoge snelheid in de richting van een voetganger te rijden, waardoor deze een aanrijding moest voorkomen. Het hof heeft de verdachte niet-ontvankelijk verklaard in het hoger beroep voor zover dit gericht was tegen de vrijspraak van de politierechter. Het hof heeft het vonnis van de politierechter vernietigd en de verdachte schuldig bevonden aan de overtreding van artikel 5 van de Wegenverkeerswet 1994. De verdachte is veroordeeld tot een voorwaardelijke taakstraf van 40 uren, met bijzondere voorwaarden gericht op het verbeteren van zijn persoonlijke situatie, waaronder het melden bij de reclassering en het verkrijgen van een dagbesteding. Het hof heeft rekening gehouden met de persoonlijke omstandigheden van de verdachte, waaronder zijn gebrek aan een vaste woon- of verblijfplaats en zijn psychische problemen. De uitspraak is gedaan in het kader van de artikelen 14a, 14b, 14c, 22c, 22d en 63 van het Wetboek van Strafrecht en de artikelen 5 en 177 van de Wegenverkeerswet 1994.

Uitspraak

afdeling strafrecht
parketnummer: 23-001968-18
datum uitspraak: 5 november 2019
TEGENSPRAAK
Verkort arrest van het gerechtshof Amsterdam gewezen op het hoger beroep, ingesteld tegen het vonnis van de politierechter in de rechtbank Amsterdam van 25 mei 2018 in de strafzaak onder parketnummer 13-078771-17 tegen
[verdachte],
geboren te [geboorteplaats] op [geboortedag] 1995,
zonder vaste woon- of verblijfplaats,
(post)adres: [adres].

Onderzoek van de zaak

Dit arrest is gewezen naar aanleiding van het onderzoek ter terechtzitting in hoger beroep van 23 juli 2019 en 5 november 2019 en, overeenkomstig het bepaalde bij artikel 422, tweede lid, van het Wetboek van Strafvordering (Sv), naar aanleiding van het onderzoek ter terechtzitting in eerste aanleg.
Namens de verdachte is hoger beroep ingesteld tegen voormeld vonnis.
Het hof heeft kennisgenomen van de vordering van de advocaat-generaal en van hetgeen de verdachte en de raadsman naar voren hebben gebracht.

Ontvankelijkheid van de verdachte in het hoger beroep

De verdachte is door de politierechter vrijgesproken van hetgeen aan hem onder 1 is ten laste gelegd. Namens de verdachte is onbeperkt hoger beroep ingesteld en dit is derhalve mede gericht tegen de in eerste aanleg gegeven beslissing tot vrijspraak. Gelet op hetgeen is bepaald in artikel 404, vijfde lid, Sv staat voor de verdachte tegen deze beslissing geen hoger beroep open. Het hof zal de verdachte mitsdien niet-ontvankelijk verklaren in het ingestelde hoger beroep, voor zover dat is gericht tegen de in het vonnis waarvan beroep gegeven vrijspraak.

Tenlastelegging

Aan de verdachte is – voor zover in hoger beroep inhoudelijk nog aan de orde – ten laste gelegd dat hij:
2.
op of omstreeks 21 januari 2017 te Amsterdam, in elk geval in Nederland, als bestuurder van een
voertuig (personenauto voorzien van kenteken [kenteken]), daarmee rijdende op de weg,
Oranjestraat/Brouwersgracht, met een (personen)auto (abrupt) gas heeft gegeven en/of is opgetrokken
en/of vervolgens met hoge snelheid in de richting van voornoemde [slachtoffer] is gereden
(tengevolge waarbij voornoemde [slachtoffer] een grote sprong opzij moest geven om een
aanrijding te voorkomen), door welke gedraging(en) van verdachte gevaar op die weg werd veroorzaakt,
althans kon worden veroorzaakt, en/of het verkeer op die weg werd gehinderd, althans kon worden
gehinderd.
Voor zover in de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten voorkomen, zal het hof deze verbeterd lezen. De verdachte wordt daardoor niet in de verdediging geschaad.

Vonnis waarvan beroep

Het vonnis waarvan beroep zal worden vernietigd, omdat het hof tot een andere strafoplegging komt dan de politierechter, mede op grond van een in opdracht van het hof uitgebracht reclasseringsrapport.

Bewezenverklaring

Het hof acht wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte het onder 2 ten laste gelegde heeft begaan, met dien verstande dat hij:
2.
op 21 januari 2017 te Amsterdam, als bestuurder van een voertuig, een personenauto voorzien van kenteken [kenteken], daarmee rijdende op de weg, Oranjestraat/Brouwersgracht abrupt gas heeft gegeven en vervolgens met hoge snelheid in de richting van [slachtoffer] is gereden, ten gevolge waarvan voornoemde [slachtoffer] een grote sprong opzij moest maken om een aanrijding te voorkomen, door welke gedragingen van verdachte gevaar op die weg werd veroorzaakt.
Hetgeen onder 2 meer of anders is ten laste gelegd, is niet bewezen. De verdachte moet hiervan worden vrijgesproken.
Het bewezen verklaarde is gegrond op de feiten en omstandigheden die in de bewijsmiddelen zijn vervat, zoals deze na het eventueel instellen van beroep in cassatie zullen worden opgenomen in de op te maken aanvulling op dit arrest.

Strafbaarheid van het bewezen verklaarde

Geen omstandigheid is aannemelijk geworden die de strafbaarheid van het onder 2 bewezen verklaarde uitsluit, zodat dit strafbaar is.
Het onder 2 bewezen verklaarde levert op:
overtreding van artikel 5 van de Wegenverkeerswet 1994.

Strafbaarheid van de verdachte

Geen omstandigheid is aannemelijk geworden die de strafbaarheid van de verdachte ten aanzien van het onder 2 bewezen verklaarde uitsluit, zodat de verdachte strafbaar is.

Oplegging van straf

De politierechter heeft de verdachte voor het in eerste aanleg onder 2 bewezen verklaarde veroordeeld tot een taakstraf voor de duur van 100 uren subsidiair 50 dagen hechtenis.
De advocaat-generaal heeft gevorderd dat de verdachte voor het onder 2 ten laste gelegde zal worden veroordeeld tot een taakstraf voor de duur van 100 uren, subsidiair 50 dagen hechtenis, waarvan 50 uren subsidiair 25 dagen hechtenis voorwaardelijk en met een proeftijd van 2 jaren. Ook heeft hij gevorderd dat daarbij de bijzondere voorwaarden worden gesteld die de reclassering heeft geadviseerd.
Het hof heeft in hoger beroep de op te leggen straf bepaald op grond van de ernst van het feit en de omstandigheden waaronder dit is begaan en gelet op de persoon van de verdachte. Daarbij is in het bijzonder het volgende in beschouwing genomen.
De verdachte heeft zich als bestuurder van een personenauto schuldig gemaakt aan het veroorzaken van gevaar in het verkeer. Hij heeft hard en dus voor die situatie aldaar erg onvoorzichtig over de Brouwersgracht in Amsterdam gereden en daarbij bijna een voetgangster aangereden die wilde oversteken. De voetgangster kon slechts door opzij te springen een aanrijding voorkomen.
Blijkens een de verdachte betreffend uittreksel uit de Justitiële Documentatie van 29 oktober 2019 is de verdachte in 2015 ook al eens ter zake van een verkeersvergrijp onherroepelijk veroordeeld. Dit weegt in zijn nadeel. Mede tegen deze achtergrond en gelet op de straffen die in soortgelijke gevallen plegen te worden uitgesproken, acht het hof in deze zaak in beginsel de oplegging van een taakstraf van 40 uren gerechtvaardigd. Daarin ligt besloten dat het hof de door de politierechter opgelegde straf te zwaar vindt.
Uit een rapport van 4 november 2019, opgemaakt door Leger des Heils, Jeugdbescherming & Reclassering, komt naar voren dat de verdachte op diverse leefgebieden problemen kent. Zo beschikt hij niet over een vaste woon- of verblijfplaats, een zinvolle dagbesteding, een inkomen of een (positief) sociaal netwerk. Verder maakt hij een vermoeide, passieve indruk en maakt hij er melding van te kampen met depressieve gevoelens. In verband met dit laatste acht de reclassering verdiepingsdiagnostiek noodzakelijk. Geadviseerd wordt de verdachte door middel van het stellen van bijzondere voorwaarden te verplichten tot (i) het naleven van een plicht zich te melden bij de reclassering, (ii) actieve inzet voor het verkrijgen en behoud van een dagbesteding en (iii) het verlenen van medewerking aan verdiepingsdiagnostiek en een eventueel daaruit voortkomende behandeling. Op de terechtzitting in hoger beroep is gebleken dat de verdachte een (grote) hulpvraag heeft.
Gelet op het bovenstaande acht het hof het aangewezen dat er een traject wordt ingezet dat erop is gericht de situatie van de verdachte positief te stabiliseren en dat daaraan prioriteit kan worden gegeven. Daarom zal het hof de taakstaf van 40 uren in geheel voorwaardelijke vorm opleggen en daaraan de voorwaarden koppelen die aansluiten bij hetgeen de reclassering heeft geadviseerd. Omdat de verdachte op dit moment geen vaste woon- of verblijfplaats heeft zal het hof daarnaast de voorwaarde stellen dat hij meewerkt aan het vinden een passende woonruimte en dat hij voor de reclassering ook telefonisch bereikbaar blijft.
Het hof acht, alles afwegende, een geheel voorwaardelijke taakstraf van na te melden duur passend en geboden.

Toepasselijke wettelijke voorschriften

De op te leggen straf is gegrond op de artikelen 14a, 14b, 14c, 22c, 22d en 63 van het Wetboek van Strafrecht en de artikelen 5 en 177 van de Wegenverkeerswet 1994.
Deze wettelijke voorschriften worden toegepast zoals geldend ten tijde van het bewezen verklaarde.

BESLISSING

Het hof:
Verklaart de verdachte niet-ontvankelijk in het hoger beroep, voor zover gericht tegen de beslissing ter zake van het onder 1 ten laste gelegde.
Vernietigt het vonnis waarvan beroep - voor zover in hoger beroep inhoudelijk aan de orde - en doet in zoverre opnieuw recht.
Verklaart zoals hiervoor overwogen bewezen dat de verdachte het onder 2 ten laste gelegde heeft begaan.
Verklaart niet bewezen hetgeen de verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan hierboven is bewezen verklaard en spreekt de verdachte daarvan vrij.
Verklaart het onder 2 bewezen verklaarde strafbaar, kwalificeert dit als hiervoor vermeld en verklaart de verdachte strafbaar.
Veroordeelt de verdachte tot een
taakstrafvoor de duur van
40 (veertig) uren, indien niet naar behoren verricht te vervangen door
20 (twintig) dagen hechtenis.
Bepaalt dat de taakstraf niet ten uitvoer zal worden gelegd, tenzij de rechter anders mocht gelasten omdat de verdachte zich voor het einde van de proeftijd van
2 (twee) jarenaan een strafbaar feit heeft schuldig gemaakt of de verdachte gedurende de proeftijd van
2 (twee) jarenten behoeve van het vaststellen van zijn identiteit geen medewerking heeft verleend aan het nemen van een of meer vingerafdrukken of geen identiteitsbewijs als bedoeld in artikel 1 van de Wet op de identificatieplicht ter inzage heeft aangeboden of geen medewerking heeft verleend aan het reclasseringstoezicht, bedoeld in artikel 14d, tweede lid, van het Wetboek van Strafrecht, de medewerking aan huisbezoeken daaronder begrepen, dan wel de hierna te noemen bijzondere voorwaarden niet heeft nageleefd.
Stelt als bijzondere voorwaarden dat de verdachte gedurende de proeftijd:
- zich meldt bij Leger des Heils, Jeugdbescherming & Reclassering, zo vaak en zolang zijn toezichthouder dat noodzakelijk acht, en zich houdt aan de aanwijzingen die hem door of namens zijn toezichthouder worden gegeven;
- zich actief inzet voor het verkrijgen en behouden van een dagbesteding, passende woonruimte en inkomen;
- meewerkt aan verdiepingsdiagnostiek bij een door de reclassering aan te wijzen centrum voor ambulante (forensische) psychologie en daar, indien dit door de gedragsdeskundige geïndiceerd wordt geacht, een ambulante behandeling ondergaat;
- zich voor de reclassering bereikbaar houdt op het telefoonnummer [nummer] en dat hij, bij een eventuele wijziging van zijn telefoonnummer en/of vaste woon- of verblijfplaats, dit tijdig aan de reclassering doorgeeft.
Geeft opdracht aan de reclassering tot het houden van toezicht op de naleving van voormelde bijzondere voorwaarden en de veroordeelde ten behoeve daarvan te begeleiden.
Dit arrest is gewezen door de meervoudige strafkamer van het gerechtshof Amsterdam, waarin zitting hadden mr. J.J.I. de Jong, mr. W.M.C. Tilleman en mr. A.R.O Mooy, in tegenwoordigheid van mr. K. Sarghandoy, griffier, en is uitgesproken op de openbare terechtzitting van dit gerechtshof van 5 november 2019.