ECLI:NL:GHAMS:2019:4680

Gerechtshof Amsterdam

Datum uitspraak
28 oktober 2019
Publicatiedatum
30 december 2019
Zaaknummer
23-000132-19
Instantie
Gerechtshof Amsterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Hoger beroep inzake diefstal in vereniging met voorwaardelijke gevangenisstraf en taakstraf

In deze zaak heeft het gerechtshof Amsterdam op 28 oktober 2019 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een vonnis van de politierechter in de rechtbank Noord-Holland. De verdachte, geboren in 1990, was beschuldigd van diefstal in vereniging van winterbanden, gepleegd op 28 september 2018 te Haarlem. De tenlastelegging omvatte het wegnemen van twee sets winterbanden, toebehorende aan een ander, door middel van inklimming. Het hof heeft vastgesteld dat de verdachte samen met anderen de banden had gestolen uit een bedrijfsruimte en dat hij dit deed met het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening. Het hof heeft het vonnis van de politierechter vernietigd, omdat dit slechts een aantekening bevatte en niet voldeed aan de eisen van een vonnis.

De verdachte is eerder veroordeeld voor soortgelijke feiten, maar het hof heeft rekening gehouden met zijn positieve ontwikkelingen, zoals het hebben van een eigen woning en werk. Daarom heeft het hof besloten om een grotendeels voorwaardelijke gevangenisstraf op te leggen van 60 dagen, met een taakstraf van 50 uren. De vordering van de benadeelde partij tot schadevergoeding is afgewezen, omdat onvoldoende bewijs was dat de benadeelde partij schade had geleden door het handelen van de verdachte. Het hof heeft ook de tenuitvoerlegging van een eerder opgelegde voorwaardelijke gevangenisstraf omgezet in een taakstraf, rekening houdend met de persoonlijke omstandigheden van de verdachte.

Uitspraak

afdeling strafrecht
parketnummer: 23-000132-19
datum uitspraak: 28 oktober 2019
TEGENSPRAAK
Verkort arrest van het gerechtshof Amsterdam gewezen op het hoger beroep, ingesteld tegen het vonnis van de politierechter in de rechtbank Noord-Holland van 8 januari 2019 in de strafzaak onder de parketnummers 15-192583-18 en 05-226268-16 (TUL) tegen
[verdachte],
geboren te [geboorteplaats] op [geboortedag] 1990,
adres: [adres].

Onderzoek van de zaak

Dit arrest is gewezen naar aanleiding van het onderzoek ter terechtzitting in hoger beroep van 28 oktober 2019.
Namens de verdachte is hoger beroep ingesteld tegen voormeld vonnis.
Het hof heeft kennisgenomen van de vordering van de advocaat-generaal en van hetgeen door de verdachte en de raadsvrouw naar voren is gebracht.

Tenlastelegging

Aan de verdachte is tenlastegelegd dat:
hij op of omstreeks 28 september 2018 te Haarlem tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, met het oogmerk van wederrechtelijke toeëigening heeft weggenomen twee, althans een of meer sets (winter)banden, in elk geval enig goed, geheel of ten dele toebehorende aan [benadeelde] , in elk geval aan een ander of anderen dan aan hem, verdachte, en/of zijn mededader(s), zulks nadat hij, verdachte, en/of zijn mededader(s), dat weg te nemen goed onder zijn/hun bereik had(den) gebracht door braak en/of verbreking en/of inklimming.
Voor zover in de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten voorkomen, zal het hof deze verbeterd lezen. De verdachte wordt daardoor niet in de verdediging geschaad.

Vonnis waarvan beroep

Het vonnis waarvan beroep zal worden vernietigd, omdat daarvan slechts aantekening is gedaan ingevolge artikel 378a van het Wetboek van Strafvordering.

Bewezenverklaring

Het hof acht wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte het tenlastegelegde heeft begaan, met dien verstande dat:
hij op 28 september 2018 te Haarlem tezamen en in vereniging met anderen met het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening heeft weggenomen winterbanden, toebehorende aan een ander of anderen dan aan hem en zijn mededaders, nadat hij en zijn mededaders die weg te nemen goederen onder hun bereik hadden gebracht door inklimming.
Hetgeen meer of anders is tenlastegelegd, is niet bewezen. De verdachte moet hiervan worden vrijgesproken.
Het bewezenverklaarde is gegrond op de feiten en omstandigheden die in de bewijsmiddelen zijn vervat, zoals deze na het eventueel instellen van beroep in cassatie zullen worden opgenomen in de op te maken aanvulling op dit arrest.

Strafbaarheid van het bewezenverklaarde

Geen omstandigheid is aannemelijk geworden die de strafbaarheid van het bewezenverklaarde uitsluit, zodat dit strafbaar is.
Het bewezen verklaarde levert op:
diefstal door twee of meer verenigde personen, waarbij de schuldige het weg te nemen goed onder zijn bereik heeft gebracht door middel van inklimming.

Strafbaarheid van de verdachte

Geen omstandigheid is aannemelijk geworden die de strafbaarheid van de verdachte ten aanzien van het bewezenverklaarde uitsluit, zodat de verdachte strafbaar is.

Oplegging van straffen

De politierechter in de rechtbank Noord-Holland heeft de verdachte voor het in eerste aanleg bewezenverklaarde veroordeeld tot een gevangenisstraf voor de duur van drie maanden, waarvan één maand voorwaardelijk, met een proeftijd van twee jaren. Daarbij heeft de rechtbank een aantal bijzondere voorwaarden gesteld.
De advocaat-generaal heeft gevorderd dat de verdachte voor het tenlastegelegde zal worden veroordeeld tot een voorwaardelijke gevangenisstraf voor de duur van twee maanden, met een proeftijd van twee jaren en reclasseringstoezicht als bijzondere voorwaarde, en een taakstraf voor de duur van 100 uren.
De raadsvrouw heeft het hof verzocht een geheel voorwaardelijke gevangenisstraf op te leggen, met reclasseringstoezicht als bijzondere voorwaarde.
Het hof heeft in hoger beroep de op te leggen straffen bepaald op grond van de ernst van het feit en de omstandigheden waaronder dit is begaan en gelet op de persoon van de verdachte. Het hof heeft daarbij in het bijzonder het volgende in beschouwing genomen. De verdachte heeft samen met anderen autobanden gestolen uit een bedrijfsruimte. Daarmee heeft de verdachte blijk gegeven geen respect te hebben voor het eigendomsrecht van een ander. Een bedrijfsdiefstal levert de gedupeerde ondernemer frustratie en ongemak op.
Blijkens een de verdachte betreffend uittreksel uit de Justitiële Documentatie van 8 oktober 2019 is hij eerder voor onder andere soortgelijke feiten onherroepelijk veroordeeld.
Gelet op de ernst van het feit en de recidive kan in beginsel een onvoorwaardelijke gevangenisstraf als gerechtvaardigd worden beschouwd. Ter terechtzitting in hoger beroep is echter gebleken dat de verdachte thans gemotiveerd is wat van zijn leven te maken, over een eigen woning beschikt en werk heeft. Het hof acht het niet wenselijk dat deze (prille) positieve ontwikkelingen worden doorkruist door strafoplegging die (hernieuwde) vrijheidsbeneming met zich brengt. Daarom zal de gevangenisstraf – mede gelet op het ten deze toepasselijke taakstrafverbod – grotendeels in voorwaardelijke vorm worden opgelegd. Daarbij zal reclasseringstoezicht als bijzondere voorwaarde worden gesteld, zodat de verdachte hulp/begeleiding krijgt bij het (verder) op orde krijgen en houden van zijn leven. Vanwege de ernst van het feit kan echter niet worden volstaan met een geheel voorwaardelijke straf, zodat de verdachte ook zal worden veroordeeld tot een onvoorwaardelijke taakstraf.
Het hof acht, alles afwegende, een (grotendeels) voorwaardelijke gevangenisstraf voor de duur van 60 dagen en een taakstraf voor de duur van 50 uren passend en geboden.
Vordering van de benadeelde partij [benadeelde] / [bedrijf]
De benadeelde partij heeft zich in eerste aanleg in het strafproces gevoegd met een vordering tot schadevergoeding. Deze bedraagt € 2.704,96. De benadeelde partij is bij het vonnis waarvan beroep in de vordering niet-ontvankelijk verklaard. De benadeelde partij heeft zich in hoger beroep opnieuw gevoegd, maar heeft de vordering verlaagd met € 1.500, zodat deze thans € 1.204,96 bedraagt.
De advocaat-generaal en de raadsvrouw hebben zich op het standpunt gesteld dat de vordering dient te worden afgewezen.
Uit het onderzoek ter terechtzitting is onvoldoende gebleken dat de benadeelde partij als gevolg van het bewezenverklaarde handelen van de verdachte rechtstreeks schade heeft geleden, mede in aanmerking genomen dat de gestolen autobanden zijn teruggegeven. De verdachte is dan ook niet tot vergoeding van die schade gehouden zodat de vordering zal worden afgewezen.

Vordering tenuitvoerlegging

Het openbaar ministerie heeft gevorderd de tenuitvoerlegging van de bij vonnis van de politierechter in de rechtbank Gelderland van 8 februari 2017 opgelegde voorwaardelijke gevangenisstraf voor de duur van één maand. Deze vordering is in hoger beroep opnieuw aan de orde.
De advocaat-generaal heeft geconcludeerd tot toewijzing van de vordering.
De raadsvrouw heeft verzocht de gevangenisstraf om te zetten in een taakstraf.
Het hof oordeelt als volgt.
Bij het onderzoek ter terechtzitting is gebleken dat de veroordeelde zich voor het einde van de proeftijd aan een strafbaar feit heeft schuldig gemaakt. Voor het geloofwaardig functioneren van het wettelijke systeem van voorwaardelijke veroordelingen en daaraan verbonden algemene en bijzondere voorwaarden is het van essentieel belang dat overtreding van die voorwaarden niet vrijblijvend is. In zoverre is er geen grond de vordering af te wijzen. Wel ziet het hof in de persoonlijke omstandigheden van de verdachte aanleiding in plaats van een last tot tenuitvoerlegging van de opgelegde vrijheidsstraf een taakstraf te gelasten.

Toepasselijke wettelijke voorschriften

De op te leggen straffen zijn gegrond op de artikelen 14a, 14b, 14c, 22c, 22d, 63 en 311 van het Wetboek van Strafrecht.
Deze wettelijke voorschriften worden toegepast zoals geldend ten tijde van het bewezenverklaarde.

BESLISSING

Het hof:
Vernietigt het vonnis waarvan beroep en doet opnieuw recht:
Verklaart zoals hiervoor overwogen bewezen dat de verdachte het tenlastegelegde heeft begaan.
Verklaart niet bewezen hetgeen de verdachte meer of anders is tenlastegelegd dan hierboven is bewezenverklaard en spreekt de verdachte daarvan vrij.
Verklaart het bewezenverklaarde strafbaar, kwalificeert dit als hiervoor vermeld en verklaart de verdachte strafbaar.
Veroordeelt de verdachte tot een
gevangenisstrafvoor de duur van
60 (zestig) dagen.
Bepaalt dat een gedeelte van de gevangenisstraf, groot
58 (achtenvijftig) dagen, niet ten uitvoer zal worden gelegd, tenzij de rechter later anders mocht gelasten omdat de verdachte zich voor het einde van een proeftijd van
2 (twee) jarenaan een strafbaar feit heeft schuldig gemaakt.
Beveelt dat de tijd die door de verdachte vóór de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in enige in artikel 27, eerste lid, of artikel 27a van het Wetboek van Strafrecht bedoelde vorm van voorarrest is doorgebracht, bij de uitvoering van de opgelegde gevangenisstraf in mindering zal worden gebracht, voor zover die tijd niet reeds op een andere straf in mindering is gebracht.
Veroordeelt de verdachte tot een
taakstrafvoor de duur van
50 (vijftig) uren, indien niet naar behoren verricht te vervangen door
25 (vijfentwintig) dagen hechtenis.
Vordering van de benadeelde partij [benadeelde] / [bedrijf]
Wijst de vordering van de benadeelde partij [benadeelde] / [bedrijf] tot schadevergoeding af.
Bepaalt dat de benadeelde partij en de verdachte ieder hun eigen kosten dragen.
Gelast in plaats van de tenuitvoerlegging van de straf, voor zover voorwaardelijk opgelegd bij vonnis van de politierechter in de rechtbank Gelderland van 8 februari 2017 met parketnummer 05-226268-16, te weten een gevangenisstraf voor de duur van één maand, een
taakstrafvoor de duur van
60 (zestig) uren, bij gebreke van het naar behoren verrichten te vervangen door
30 (dertig) dagen hechtenis.
Dit arrest is gewezen door de meervoudige strafkamer van het gerechtshof Amsterdam, waarin zitting hadden mr. A.M. van Woensel, mr. A.P.M. van Rijn en mr. F.M.D. Aardema, in tegenwoordigheid van mr. C.J.J. Kwint, griffier, en is uitgesproken op de openbare terechtzitting van dit gerechtshof van 28 oktober 2019.