ECLI:NL:GHAMS:2019:4685

Gerechtshof Amsterdam

Datum uitspraak
11 november 2019
Publicatiedatum
30 december 2019
Zaaknummer
23-000842-19
Instantie
Gerechtshof Amsterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Hoger beroep tegen veroordeling voor poging tot zware mishandeling en beschadiging van voertuigen

In deze zaak heeft het gerechtshof Amsterdam op 11 november 2019 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een vonnis van de rechtbank Amsterdam. De verdachte is beschuldigd van het opzettelijk toebrengen van zwaar lichamelijk letsel aan twee slachtoffers door met zijn auto op hen in te rijden, en van het beschadigen van twee geparkeerde voertuigen. De feiten vonden plaats op 16 juli 2018 op een parkeerplaats in Amsterdam. De verdachte heeft zijn auto, een Volkswagen Passat, als wapen gebruikt en is met hoge snelheid in de richting van de slachtoffers gereden. Tijdens de zitting heeft de verdachte verklaard dat hij in paniek was en probeerde te ontsnappen aan een dreiging van een vuurwapen door een van de slachtoffers. Het hof heeft de verklaringen van getuigen als consistent en betrouwbaar beoordeeld, en heeft geoordeeld dat de verdachte opzettelijk en wederrechtelijk heeft gehandeld. De rechtbank had de verdachte eerder veroordeeld tot een taakstraf, maar het hof heeft deze beslissing vernietigd en de verdachte veroordeeld tot een gevangenisstraf van zes maanden. Het hof heeft daarbij rekening gehouden met de ernst van de feiten, de omstandigheden waaronder deze zijn gepleegd, en het feit dat de verdachte eerder is veroordeeld voor misdrijven. De verdachte is vrijgesproken van enkele tenlastegelegde feiten, omdat niet bewezen kon worden dat hij een aanmerkelijke kans op overlijden van de slachtoffers heeft gecreëerd.

Uitspraak

afdeling strafrecht
parketnummer: 23-000842-19
datum uitspraak: 11 november 2019
TEGENSPRAAK
Arrest van het gerechtshof Amsterdam gewezen op het hoger beroep, ingesteld tegen het vonnis van de rechtbank Amsterdam van 20 februari 2019 in de strafzaak onder parketnummer 13-669094-18 tegen
[verdachte],
geboren te [geboorteplaats] op [geboortedag] 1983,
adres: [adres].

Onderzoek van de zaak

Dit arrest is gewezen naar aanleiding van het onderzoek ter terechtzitting in hoger beroep van 28 oktober 2019 en, overeenkomstig het bepaalde bij artikel 422, tweede lid, van het Wetboek van Strafvordering, naar aanleiding van het onderzoek ter terechtzitting in eerste aanleg.
Namens de verdachte is hoger beroep ingesteld tegen voormeld vonnis.
Het hof heeft kennisgenomen van de vordering van de advocaat-generaal en van hetgeen door de verdachte en de raadsman naar voren is gebracht.

Tenlastelegging

Aan de verdachte is tenlastegelegd dat:
1. primair:
hij op of omstreeks 16 juli 2018 te Amsterdam, meerdere malen, althans eenmaal, ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om opzettelijk [slachtoffer 1] van het leven te beroven, met dat opzet, meerdere malen, althans eenmaal, als bestuurder van een personenauto Volkswagen Passat (voorzien van kenteken [kenteken 1]), met die auto, met hoge snelheid in de richting van voornoemde [slachtoffer 1] is gereden;
1. subsidiair:
hij op of omstreeks 16 juli 2018 te Amsterdam, meerdere malen, althans eenmaal, ter uitvoering van het doorverdachte voorgenomen misdrijf om aan [slachtoffer 1] opzettelijk zwaar lichamelijk letsel toe te brengen, met dat opzet meerdere malen, althans eenmaal, als bestuurder van een personenauto Volkswagen Passat (voorzien van kenteken [kenteken 1]), met die auto, met hoge snelheid in de richting van voornoemde [slachtoffer 1] is gereden;
1. meer subsidiair:
hij op of omstreeks 16 juli 2018 te Amsterdam, [slachtoffer 1], meerdere malen, althans eenmaal, heeft bedreigd met enig misdrijf tegen het leven gericht en/of met zware mishandeling, door meerdere malen, althans eenmaal, als bestuurder van een personenauto Volkswagen Passat (voorzien van kenteken [kenteken 1]), met die auto, met hoge snelheid in de richting van voornoemde [slachtoffer 1] te rijden;
2 primair:
hij op of omstreeks 16 juli 2018 te Amsterdam, meerdere malen, althans eenmaal, ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om opzettelijk [slachtoffer 2] van het leven te beroven, met dat opzet, meerdere malen, althans eenmaal, als bestuurder van een personenauto Volkswagen Passat (voorzien van kenteken [kenteken 1]), met die auto, met hoge snelheid in de richting van voornoemde [slachtoffer 2] is gereden;
2
subsidiair:
hij op of omstreeks 16 juli 2018 te Amsterdam, meerdere malen, althans eenmaal, ter uitvoering van het doorverdachte voorgenomen misdrijf om aan [slachtoffer 2] opzettelijk zwaar lichamelijk letsel toe te brengen, met dat opzet meerdere malen, althans eenmaal, als bestuurder van een personenauto Volkswagen Passat (voorzien van kenteken [kenteken 1]), met die auto, met hoge snelheid in de richting van voornoemde [slachtoffer 2] is gereden;
2 meer subsidiair:
hij op of omstreeks 16 juli 2018 te Amsterdam, [slachtoffer 2] meerdere malen, althans eenmaal, heeft bedreigd met enig misdrijf tegen het leven gericht en/of met zware mishandeling, door meerdere malen, althans eenmaal, als bestuurder van een personenauto Volkswagen Passat (voorzien van kenteken [kenteken 1]), met die auto, met hoge snelheid in de richting van voornoemde [slachtoffer 2] te rijden;
3:
hij op of omstreeks 16 juli 2018 te Amsterdam, opzettelijk en wederrechtelijk
- ( de voorbumper en/of kentekenplaathouder van) een personenauto Peugeot 308, voorzien van kenteken [kenteken 2], geheel of ten dele toebehorende aan [slachtoffer 2] en/of aan [bedrijf], in elk geval toebehorende aan een ander of anderen dan aan verdachte en/of
- ( de achterbumper van) een personenauto Opel Corsa, voorzien van kenteken [kenteken 3], geheel of ten dele toebehorende aan [slachtoffer 3], in elk geval toebehorende aan een ander of anderen dan aan verdachte,
heeft vernield en/of beschadigd en/of onbruikbaar gemaakt.
Voor zover in de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten voorkomen, zal het hof deze verbeterd lezen. De verdachte wordt daardoor niet in de verdediging geschaad.

Vonnis waarvan beroep

Het vonnis waarvan beroep zal worden vernietigd, omdat het hof tot andere beslissingen komt dan de rechtbank.

Vrijspraken

Het hof zal de verdachte vrijspreken van het hem onder 1 primair en 2 primair tenlastegelegde nu op grond van het dossier en het verhandelde ter terechtzitting onvoldoende is komen vast te staan dat de gedragingen van de verdachte een aanmerkelijke kans op het overlijden van de slachtoffers in het leven hebben geroepen.

Bewijsoverwegingen

De raadsman heeft vrijspraak bepleit van de onder 1 en 2 tenlastegelegde feiten en heeft daartoe het volgende aangevoerd.
De verklaringen van de getuigen komen op geen enkel punt overeen, zodat moeilijk te beoordelen is wat de feitelijke situatie was. De verdachte heeft verklaard op geen enkel moment bewust op iemand te zijn ingereden: hij was in paniek (doordat [slachtoffer 1] hem een vuurwapen had getoond) en probeerde de parkeerplaats te ontvluchten. Uit het dossier blijkt onvoldoende dat op enig moment een aanmerkelijke kans heeft bestaan dat [slachtoffer 1] of [slachtoffer 2] zwaar lichamelijk letsel zouden oplopen. Evenmin is gebleken dat de verdachte zich van een dergelijke aanmerkelijke kans bewust is geweest en deze heeft aanvaard.
Tevens heeft de raadsman bepleit dat de verdachte dient te worden vrijgesproken van het onder 3 tenlastegelegde, omdat van opzet op vernieling geen sprake zou zijn geweest.
Het hof overweegt als volgt.
De verklaringen van diverse getuigen van het incident zijn op wezenlijke onderdelen zowel innerlijk als ten opzichte van elkaar consistent, met name waar deze betrekking hebben op het inrijden op [slachtoffer 1] en [slachtoffer 2]. De omstandigheid dat de getuigenverklaringen op (kleine) punten verschillen, doet aan hun bruikbaarheid niet af. Ook overigens is er geen concreet aanknopingspunt deze verklaringen onwaarachtig of onbetrouwbaar te achten, zodat het hof van deze verklaringen uit gaat en daaruit het volgende afleidt.
De verdachte is tweemaal op een parkeerplaats met zijn auto, een potentieel gevaarlijk wapen, doelbewust met (relatief) hoge snelheid op [slachtoffer 1] ingereden – de tweede keer reed hij tevens in op [slachtoffer 2] die vóór [slachtoffer 1] stond – op een zodanige wijze dat de aanmerkelijke kans bestond dat deze personen daarbij zwaar lichamelijk letsel zouden oplopen. Naar de uiterlijke verschijningsvorm bezien en in aanmerking genomen het al lang bestaande conflict tussen [slachtoffer 1] en de verdachte was het de verdachte erom te doen [slachtoffer 1] aan te rijden teneinde hem zwaar letsel toe te brengen. Gelet op de positie van [slachtoffer 2] zou ook hij met een aan zekerheid grenzende waarschijnlijkheid zijn aangereden – met zwaar letsel als gevolg –, hetgeen de verdachte moet hebben geweten. De omstandigheid dat de precieze snelheid van de auto van de verdachte niet kan worden vastgesteld, neemt niet weg dat voldoende vaststaat dat de verdachte veel harder heeft gereden dan op een parkeerplaats verantwoord kan worden geacht.
De verklaring van de verdachte dat hij in paniek louter heeft geprobeerd de parkeerplaats te verlaten wordt door het hof als ongeloofwaardig terzijde geschoven, zoals hierna ook nog zal worden uiteengezet bij de bespreking van het beroep op noodweer.
Uit het rijgedrag van de verdachte leidt het hof voorts af dat hij willens en wetens de aanmerkelijke kans heeft aanvaard dat hij met zijn handelen andere auto’s zou beschadigen, wat ook daadwerkelijk is gebeurd.
Gelet op het voorgaande acht het hof de onder 1 subsidiair, 2 subsidiair en 3 tenlastegelegde feiten bewezen.

Bewezenverklaring

Het hof acht wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte het onder 1 subsidiair, 2 subsidiair en 3 tenlastegelegde heeft begaan, met dien verstande dat:
1. subsidiair:
hij op 16 juli 2018 te Amsterdam ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om aan [slachtoffer 1] opzettelijk zwaar lichamelijk letsel toe te brengen, met dat opzet meermalen als bestuurder van een personenauto Volkswagen Passat (voorzien van kenteken [kenteken 1]), met die auto met hoge snelheid in de richting van voornoemde [slachtoffer 1] is gereden.
2 subsidiair:
hij op 16 juli 2018 te Amsterdam ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om aan [slachtoffer 2] opzettelijk zwaar lichamelijk letsel toe te brengen, met dat opzet als bestuurder van een personenauto Volkswagen Passat (voorzien van kenteken [kenteken 1]), met die auto met hoge snelheid in de richting van voornoemde [slachtoffer 2] is gereden.
3.
hij op 16 juli 2018 te Amsterdam, opzettelijk en wederrechtelijk, de voorbumper en kentekenplaathouder van een personenauto Peugeot 308, voorzien van kenteken [kenteken 2], toebehorende aan [slachtoffer 2] en/of aan [bedrijf], en de achterbumper van een personenauto Opel Corsa, voorzien van kenteken [kenteken 3], toebehorende aan [slachtoffer 3], heeft beschadigd.
Hetgeen onder 1 subsidiair, 2 subsidiair en 3 meer of anders is tenlastegelegd, is niet bewezen. De verdachte moet hiervan worden vrijgesproken.
Het bewezenverklaarde is gegrond op de feiten en omstandigheden die in onderstaande bewijsmiddelen zijn vervat.

De bewijsmiddelen

1.
Een proces-verbaal van aangifte met nummer PL1300-2018143972-1 van 16 juli 2018, opgemaakt door de gevoegde opsporingsambtenaar [verbalisant 1] (p. 1-3). Dit proces-verbaal houdt in, voor zover van belang en zakelijk weergegeven, als de op 16 juli 2018 tegenover voornoemde verbalisant afgelegde verklaring van [slachtoffer 1]:
Op 16 juli 2018 rond 16.30 uur kwam ik op het Ecuplein te Amsterdam [verdachte] (hof: de verdachte) tegen. Ik had hem ongeveer 15 jaar niet gezien, wij hadden toen een ruzie, die was heftig.
[verdachte] liep weg richting zijn auto, een zwarte Passat. Ik liep tussen de auto’s door om te kijken waar [verdachte] heen reed. Ik zag dat [verdachte] wegreed in zijn voertuig en een rondje maakte om de geparkeerde voertuigen heen en vervolgens recht op mij af kwam rijden. Ik stond op dat moment op de weg voor twee geparkeerde auto’s. Op het moment dat hij op mij af kwam rijden, was er ongeveer 15 tot 20 meter afstand tussen ons. Ik hoorde dat de motor echt volop toeren aan het draaien was. Je hoorde duidelijk dat het gaspedaal volledig werd ingedrukt. Ik kon nog net op tijd naar achteren springen. Ik vreesde voor mijn leven op dat moment. Gelukkig kon ik nog net op tijd wegkomen/ontwijken. Ik voelde dat mijn hart in mijn keel aan het bonken was. Ik hoorde een knal en zag dat [verdachte] tegen één van de auto’s was aangereden waar ik tussen in was gesprongen. Dit betrof een grijs voertuig. Deze grijze auto was dusdanig hard geraakt, dat dit voertuig op de stoep was komen te staan.
Ik zag dat er een Surinaamse man (het hof begrijpt: [slachtoffer 2]) uit de grijze auto stapte en achter [verdachte] aanrende. Wij zagen dat [verdachte] een rondje reed om de geparkeerde auto’s heen. Ondertussen was ik weer de weg op gelopen om te kijken wat [verdachte] aan het doen was. Ik liep mee in de richting van de Surinaamse man. Ik zag [verdachte] weer aan komen rijden en zag en hoorde dat hij weer volledig gas gaf. Ik was naar het midden gelopen waar ook voertuigen geparkeerd stonden. Ik hoorde de Surinaamse man naar mij schreeuwen: ‘‘Kijk uit! Duik weg!’’ Of woorden van gelijke strekking. Ik kon ook dit keer nét op tijd weg duiken tussen de geparkeerde voertuigen in. Ik zag en hoorde dat de auto’s waar ik tussen was weggesprongen, werden geraakt. Ik hoorde namelijk een enorme klap. Ik zag dat de auto’s naast mij bewogen door de aanrijding.
2.
Een proces-verbaal van aangifte met nummer PL1300-2018143972-2 van 16 juli 2018, opgemaakt door de gevoegde opsporingsambtenaar [verbalisant 2] (p. 4-11). Dit proces-verbaal houdt in, voor zover van belang en zakelijk weergegeven, als de op 16 juli 2018 tegenover voornoemde verbalisant afgelegde verklaring van [slachtoffer 2]:
Op 16 juli 2018 rond 16.36 uur was ik op het Ecuplein te Amsterdam. Ik parkeerde mijn auto met kenteken [kenteken 2] in een parkeervak. Mijn radio stond nog aan, maar ik hoorde geschreeuw op de achtergrond. Ik hoorde dat er in de Arabische taal werd geschreeuwd en dat er door meerdere personen hard werd gegild. Ik besefte toen dat er iets aan de hand was. Ik zat op dat moment nog in de auto. Toen ik opkeek, zag ik de achterzijde van een zwartkleurige Volkswagen Passat, kenteken [kenteken 1], die achteruit reed. Ik hoorde het geluid van slippende banden. Ik hoorde hierna een klap en voelde de auto bewegen. De Volkswagen had mijn auto toen geraakt. Ik zag dat de Volkswagen specifiek richting een bepaald persoon reed. Deze Volkswagen probeerde deze persoon te overrijden. Deze man had een Marokkaans uiterlijk en droeg een roze shirt (het hof begrijpt: [slachtoffer 1]).
Ik stapte hierna mijn auto uit en keek naar de voorzijde van mijn auto. Ik zag dat er grote schade was aan de voorzijde en dat mijn kentekenplaat op de grond lag. Hierna ben ik achter de Volkswagen aangerend om er foto’s van te maken. Ik zag dat de Volkswagen een rondje reed om de geparkeerde auto’s. Ik stond toen ter hoogte van mijn auto op de rijbaan. Toen zag ik dat de achteruitrijlichten van de Volkswagen aan gingen. Ik zag dat de man met het roze shirt een paar meter achter mij stond. Ik schreeuwde naar de man dat hij weg moest gaan van de straat, omdat de Volkswagen hem probeerde aan te rijden. Ik zag dat de Volkswagen met volle vaart mijn kant op kwam in zijn achteruit. Ik hoorde de motor van de Volkswagen veel toeren maken. Ik stond op dat moment tussen de Volkswagen en de man met het roze shirt. Toen de Volkswagen naar achteren reed, moest ik wegspringen. Ik ben toen tussen de geparkeerde auto’s gesprongen, anders was ik overreden. Ik hoorde hierna dat de Volkswagen de auto’s raakte waar ik tussen was gesprongen. Ik zag dat de man met het roze shirt hetzelfde had gedaan en ook tussen de auto’s was gesprongen. Toen de Volkswagen weg was, keek ik naar mijn auto. Ik zag dat mijn auto door de klap verschoven was. Ik zag dat beide achterwielen op het trottoir stonden.
3.
Een proces-verbaal van aangifte met nummer PL1300-2018228071-1 van 8 november 2018, opgemaakt door de gevoegde opsporingsambtenaar [verbalisant 3] (p. 46-47). Dit proces-verbaal houdt in, voor zover van belang en zakelijk weergegeven, als de op 8 november 2018 tegenover voornoemde verbalisant afgelegde verklaring van [slachtoffer 2]:
Mijn auto is een Peugeot 308.
Nadat de Volkswagen mijn auto had geraakt, was de voorbumper geheel ontzet.
4.
Een proces-verbaal van verhoor getuige met nummer PL1300-2018143972-5 van 16 juli 2018, opgemaakt door de gevoegde opsporingsambtenaar [verbalisant 4] (p. 20-21). Dit proces-verbaal houdt in, voor zover van belang en zakelijk weergegeven, als de op 16 juli 2018 tegenover voornoemde verbalisant afgelegde verklaring van [slachtoffer 4]:
Ik hoorde hard gepiep van banden, ik zag dat een zwarte Volkswagen met kenteken [kenteken 1] met zijn achterkant tegen een aldaar geparkeerd voertuig reed. Ik zag dat het voertuig, met kenteken [kenteken 2], door deze klap naar achter schoot. Ik zag dat de (Volkswagen) Passat vervolgens weer hard gas gaf en met volle vaart in reed op een man die er als volgt uit zag: Noord-Afrikaans met een roze shirt (het hof begrijpt: [slachtoffer 1]). Hierdoor reed de Passat vervolgens nog tegen twee voertuigen aan, dit betrof de [kenteken 4] en de [kenteken 3]. Ik zag dat de bestuurder van de [kenteken 2] (hof: [slachtoffer 2]) tijdens de aanrijding voor zijn auto stond. Ik zag dat hij moest weg springen om te voorkomen dat hij werd aangereden.
5.
Een proces-verbaal van aangifte met nummer PL1300-2018143971-2 van 20 november 2018, opgemaakt door de gevoegde opsporingsambtenaar [verbalisant 3] (p. 48-49). Dit proces-verbaal houdt in, voor zover van belang en zakelijk weergegeven, als de op 20 november 2018 tegenover voornoemde verbalisant afgelegde verklaring van [slachtoffer 3]:
Op 16 juli 2018 stond mijn auto (een Opel Corsa) met het kenteken [kenteken 3] geparkeerd op de parkeerplaats van het Ecuplein te Amsterdam. Toen ik weer bij mijn auto kwam, zag ik dat er schade was aan mijn rechter achterbumper.
6.
De verklaring van de verdachte, afgelegd ter terechtzitting in eerste aanleg op 6 februari 2019. Deze verklaring houdt in, voor zover van belang en zakelijk weergegeven:
Ik kwam [slachtoffer 1] tegen. We hadden ruzie. Ik stapte in de auto. Ik reed harder dan normaal. Mijn snelheid was hoog, ik denk zo’n 40 à 50 kilometer per uur.
De hiervoor vermelde bewijsmiddelen zijn – ook in hun onderdelen – telkens gebezigd tot het bewijs van het feit of de feiten, waarop zij blijkens hun inhoud uitdrukkelijk betrekking hebben.

Strafbaarheid van het bewezenverklaarde

De raadsman heeft bepleit dat de verdachte wordt ontslagen van alle rechtsvervolging op de grond dat hem een beroep op noodweer toekomt, omdat hij heeft gehandeld ter afwending van ogenblikkelijk dreigend gevaar, nu [slachtoffer 1] de verdachte bedreigde met een vuurwapen en hij (de verdachte) met zijn auto wilde wegkomen, maar de uitgang van de parkeerplaats was geblokkeerd en [slachtoffer 1] achter hem aan bleef komen.
Het hof overweegt als volgt.
Voor noodweer is vereist dat de verdediging is gericht tegen een ogenblikkelijke, wederrechtelijke aanranding. Van zo’n aanranding kan ook sprake zijn bij een onmiddellijk dreigend gevaar voor een aanranding.
Naar het oordeel van het hof heeft zich een dergelijke aanranding of gevaar daarvoor niet voorgedaan.
Zelfs indien het hof de lezing van de verdachte – dat [slachtoffer 1] een vuurwapen bij zich had –, zou volgen, faalt het beroep op noodweer. In die lezing heeft [slachtoffer 1] dit wapen immers slechts getoond, waarna de verdachte naar zijn auto liep. Niet is gesteld noch aannemelijk geworden dat [slachtoffer 1] daarna enig (dreigend) aanrandingsgedrag jegens de verdachte heeft getoond, zodat er geen (dreigend gevaar voor een) ogenblikkelijke wederrechtelijke aanranding was (kort) voor de verdachte de bewezenverklaarde handelingen verrichtte. Daarnaast overweegt het hof dat de gedragingen van de verdachte niet verdedigend maar aanvallend van aard waren, hetgeen eveneens een succesvol beroep op noodweer in de weg staat.
Ook overigens is er geen omstandigheid aannemelijk geworden die de strafbaarheid van het bewezenverklaarde uitsluit, zodat dit strafbaar is.
Het onder 1 subsidiair bewezenverklaarde levert op:
poging tot zware mishandeling, meermalen gepleegd.
Het onder 2 subsidiair bewezenverklaarde levert op:
poging tot zware mishandeling.
Het onder 3 bewezenverklaarde levert op:
opzettelijk en wederrechtelijk enig goed dat geheel of ten dele aan een ander toebehoort, beschadigen, meermalen gepleegd.

Strafbaarheid van de verdachte

De raadsman heeft op de hierboven, bij de strafbaarheid van het feit genoemde, gronden een beroep gedaan op noodweerexces. Reeds op de grond dat geen sprake is geweest van een noodweersituatie faalt dit verweer.
Ook overigens is geen omstandigheid aannemelijk geworden die de strafbaarheid van de verdachte ten aanzien van het onder 1 subsidiair, 2 subsidiair en 3 bewezenverklaarde uitsluit, zodat de verdachte strafbaar is.

Oplegging van straf

De rechtbank Amsterdam heeft de verdachte voor het in eerste aanleg onder 1 subsidiair, 2 subsidiair en 3 bewezenverklaarde veroordeeld tot een taakstraf voor de duur van 240 uren.
De advocaat-generaal heeft gevorderd dat de verdachte voor het onder 1 primair, 2 primair en 3 ten laste gelegde zal worden veroordeeld tot een gevangenisstraf voor de duur van zes maanden, waarvan drie maanden voorwaardelijk, met een proeftijd van twee jaren.
Het hof heeft in hoger beroep de op te leggen straf bepaald op grond van de ernst van de feiten en de omstandigheden waaronder deze zijn begaan en gelet op de persoon van de verdachte. Het hof heeft daarbij in het bijzonder het volgende in beschouwing genomen.
De verdachte heeft zich op een parkeerplaats schuldig gemaakt aan diverse pogingen tot zware mishandeling en aan de beschadiging van twee auto’s. Tweemaal heeft hij zijn auto als wapen gebruikt waarbij hij met (relatief) hoge snelheid in de richting van het slachtoffer [slachtoffer 1] reed. De omstandigheid dat bij de tweede poging een onschuldige omstander, [slachtoffer 2], tussen hem en zijn doelwit stond, heeft hem er niet van weerhouden met volle vaart door te rijden. Doordat de slachtoffers net op tijd weg konden springen/duiken, is een aanrijding met mogelijk zeer ernstige gevolgen voorkomen. Het spreekt vanzelf dat de slachtoffers grote schrik en angst is aangejaagd, en zij nog lang de herinnering aan het gebeuren met zich mee zullen dragen.
De verdachte heeft met zijn gevaarzettende rijgedrag bovendien twee auto’s geraakt (en daarmee beschadigd) en daardoor hun eigendomsrecht geschonden en hun schade toegebracht.
Het handelen van de verdachte is des te kwalijker, omdat het druk was op de parkeerplaats was en er ook kleine kinderen rondliepen. De verdachte heeft ook voor hen een mogelijk gevaarlijke, maar zeker ook beangstigende en intimiderende situatie geschapen.
Blijkens een de verdachte betreffend uittreksel uit de Justitiële Documentatie van 8 oktober 2019 is hij eerder onherroepelijk ter zake van misdrijven veroordeeld, hetgeen in zijn nadeel weegt.
De ernst van de feiten en het nietsontziende karakter van het handelen van de verdachte rechtvaardigen geen andere straf dan een onvoorwaardelijke gevangenisstraf van enige duur. Een taakstraf, zoals door de rechtbank opgelegd, doet geenszins recht aan de ernst van de feiten.
Het hof acht, alles afwegende, een gevangenisstraf voor de duur van zes maanden passend en geboden. Anders dan de advocaat-generaal ziet het hof geen aanleiding deze straf deels voorwaardelijk op te leggen.

Toepasselijke wettelijke voorschriften

De op te leggen straf is gegrond op de artikelen 45, 57, 302 en 350 van het Wetboek van Strafrecht.
Deze wettelijke voorschriften worden toegepast zoals geldend ten tijde van het bewezenverklaarde.

BESLISSING

Het hof:
Vernietigt het vonnis waarvan beroep en doet opnieuw recht:
Verklaart niet bewezen dat de verdachte het onder 1 primair en 2 primair tenlastegelegde heeft begaan en spreekt de verdachte daarvan vrij.
Verklaart zoals hiervoor overwogen bewezen dat de verdachte het onder 1 subsidiair, 2 subsidiair en 3 tenlastegelegde heeft begaan.
Verklaart niet bewezen hetgeen de verdachte meer of anders is tenlastegelegd dan hierboven is bewezenverklaard en spreekt de verdachte daarvan vrij.
Verklaart het onder 1 subsidiair, 2 subsidiair en 3 bewezenverklaarde strafbaar, kwalificeert dit als hiervoor vermeld en verklaart de verdachte strafbaar.
Veroordeelt de verdachte tot een
gevangenisstrafvoor de duur van
6 (zes) maanden.
Beveelt dat de tijd die door de verdachte vóór de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in enige in artikel 27, eerste lid, of artikel 27a van het Wetboek van Strafrecht bedoelde vorm van voorarrest is doorgebracht, bij de uitvoering van de opgelegde gevangenisstraf in mindering zal worden gebracht, voor zover die tijd niet reeds op een andere straf in mindering is gebracht.
Dit arrest is gewezen door de meervoudige strafkamer van het gerechtshof Amsterdam, waarin zitting hadden mr. A.M. van Woensel, mr. A.P.M. van Rijn en mr. F.M.D. Aardema, in tegenwoordigheid van mr. C.J.J. Kwint, griffier, en is uitgesproken op de openbare terechtzitting van dit gerechtshof van 11 november 2019.