ECLI:NL:GHAMS:2019:4714

Gerechtshof Amsterdam

Datum uitspraak
17 december 2019
Publicatiedatum
6 januari 2020
Zaaknummer
200.254.721/01 NOT
Instantie
Gerechtshof Amsterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Hoger beroep
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Tuchtrechtelijke klacht tegen toegevoegd notaris en oud-notaris inzake nalatenschap en executeurswerkzaamheden

In deze zaak gaat het om een tuchtrechtelijke klacht van klager tegen een toegevoegd notaris en een oud-notaris, die betrokken waren bij de afwikkeling van de nalatenschap van de moeder van klager. Klager had zijn moeder benoemd tot executeur, maar na haar overlijden is de toegevoegd notaris als opvolgend executeur aangesteld. Klager heeft verschillende klachten ingediend, waaronder het verrichten van overbodige werkzaamheden door de toegevoegd notaris, het weigeren van informatie, en het niet tijdig overdragen van het beheer van de ervenrekening aan de erfgenamen. De kamer voor het notariaat heeft alle klachten van klager ongegrond verklaard. Het hof heeft de zaak in hoger beroep behandeld en bevestigd dat de toegevoegd notaris zich tuchtrechtelijk moet verantwoorden voor haar handelen als executeur. Het hof oordeelt dat de klachten van klager ongegrond zijn, omdat de toegevoegd notaris niet onterecht heeft gehandeld en haar taken als executeur naar behoren heeft uitgevoerd. De beslissing van de kamer wordt bevestigd, en klachtonderdeel 7 wordt alsnog ongegrond verklaard.

Uitspraak

beslissing
___________________________________________________________________ _ _
GERECHTSHOF AMSTERDAM
afdeling civiel recht en belastingrecht
zaaknummer : 200.254.721/01 NOT
nummer eerste aanleg : 18-34 en 18-35
beslissing van de notaris- en gerechtsdeurwaarderskamer van 17 december 2019
inzake
mr. [klager] ,
wonende in [land] ,
appellant,
tegen

1.mr. [toegevoegd notaris] ,

toegevoegd notaris te [plaats] ,
2. mr. [notaris] ,
notaris te [plaats] , thans oud-notaris,
geïntimeerden.

1.Het geding in hoger beroep

1.1.
Appellant wordt hierna klager genoemd. Geïntimeerden sub 1 en sub 2 worden hierna respectievelijk de toegevoegd notaris en de notaris genoemd en gezamenlijk de notarissen.
1.2.
Klager heeft op 15 februari 2019 een beroepschrift bij het hof ingediend tegen de beslissing van de kamer voor het notariaat in het ressort Den Haag (hierna: de kamer) van 13 februari 2019 (ECLI:NL:TNORDHA:2019:3). De kamer heeft in de bestreden beslissing alle klachten van klager ongegrond verklaard.
1.3.
Klager heeft op 27 maart 2019 en op 9 april 2019 de gronden van zijn beroep aangevuld.
1.4.
Klager heeft op 9 april 2019 tevens nadere producties in het geding gebracht.
1.5.
De notarissen hebben op 8 mei 2019 een verweerschrift - met bijlagen - bij het hof ingediend.
1.6.
Het hof heeft de stukken uit de eerste aanleg van de kamer ontvangen.
1.7.
De zaak is behandeld ter openbare terechtzitting van het hof van 10 oktober 2019. Klager is, met voorafgaand bericht, niet ter terechtzitting verschenen. De notarissen zijn verschenen en hebben het woord gevoerd; de toegevoegd notaris aan de hand van een aan het hof overgelegde pleitnota.

2.Feiten

Het hof verwijst voor de feiten onder meer naar hetgeen de kamer in de bestreden beslissing heeft vastgesteld. Partijen hebben tegen de vaststelling van de feiten door de kamer geen bezwaar gemaakt, zodat ook het hof van die feiten uitgaat.
Samengevat en waar nodig aangevuld met andere feiten die zijn komen vast te staan, komen de feiten neer op het volgende.
2.1.
Op 10 april 2016 is de moeder van klager, [X] (hierna: erflaatster), overleden.
2.2.
Bij testament van 10 september 2015 en aanvullend testament van 17 september 2015 heeft erflaatster klager benoemd tot executeur van haar nalatenschap. Klager heeft deze benoeming aanvaard. Erflaatster heeft klager, diens zusters [A] en [B] en diens broer [C] benoemd tot enige erfgenamen van haar nalatenschap, ieder voor een gelijk deel.
2.3.
Tussen de erfgenamen is een geschil ontstaan over de afwikkeling van de nalatenschap.
2.4.
Op 6 juli 2017 heeft klager de eindafrekening per 30 mei 2017 aan de overige erfgenamen gestuurd.
2.5.
Bij beschikking van 24 januari 2018 heeft de kantonrechter te Leiden, op het daartoe strekkende verzoek van de zusters van klager, klager met onmiddellijke ingang ontslagen als executeur van de nalatenschap van erflaatster, met benoeming van de toegevoegd notaris als executeur. Tevens is bepaald dat klager binnen tien dagen na betekening van de beschikking de gehele administratie van erflaatster dient over te dragen aan de toegevoegd notaris, op straffe van een dwangsom van € 100,- per dag of een gedeelte van een dag dat klager daarmee in gebreke blijft, tot een maximum van € 10.000,-. De beschikking is uitvoerbaar bij voorraad verklaard. Klager heeft tegen de beschikking hoger beroep ingesteld.
2.6.
Bij e-mailbericht van 23 maart 2018 heeft de toegevoegd notaris - voor zover hier van belang - het volgende aan de (toenmalig) advocaat van klager bericht:
“(…) Hierbij mijn reactie op hetgeen u schrijft.
Op 27 februari jl. heb ik aan uw cliënt, zijn broer en zijn twee zusters een uitgebreide e-mail geschreven. Ik citeer wat ik daarin schreef over ‘einde taak’ en ‘einde beheer’ van een executeur:
“Voor de volledigheid merk ik op dat er, op wettelijke gronden, een onderscheid dient te worden gemaakt tussen ‘einde taak executeur’ (artikel 4:149 BW, bijvoorbeeld als hij zijn werkzaamheden als zodanig heeft voltooid) en ‘einde beheer executeur’ (artikel 4:150 BW: de executeur die zijn taak heeft volbracht, is bevoegd zijn beheer te beëindigen door de goederen ter beschikking van de erfgenamen te stellen, m.a.w. einde beheer gaat niet automatisch).”
Kortom: op dit moment zijn er - inderdaad - geen executeurswerkzaamheden voor mij te doen, maar mijn beheer heb ik nog niet beëindigd. Daarom ben ik nog bevoegd om over de goederen van de nalatenschap, inclusief de bankrekeningen, te beschikken.
(…)”
2.7.
Bij e-mailbericht van 27 juni 2018 heeft de toegevoegd notaris de erfgenamen bericht dat zij het beheer per direct beëindigt.
2.8.
Bij brief van 2 juli 2018 heeft de toegevoegd notaris het navolgende aan de ABN AMRO Bank bericht:
“(…)
Ingevolge uw verzoek per mail van 28 juni jl. bevestig ik u hierbij dat ik op 27 juni jl. onder andere aan u per e-mail het volgende heb geschreven:
Hierbij deel ik u mede dat ik zojuist aan de erfgenamen van mevrouw [X] heb laten weten per direct mijn beheer over die nalatenschap te beëindigen. Bij deze dat bericht aan uw bank.
De taak en het beheer van mij als opvolgend executeur zijn geëindigd, wat tot gevolg heeft dat ik niet meer bevoegd ben om over de bankrekeningen, te weten (…), te beschikken. De beschikkingsbevoegdheid over deze drie rekeningen berust vanaf nubij mevrouw [A] , de heer [klager] , de heer [C] en mevrouw [D] gezamenlijk, m.a.w.slechts de vier erfgenamen tezamenkunnen over de rekeningen beschikken. Ik verzoek u mij per omgaande te bevestigen dat u de inhoud van deze e-mail in uw systemen hebt verwerkt.
(…)”

3.Standpunt van klager

Klager verwijt de notarissen - in de kern - het volgende.
1. Er zijn door de toegevoegd notaris overbodige werkzaamheden verricht, waaronder het zich ongevraagd als bemiddelaar mengen in het geschil tussen de erfgenamen, uitsluitend en alleen om het sturen van declaraties te kunnen rechtvaardigen. Klager had alle werkzaamheden van de executeur al voltooid. Klager had een complete boedelbeschrijving opgemaakt, alle schulden van de nalatenschap voldaan, de aangifte erfbelasting ingediend en op 6 juni 2017 rekening en verantwoording afgelegd aan de overige erfgenamen voor zijn werkzaamheden als executeur. De toegevoegd notaris had derhalve geen taak meer als executeur en hoefde in die functie geen werkzaamheden (meer) te verrichten.
2. Tussen de toegevoegd notaris en de advocaat van de zusters, mr. [E] , hebben “dubieuze” contacten plaatsgevonden.
3. De toegevoegd notaris weigerde informatie te verstrekken over het contact met voormelde advocaat.
4.a De toegevoegd notaris heeft te lang het beheer van de ervenrekening aan zich gehouden en geweigerd het beheer over te dragen aan de gezamenlijke erfgenamen. De erfgenamen hadden er belang bij zelf het beheer te krijgen over de ervenspaarrekening, waarvan het saldo afgerond € 748.000,- bedroeg.
4.b De oud-notaris heeft als verantwoordelijk werkgever van de toegevoegd notaris geweigerd de toegevoegd notaris op te dragen dit beheer over te dragen.
5. Onjuiste en onterechte declaraties: de toegevoegd notaris was niet meer in functie als executeur en mocht derhalve als zodanig geen kosten meer in rekening brengen. De toegevoegd notaris wilde een bedrag van € 8.000,- als executeursloon ten laste van de boedel brengen, terwijl de executeurswerkzaamheden al lang door klager waren voltooid.
6. De toegevoegd notaris heeft fouten gemaakt in het door haar opgestelde financieel overzicht en/of er is sprake van vaktechnische tekortkomingen.
7. De toegevoegd notaris heeft geweigerd op behoorlijke wijze rekening en verantwoording af te leggen.

4.Standpunt van de notaris

De notarissen hebben verweer gevoerd. Het standpunt van de notarissen wordt, voor zover van belang, hieronder besproken.

5.Beoordeling

5.1.
Klager heeft in zijn brief van 27 september 2019, waarin hij het hof bericht dat hij niet bij de mondelinge behandeling aanwezig zal zijn, verzocht om “tevens uitspraak te doen op de schriftelijke stukken”. Voor zover klager heeft bedoeld het hof te verzoeken geen mondelinge behandeling te houden, wordt dat verzoek afgewezen, omdat het belang van openbaarheid bij de behandeling van tuchtklachten voorop staat.
5.2.
Klager betoogt in zijn aanvullend beroepschrift van 27 maart 2019 dat de kamer zich had moeten houden aan de schriftelijke omschrijving van zijn klachten in zijn klaagschrift en deze niet had mogen vervangen door een globale samenvatting. Volgens klager is de beslissing van de kamer alleen al om die reden ondeugdelijk.
5.3.
Dit bezwaar van klager tegen de gang van zaken in eerste aanleg behoeft geen nadere bespreking, nu het hof de zaak - ingevolge artikel 107 lid 4 Wet op het notarisambt - opnieuw in volle omvang behandelt en de door klager gestelde tekortkoming - wat daarvan inhoudelijk ook zij - door de behandeling in hoger beroep is hersteld. In de weergave van de klacht hiervoor onder 4. is met het voorgaande reeds rekening gehouden.
Toegevoegd notaris als executeur
5.4.
Voorop staat dat een notaris tuchtrechtelijk aansprakelijk kan zijn voor het handelen in een andere hoedanigheid dan die van notaris, mits dat voldoende verband houdt met zijn hoedanigheid van notaris in relatie tot het daarbij passende gedragsniveau, zonder dat het handelen uitsluitend aan een notaris is voorbehouden. In deze zaak heeft de toegevoegd notaris gehandeld in hoedanigheid van executeur. Naar het oordeel van het hof houden de gedragingen van een executeur voldoende verband met het gedragsniveau dat van een notaris mag worden verwacht, zodat de toegevoegd notaris zich voor haar handelen als executeur tuchtrechtelijk moet verantwoorden. Voor zover klager heeft geklaagd over de notaris betreft dat diens nalaten in te grijpen als werkgever van de toegevoegd notaris en kan het hof zijn klacht behandelen.
Klachtonderdeel 1
5.5.
Vast staat dat klager, toen hij zelf nog executeur in de nalatenschap van erflaatster was, een voorschot van € 250.000,- aan zichzelf heeft uitgekeerd, zonder medeweten en zonder instemming van de overige erfgenamen. Daarnaast heeft de toegevoegd notaris, zoals zij in haar verweerschrift in eerste aanleg aanvoert, geconstateerd dat er (in ieder geval) op 31 december 2015 - derhalve enkele maanden vóór het overlijden van erflaatster nog een effectenportefeuille van ruim € 4.000.000,- op naam van erflaatster bestond en dat er op de overlijdensdatum van erflaatster nog een woning met een WOZ-waarde van € 791.000,- op haar naam stond. Op de overlijdensdatum van erflaatster was volgens de door klager ingediende aangifte erfbelasting haar vermogen evenwel aanzienlijk lager.
Het hof is met de kamer van oordeel dat het tot het domein van de toegevoegd notaris als executeur behoorde hier nader onderzoek naar te doen. Weliswaar had klager ten tijde van de benoeming van de toegevoegd notaris als vervangend executeur reeds de aangifte erfbelasting gedaan, maar indien de toegevoegd notaris zou hebben geconstateerd dat tijdens de eerste executele iets niet goed was gegaan, dan had zij als opvolgend executeur de aangifte erfbelasting moeten corrigeren, aangezien de aangifteplicht zich ook uitstrekt tot de toegevoegd notaris als opvolgend executeur (artikel 72 lid 1 Successiewet 1956). Reeds om die reden was de executele nog niet volledig voltooid. Niet gebleken is dat de toegevoegd notaris als opvolgend executeur overbodige werkzaamheden heeft verricht. Het hof acht dit klachtonderdeel dan ook, evenals de kamer, ongegrond.
Klachtonderdeel 2
5.6.
Het feit dat de toegevoegd notaris als executeur contact heeft gehad met de advocaat van de zusters van klager, die mede-erfgenamen zijn, levert geen tuchtrechtelijk verwijtbaar handelen op. Dat die contacten “dubieus” van aard waren, heeft klager op geen enkele wijze geconcretiseerd. Het hof acht dit klachtonderdeel dan ook, evenals de kamer, ongegrond.
Klachtonderdeel 3
5.7.
Met betrekking tot het verwijt van klager aan de toegevoegd notaris dat deze heeft geweigerd hem informatie te verstrekken over haar contact met voormelde advocaat, is het hof evenals de kamer van oordeel dat de toegevoegd notaris die informatie niet integraal aan klager hoefde te verstrekken, nu een dergelijke verstrekking van informatie niet tot haar taak als executeur behoorde. Evenmin verplichtte haar hoedanigheid als notaris haar daartoe. Het hof acht dit klachtonderdeel dan ook, evenals de kamer, ongegrond.
Klachtonderdeel 4a
5.8.
Met betrekking tot het verwijt van klager dat de toegevoegd notaris te lang het beheer van de ervenrekeningen aan zich heeft gehouden, is het hof, evenals de kamer, van oordeel dat dit klachtonderdeel feitelijke grondslag mist. Klager heeft ook in hoger beroep niet aangetoond dat voor dit klachtonderdeel feitelijke grondslag bestaat. Gebleken is dat klager geen toestemming aan de toegevoegd notaris gaf tot uitkering van het op de ervenrekening staande bedrag aan de overige erfgenamen. Aangezien de toegevoegd notaris de bevoegdheid miste om zonder de medewerking van alle erfgenamen over te gaan tot (partiële) verdeling van de nalatenschap kon zij niet overgaan tot het uitkeren van voorschotten. Op het moment dat de toegevoegd notaris de executele neerlegde, te weten op 27 juni 2018, heeft zij terstond de ABN AMRO Bank, waar de ervenrekeningen werden aangehouden, hiervan in kennis gesteld en bericht dat slechts de vier erfgenamen tezamen gerechtigd zijn om over deze rekeningen te beschikken. Dit klachtonderdeel is derhalve ongegrond.
Klachtonderdeel 4b
5.9.
Het verwijt van klager dat de oud-notaris de toegevoegd notaris niet heeft opgedragen het beheer van de ervenrekeningen over te dragen, mist, gelet op hetgeen hiervoor onder 5.8 is overwogen, in die zin feitelijke grondslag, dat er onvoldoende grond was voor bedoelde opdracht. Dit klachtonderdeel is dan ook eveneens ongegrond.
Voor zover klager in dit verband heeft gesteld dat de notarissen chanterend gedrag hebben vertoond, omdat de notarissen het beheer over de ervenrekeningen gebruikten als oneigenlijk pressiemiddel jegens de erfgenamen ter verkrijging van een opdracht als bemiddelaar in hun geschil over de afwikkeling van de nalatenschap, deelt die klacht, gelet op het voorgaande, hetzelfde lot en dient deze derhalve ongegrond te worden verklaard.
Klachtonderdeel 5
5.10.
Het verwijt van klager dat de toegevoegd notaris kosten in rekening heeft gebracht, terwijl zij niet meer in functie was als executeur, mist feitelijke grondslag. Blijkens de specificatie bij de laatste declaratie van het kantoor van de notarissen, met factuurdatum 2 juli 2018, zijn kosten gedeclareerd tot en met 27 juni 2018, zijnde de dag waarop de toegevoegd notaris de executele heeft neergelegd. Deze declaratie heeft naar het oordeel van het hof dan ook uitsluitend betrekking op de periode waarin de toegevoegd notaris nog executeur was. Ook overigens is het hof niet gebleken van onjuiste of onterechte declaraties. Het hof acht dit klachtonderdeel, evenals de kamer, ongegrond.
Klachtonderdeel 6
5.11.
Klager heeft in hoger beroep aangevoerd dat de kamer niet inhoudelijk is ingegaan op de door hem gestelde fouten en/of vaktechnische tekortkomingen van de toegevoegd notaris. Anders dan de kamer is het hof van oordeel dat klager in zijn klaagschrift van 23 juni 2018 voldoende concreet heeft gesteld om welke fouten en/of vaktechnische tekortkomingen het volgens hem gaat. De kamer heeft voorts overwogen dat de toegevoegd notaris heeft aangevoerd dat de door klager gestelde fouten zijn hersteld. Zo de toegevoegd notaris in haar overzicht van 27 februari 2018 al fouten heeft gemaakt, die zich niet leenden voor herstel, is in deze procedure niet komen vast te staan dat deze aan de toegevoegd notaris kunnen worden toegerekend, nu klager onvoldoende gemotiveerd heeft weersproken dat hij op dat moment niet de gehele administratie van erflaatster aan de toegevoegd notaris had overgedragen. Het hof acht dit klachtonderdeel, evenals de kamer, ongegrond.
Klachtonderdeel 7
5.12.
Klager heeft in zijn aanvullend beroepschrift van 8 april 2019 aangevoerd dat de kamer geen oordeel heeft gegeven over zijn klacht met betrekking tot het niet afleggen van rekening en verantwoording door de toegevoegd notaris. In de weergave van de klacht hiervoor onder 4 is hiermee reeds rekening gehouden.
5.13.
In aanmerking genomen de relatief korte periode van de executele en de stelling van klager zelf dat hij het merendeel van het werk al had verricht en aangezien alleen nog de verdeling van het op de ervenrekening staande bedrag diende plaats te vinden, de toegevoegd notaris als executeur - uiteindelijk zonder resultaat - tijd heeft gestoken in het gereedmaken van de nalatenschap voor de verdeling en de toegevoegd notaris in haar declaraties voldoende duidelijkheid heeft verschaft, is het hof van oordeel dat de toegevoegd notaris geen rekening en verantwoording hoefde af te leggen op een andere wijze dan zij heeft gedaan bij e-mailbericht aan de erfgenamen van 27 juni 2018 met daarbij een overzicht van de mutaties op de ervenrekeningen over de periode van 24 januari 2018 tot en met 27 juni 2018. Deze klacht is derhalve ongegrond.
5.14.
Klager heeft in zijn aanvullend beroepschrift van 8 april 2019 verder aangevoerd dat de kamer haar oordeel niet heeft gebaseerd op de feiten. Het hof stelt voorop dat klager in hoger beroep concreet moet stellen waarop hij zich beroept. Nu klager die klacht op geen enkele wijze heeft geconcretiseerd, zal het hof hieraan voorbijgegaan.
De stelling van klager in zijn aanvullend beroepschrift van 8 april 2019 dat de kamer geen oordeel heeft gegeven over het declaratiegedrag van de notarissen, mist feitelijke grondslag, nu de kamer dit klachtonderdeel heeft beoordeeld. Hetzelfde geldt voor zijn stelling dat de kamer ten onrechte eraan voorbij is gegaan “dat de executele nagenoeg volledig was voltooid”. Gelet op hetgeen hiervoor onder 5.5 is overwogen en zoals klager ook zelf te kennen heeft gegeven, was de executele niet volledig voltooid.
5.15.
Hetgeen partijen verder nog naar voren hebben gebracht, kan buiten beschouwing blijven omdat het niet van belang is voor de beslissing in deze zaak.
5.16.
Uit hetgeen hiervoor is overwogen, volgt dat de klacht tegen de toegevoegd notaris op alle onderdelen ongegrond is alsmede dat de klacht tegen de oud-notaris ongegrond is. Het hof zal de beslissing van de kamer derhalve bevestigen.

6.Beslissing

Het hof verklaart klachtonderdeel 7 alsnog ongegrond en bevestigt de bestreden beslissing voor het overige.
Deze beslissing is gegeven door mrs. H.T. van der Meer, A.D.R.M. Boumans en J.W. van Zaane en in het openbaar uitgesproken op 17 december 2019 door de rolraadsheer.