ECLI:NL:GHAMS:2019:4951

Gerechtshof Amsterdam

Datum uitspraak
18 november 2019
Publicatiedatum
31 maart 2020
Zaaknummer
23-004424-18
Instantie
Gerechtshof Amsterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vrijspraak voor aanwezig hebben van hennep/hasjiesj door gebrek aan bewijs

In deze zaak heeft het gerechtshof Amsterdam op 18 november 2019 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een vonnis van de politierechter in de rechtbank Noord-Holland. De verdachte was beschuldigd van het opzettelijk aanwezig hebben van ongeveer 91 gram hasjiesj op 12 augustus 2018 te Zaandam. Tijdens het onderzoek ter terechtzitting in hoger beroep op 4 november 2019 heeft de advocaat-generaal gevorderd het vonnis van de politierechter te bevestigen. De verdediging heeft echter aangevoerd dat er onvoldoende bewijs was om de verdachte te veroordelen.

Het hof heeft vastgesteld dat er in de auto van de verdachte twee grote brokken zijn aangetroffen, waarvan een verbalisant de geur van hennep herkende. Een rechercheur verklaarde de brokken te herkennen als hasj op basis van hun uiterlijk en geur. De verdachte had echter niet verklaard dat hij de aangetroffen brokken had gebruikt. Het hof oordeelde dat voor een juridisch toereikende vaststelling van de aard van een aangetroffen middel niet altijd een laboratoriumtest vereist is, maar dat in dit geval zelfs een indicatieve test ontbrak.

Het hof concludeerde dat de verklaringen van de verbalisanten en de verdachte niet voldoende waren om met zekerheid vast te stellen dat het hier om hasjiesj ging. Hierdoor was niet wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte het ten laste gelegde had begaan, wat leidde tot zijn vrijspraak. Daarnaast werd de vordering tot tenuitvoerlegging van een eerder opgelegde jeugddetentie afgewezen, omdat de verdachte van het ten laste gelegde werd vrijgesproken. Het hof vernietigde het vonnis waarvan beroep en sprak de verdachte vrij van alle beschuldigingen.

Uitspraak

afdeling strafrecht
parketnummer: 23-004424-18
datum uitspraak: 18 november 2019
TEGENSPRAAK (gemachtigd raadsman)
Arrest van het gerechtshof Amsterdam gewezen op het hoger beroep, ingesteld tegen het vonnis van de politierechter in de rechtbank Noord-Holland van 28 november 2018 in de strafzaak onder de parketnummers 15-189184-18 en 15-800541-16 (TUL) tegen
[verdachte],
geboren te [geboorteplaats] op [geboortedag] 1998,
adres: [adres],
thans uit anderen hoofde gedetineerd in HvB Ooyerhoekseweg - Zutphen te Zutphen.

Onderzoek van de zaak

Dit arrest is gewezen naar aanleiding van het onderzoek ter terechtzitting in hoger beroep van 4 november 2019.
Namens de verdachte is hoger beroep ingesteld tegen voormeld vonnis.
Het hof heeft kennisgenomen van de vordering van de advocaat-generaal en van hetgeen door de raadsman naar voren is gebracht.

Tenlastelegging

Aan de verdachte is ten laste gelegd dat:
hij op of omstreeks 12 augustus 2018 te Zaandam, gemeente Zaanstad, in elk geval in Nederland, opzettelijk aanwezig heeft gehad ongeveer 91 gram, in elk geval een hoeveelheid van meer dan 30 gram van een gebruikelijk vast mengsel van hennephars en plantaardige elementen van hennep waaraan geen andere substanties zijn toegevoegd (hasjiesj), zijnde hasjiesj een middel als bedoeld in de bij de Opiumwet behorende lijst II, dan wel aangewezen krachtens het vijfde lid van artikel 3a van die wet.
Voor zover in de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten voorkomen, zal het hof deze verbeterd lezen. De verdachte wordt daardoor niet in de verdediging geschaad.

Vonnis waarvan beroep

Het vonnis waarvan beroep zal worden vernietigd, reeds omdat daarvan slechts aantekening is gedaan ingevolge artikel 378a van het Wetboek van Strafvordering.

Vordering van het openbaar ministerie

De advocaat-generaal heeft gevorderd dat het hof het vonnis waarvan beroep zal bevestigen.

Vrijspraak

Uit het dossier blijkt dat in een auto twee grote brokken worden aangetroffen. Een verbalisant ruikt ter plekke aan de brokken en zegt de hem ambtshalve bekende geur van hennep te ruiken. Een rechercheur die later de blokken bekijkt zegt deze aan de vorm, kleur, geur en ‘hoe het aanvoelde’ te herkennen ‘als zijnde hasjblokken’.
Volgens de politie heeft de verdachte verklaard dat het aangetroffene hasj betreft. Uit die verklaring blijkt niet dat de verdachte van de aangetroffen brokken heeft gebruikt.
Voor een juridisch toereikende vaststelling van de aard van een aangetroffen middel is niet onder alle omstandigheden een laboratoriumtest vereist en kan een indicatieve test, samen met voldoende ondersteunend en betekenisvol bewijs, leiden tot die vaststelling.
Het hof stelt vast dat in dit geval zelfs een indicatieve test ontbreekt. Hetgeen de verbalisanten en de verdachte hebben verklaard maakt niet dat met voldoende zekerheid, voorbij redelijke twijfel, kan worden vastgesteld dat het hier hasjiesj betrof.
Dit brengt met zich dat niet wettig en overtuigend bewezen is hetgeen de verdachte is ten laste gelegd, zodat de verdachte hiervan moet worden vrijgesproken.

Vordering tenuitvoerlegging

Het openbaar ministerie heeft gevorderd de gedeeltelijke tenuitvoerlegging van de bij vonnis van de politierechter in de rechtbank Haarlem van 24 mei 2017 voorwaardelijk opgelegde jeugddetentie voor de duur van 50 dagen. De vordering is door de politierechter in eerste aanleg toegewezen en is in hoger beroep opnieuw aan de orde.
Ter terechtzitting in hoger beroep heeft de advocaat-generaal gevorderd de toewijzing van de vordering tenuitvoerlegging voor de duur van 50 dagen te bevestigen.
Nu de verdachte zal worden vrijgesproken van het ten laste gelegde zal de vordering tot tenuitvoerlegging worden afgewezen.

BESLISSING

Het hof:
Vernietigt het vonnis waarvan beroep en doet opnieuw recht:
Verklaart niet bewezen dat de verdachte het ten laste gelegde heeft begaan en spreekt de verdachte daarvan vrij.
Wijst af de vordering van de officier van justitie in het arrondissement te Noord-Holland van 28 september 2018, strekkende tot gedeeltelijke tenuitvoerlegging van de bij vonnis van de politierechter in de rechtbank Haarlem van 24 mei 2017, parketnummer 15-800541-16, voorwaardelijk opgelegde jeugddetentie voor de duur van 50 dagen.
Dit arrest is gewezen door de meervoudige strafkamer van het gerechtshof Amsterdam, waarin zitting hadden mr. H.A. van Eijk, mr. F.A. Hartsuiker en mr. F. Sieders, in tegenwoordigheid van mr. C.E. Trel, griffier, en is uitgesproken op de openbare terechtzitting van dit gerechtshof van 18 november 2019.
Mr. F. Sieders is buiten staat dit arrest mede te ondertekenen.
========================================================================
[…]