ECLI:NL:GHAMS:2019:5

Gerechtshof Amsterdam

Datum uitspraak
8 januari 2019
Publicatiedatum
8 januari 2019
Zaaknummer
200.239.670/01 NOT
Instantie
Gerechtshof Amsterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Hoger beroep
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Benoeming kandidaat-notaris tot vaste waarnemer en ontvankelijkheid verzoek

In deze zaak heeft een notaris op 24 mei 2018 een beroepschrift ingediend tegen de beslissing van de plaatsvervangend voorzitter van de kamer voor het notariaat in het ressort Arnhem-Leeuwarden, die op 25 april 2018 het verzoek van de notaris om een kandidaat-notaris tot vaste waarnemer te benoemen had afgewezen. De plaatsvervangend voorzitter oordeelde dat de kandidaat-notaris, die bij een nog niet onherroepelijk geworden uitspraak was veroordeeld voor een misdrijf, niet mocht optreden als waarnemer. Het hof heeft de bestreden beslissing vernietigd, maar verklaarde de notaris niet-ontvankelijk in zijn verzoek. Dit omdat de notaris, na een wijziging van zijn vestigingsplaats, zijn verzoek had moeten richten tot de voorzitter van de kamer in het ressort 's-Hertogenbosch. De notaris had zijn verzoek ingediend terwijl zijn protocol onder de bevoegdheid van de kamer in Arnhem-Leeuwarden viel, wat niet meer geldig was na zijn verhuizing. Het hof concludeerde dat de notaris geen belang meer had bij een beslissing over de benoeming van de kandidaat-notaris tot vaste waarnemer, aangezien deze benoeming niet meer onder de bevoegdheid van de kamer in Arnhem-Leeuwarden viel. De beslissing van het hof werd openbaar uitgesproken op 8 januari 2019.

Uitspraak

beslissing
___________________________________________________________________ _ _
GERECHTSHOF AMSTERDAM
afdeling civiel recht en belastingrecht
zaaknummer : 200.239.670/01 NOT
nummer eerste aanleg : C/05/333499 / KL RK 18-24
beslissing van de notaris- en gerechtsdeurwaarderskamer van 8 januari 2019
inzake
mr. [naam],
notaris te [plaats],
appellant,
gemachtigde: mr. G.J. van Oosten, advocaat te Amsterdam.

1.Het geding in hoger beroep

1.1.
Appellant (hierna: de notaris) heeft op 24 mei 2018 een beroepschrift - met bijlagen - bij het hof ingediend tegen de beslissing van de plaatsvervangend voorzitter van de kamer voor het notariaat in het ressort Arnhem-Leeuwarden (hierna: de kamer) van 25 april 2018 (ECLI:NL:TNORARL:2018:13). De plaatsvervangend voorzitter heeft in de bestreden beslissing het op grond van artikel 29 lid 2 Wet op het notarisambt ingediende verzoek van de notaris om mr. [naam], kandidaat-notaris te [plaats] (hierna: de kandidaat-notaris), tot vaste waarnemer van de notaris te benoemen, afgewezen.
1.2.
Bij per fax ontvangen brief van 5 juli 2018 heeft de notaris de gronden van het beroep aangevuld.
1.3.
De zaak is behandeld ter openbare terechtzitting van het hof van 6 december 2018. De notaris, vergezeld van zijn gemachtigde, is verschenen. Als belanghebbende is verschenen de kandidaat-notaris met als gemachtigde mr. M.D. Rijnsburger, advocaat te Amsterdam. Allen hebben het woord gevoerd.

2.Stukken van het geding

Het hof heeft kennis genomen van de inhoud van de door de kamer aan het hof toegezonden stukken van de eerste instantie en de hiervoor vermelde stukken.

3.Feiten

3.1.
Het hof verwijst voor de feiten naar hetgeen de kamer in de bestreden beslissing heeft vastgesteld. De notaris heeft tegen de vaststelling van de feiten door de kamer geen bezwaar gemaakt, zodat ook het hof van die feiten uitgaat.
3.2.
Kort weergegeven gaat het in deze zaak om het volgende.
3.2.1.
Op 4 februari 2010 is de kandidaat-notaris aangetreden als voorzitter van de Raad van Toezicht (hierna: RvT) bij [naam stichting] (hierna: [naam stichting]).
3.2.2.
Per 15 januari 2016 is de kandidaat-notaris verbonden aan het kantoor van de notaris in (destijds) [vestigingsplaats 1 notaris]. Met ingang van 11 februari 2016 is de kandidaat-notaris door de voorzitter van de kamer benoemd tot vaste waarnemer van de notaris.
3.2.3.
In augustus 2016 heeft de kamer bericht van de officier van justitie ontvangen dat de kandidaat-notaris, in zijn hoedanigheid van voorzitter van de RvT van [naam stichting], verdachte was in een strafzaak. De kandidaat-notaris heeft in die periode ook zelf contact gezocht met de voorzitter van de kamer om haar te informeren.
3.2.4.
De notaris heeft op 16 november 2016 de vaste waarneming van de kandidaat-notaris ingetrokken.
3.2.5.
De rechtbank [plaats] heeft bij vonnis van 18 december 2017 de kandidaat-notaris, in zijn hoedanigheid als voorzitter van de RvT van [naam stichting], wegens het misdrijf schuldwitwassen veroordeeld tot een voorwaardelijke geldboete van € 5.000,-.
3.2.6.
De kandidaat-notaris heeft tegen het vonnis in de strafzaak hoger beroep ingesteld.
3.2.7.
Op 3 januari 2018 heeft de kandidaat-notaris gesproken met een plaatsvervangend voorzitter en de secretaris van de kamer. Naar aanleiding van dat gesprek heeft de notaris op 9 februari 2018 bij de voorzitter van de kamer te Arnhem-Leeuwarden een verzoekschrift ingediend om de kandidaat-notaris opnieuw tot zijn vaste waarnemer te benoemen.
3.2.8.
Per 1 maart 2018 heeft de notaris zich gevestigd in [vestigingsplaats 2 notaris], met achterlating van zijn protocol in [vestigingsplaats 1 notaris].

4.Het standpunt van de notaris

4.1.
Het verzoek van de notaris ziet op benoeming van de kandidaat-notaris tot vaste waarnemer voor zijn protocol te [vestigingsplaats 2 notaris].
4.2.
De notaris heeft - kort gezegd - aangevoerd dat er goede redenen zijn om de kandidaat-notaris weer tot zijn vaste waarnemer te benoemen. Volgens de notaris dient de in dat kader te maken belangenafweging in het voordeel van de kandidaat-notaris uit te vallen.

5.Ontvankelijkheid van de notaris in zijn verzoek

5.1.
Het hof dient te beoordelen of de notaris in zijn verzoek kan worden ontvangen. Het hof overweegt daartoe als volgt.
5.2.
Ten tijde van de indiening van het verzoekschrift op 9 februari 2018 was de notaris gevestigd te [vestigingsplaats 1 notaris] en viel zijn protocol onder de bevoegdheid van de voorzitter van de kamer in het ressort Arnhem-Leeuwarden. Per 1 maart 2018 heeft de notaris zich in [vestigingsplaats 2 notaris] gevestigd. Zijn protocol valt sindsdien onder de bevoegdheid van de voorzitter van de kamer in het ressort ’s-Hertogenbosch.
Het voorgaande brengt mee dat de notaris zijn verzoek, dat ziet op de benoeming van de kandidaat-notaris tot vaste waarnemer voor het protocol van de notaris te [vestigingsplaats 2 notaris], voor de periode vanaf 1 maart 2018, had dienen te richten tot de voorzitter van de kamer in het ressort ’s-Hertogenbosch. De plaatsvervangend voorzitter van de kamer te Arnhem-Leeuwarden had de notaris daarom niet-ontvankelijk moeten verklaren in zijn verzoek, omdat het ten tijde van de te nemen beslissing door de kamer te Arnhem-Leeuwarden niet (meer) toegewezen kon worden, aangezien de notaris zijn protocol te [vestigingsplaats 1 notaris] had achtergelaten.
5.3.
Het hiervoor overwogene leidt tot de beslissing dat het hof de notaris alsnog niet-ontvankelijk zal verklaren in zijn verzoek. Hij heeft geen belang meer bij een beslissing voor zover deze de periode van 9 februari 2018 tot 1 maart 2018 betreft.
5.4.
Hetgeen partijen verder nog naar voren hebben gebracht, kan buiten beschouwing blijven omdat het niet van belang is voor de beslissing in deze zaak. Voor zover de notaris het hof heeft verzocht een beslissing te nemen over de toewijsbaarheid van een verzoek tot benoeming tot vaste waarnemer te [vestigingsplaats 2 notaris] kan hij in hoger beroep niet in zijn verzoek worden ontvangen, omdat het hoger beroep niet dient om in eerste en enige instantie te beslissen op een ander verzoek dan in eerste aanleg aan de orde is geweest.

6.Beslissing

Het hof:
- vernietigt de bestreden beslissing;
- verklaart de notaris alsnog niet-ontvankelijk in zijn verzoek.
Deze beslissing is gegeven door mrs. H.T. van der Meer, J.H. Lieber en J.L.G.M. Mertens en in het openbaar uitgesproken op 8 januari 2019 door de rolraadsheer.