ECLI:NL:GHAMS:2019:807

Gerechtshof Amsterdam

Datum uitspraak
19 februari 2019
Publicatiedatum
12 maart 2019
Zaaknummer
200.242.671/01 NOT
Instantie
Gerechtshof Amsterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Hoger beroep
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Klacht tegen een notaris inzake de uitvoering van het testament en de rol als executeur

In deze zaak heeft klager, een zelfstandig belastingadviseur, een klacht ingediend tegen een notaris die als executeur van de nalatenschap van erflater fungeerde. Klager verwijt de notaris dat hij geen rekening hield met de wensen van erflater, die in zijn testament waren vastgelegd. Klager stelt dat de notaris hem verbood contact te hebben met de weduwe van erflater en dat hij niet meewerkte aan de aangifte erfbelasting. Daarnaast beschuldigt klager de notaris ervan hem extra schade toe te brengen door hem verantwoordelijk te maken voor het verdwijnen van vermogen en bezittingen van erflater. De notaris heeft echter betwist dat hij klager heeft verboden contact te hebben met de weduwe en heeft gesteld dat hij de aangifte erfbelasting niet wenselijk achtte voor klager. Het hof heeft de klacht van klager ongegrond verklaard, omdat de notaris handelde in zijn hoedanigheid als executeur en de gedragingen voldoende verband hielden met zijn rol als notaris. Het hof bevestigde de beslissing van de kamer voor het notariaat, die eerder de klacht van klager ongegrond had verklaard. De notaris was tuchtrechtelijk niet verwijtbaar in zijn handelen, aangezien hij zich aan de wettelijke verplichtingen als executeur hield en klager niet kon worden verweten dat hij niet met de wensen van erflater rekening hield. De beslissing van het hof werd openbaar uitgesproken op 19 februari 2019.

Uitspraak

beslissing
___________________________________________________________________ _ _
GERECHTSHOF AMSTERDAM
afdeling civiel recht en belastingrecht
zaaknummer : 200.242.671/01 NOT
nummer eerste aanleg : SHE/2017/120
beslissing van de notaris- en gerechtsdeurwaarderskamer van 19 februari 2019
inzake
[naam] ,
wonend te [plaats] ,
appellant,
tegen
[naam] ,
notaris te [plaats] ,
geïntimeerde.

1.Het geding in hoger beroep

1.1.
Appellant (hierna: klager) heeft op 18 juli 2018 een beroepschrift - met bijlagen - bij het hof ingediend tegen de beslissing van de kamer voor het notariaat in het ressort 's-Hertogenbosch (hierna: de kamer) van 18 juni 2018 (ECLI:NL:TNORSHE:2018:16). De kamer heeft in de bestreden beslissing de klacht van klager tegen geïntimeerde (hierna: de notaris) ongegrond verklaard.
1.2.
Klager heeft op 23 juli 2018 een nader stuk ingediend.
1.3.
De notaris heeft op 13 september 2018 een verweerschrift - met bijlage - bij het hof ingediend.
1.4.
De zaak is behandeld ter openbare terechtzitting van het hof van 6 december 2018. Klager en de notaris zijn verschenen en hebben het woord gevoerd. Klager heeft een pleitnota overgelegd.

2.Stukken van het geding

Het hof heeft kennis genomen van de inhoud van de door de kamer aan het hof toegezonden stukken van de eerste instantie en de hiervoor vermelde stukken.

3.Feiten

3.1.
Het hof verwijst voor de feiten naar hetgeen de kamer in de bestreden beslissing heeft vastgesteld. Partijen hebben tegen de vaststelling van de feiten door de kamer geen bezwaar gemaakt, zodat ook het hof van die feiten uitgaat.
3.2.
Kort gezegd gaat het in deze zaak om het volgende.
3.2.1.
Klager is ruim 40 jaar werkzaam als zelfstandig belastingadviseur. Hij heeft zijn dienstverlening inmiddels, gezien zijn leeftijd, beperkt tot enkele cliënten. Eén van deze cliënten is [weduwe] . [weduwe] was laatstelijk gehuwd met [erflater] .
3.2.2.
Erflater is in november 2014 overleden. In het testament van erflater is klager aangewezen als executeur voor het geval [weduwe] het executeurschap niet op zich neemt.
3.2.3.
Bij beschikking van 17 juni 2015 heeft de kantonrechter in de rechtbank Oost‑Brabant (hierna: de kantonrechter) klager, als verweerder in die procedure verschenen, geschorst als executeur van de nalatenschap van erflater per de datum van kennisneming van deze beschikking en hem ontslagen uit deze functie met ingang van 20 juni 2015, met benoeming van de notaris tot opvolgend executeur per die datum. Voorts heeft de kantonrechter - voor zover hier van belang - klager erop gewezen dat hij overeenkomstig artikel 4:151 Burgerlijk Wetboek rekening en verantwoording dient af te leggen aan de notaris ter zake het door klager gevoerde beheer over de nalatenschap en bepaald dat, indien en voor zover het afleggen van deze rekening en verantwoording aan de notaris uitblijft na 20 juli 2015, klager een dwangsom verbeurt aan verzoeker (hof: een van de kinderen van erflater) van € 100,- per dag met een maximum van € 5.000,-.
Klager noch een van de overige belanghebbenden in die zaak heeft tegen deze beschikking hoger beroep ingesteld.

4.Standpunt van klager

Klager verwijt de notaris - in de kern - het volgende.
Hij houdt geen rekening met de wensen van erflater, waaronder de betrokkenheid van klager bij die wensen;
1. de wensen van erflater zouden sinds de benoeming van de notaris als executeur niet meer ertoe doen;
2. daarnaast verbood de notaris klager om contact te hebben met [weduwe] en om medewerking te verlenen aan het opstellen van de aangifte erfbelasting. Tevens weigerde de notaris keer op keer antwoord te geven op de brieven van klager;
3. de notaris heeft klager extra schade toegebracht, doordat klager, als gevolg van de acties van de notaris, gedwongen was advocaten in te schakelen en de notaris klager verantwoordelijk maakte voor het verdwijnen van vermogen en bezittingen van erflater.
De notaris heeft klager ten onrechte als executeur aangemerkt. Hij is nimmer executeur van de nalatenschap van erflater geweest en kan dan ook niet worden verplicht rekening en verantwoording af te leggen, aldus klager.

5.Standpunt van de notaris

De notaris heeft verweer gevoerd. Het standpunt van de notaris wordt, voor zover relevant, hieronder besproken.

6.Beoordeling

Ontvankelijkheid
6.1.
Anders dan de notaris betoogt, heeft klager tijdig - op de dertigste dag na de dag van verzending van de bestreden beslissing - hoger beroep ingesteld. De bestreden beslissing is bij brief van 18 juni 2018 verzonden, zodat de termijn voor het instellen van hoger beroep is aangevangen op 19 juni 2018 en het beroepschrift uiterlijk op 18 juli 2018 ter griffie van het hof diende te zijn ontvangen.
Notaris als executeur
6.2.
Voorop staat dat een notaris tuchtrechtelijk aansprakelijk kan zijn voor handelen in een andere hoedanigheid dan notaris dat voldoende verband houdt met zijn hoedanigheid van notaris in relatie tot het daarbij passende gedragsniveau, zonder dat het handelen uitsluitend aan een notaris is voorbehouden.
In deze zaak heeft de notaris gehandeld in hoedanigheid van executeur(-afwikkelingsbewind-voerder). Naar het oordeel van het hof houden de gedragingen van een executeur(-afwikkelings-bewindvoerder) voldoende verband met zijn hoedanigheid als notaris, zodat de notaris zich voor zijn handelen als executeur(-afwikkelingsbewindvoerder) tuchtrechtelijk moet verantwoorden.
Gang van zaken eerste aanleg
6.3.
Klager stelt dat de kamer vooringenomen was tijdens de zitting van 16 april 2018. Dit bezwaar van klager tegen de gang van zaken in eerste aanleg behoeft geen nadere bespreking, nu het hof de zaak opnieuw in volle omvang behandelt en klager in de gelegenheid is gesteld om in hoger beroep alles naar voren te brengen wat hem dienstig voorkomt.
Klachtonderdeel B
6.4.
Het hof ziet aanleiding om eerst klachtonderdeel B te bespreken.
Aan de orde is de vraag of de notaris mocht uitgaan van voormelde beschikking van de kantonrechter van 17 juni 2015. In die beschikking heeft de kantonrechter overwogen dat klager de functie van executeur vervulde en is klager ontslagen als executeur. Voorts volgt uit die beschikking - zoals hiervoor onder 3.2.3 weergegeven - dat klager aan de notaris rekening en verantwoording dient af te leggen ter zake van het door hem uitgeoefende beheer van de nalatenschap. Nu klager belanghebbende was in deze zaak en hij tegen deze beschikking geen rechtsmiddelen heeft aangewend, mocht de notaris van die beschikking uitgaan
.Door klager als voormalig executeur te beschouwen en hem te vragen rekening en verantwoording af te leggen, heeft de notaris dan ook niet tuchtrechtelijk verwijtbaar gehandeld. Het hof acht dit klachtonderdeel, evenals de kamer, ongegrond.
Klachtonderdeel A1
6.5.
Het hof stelt voorop dat de notaris als executeur is gehouden uitvoering te geven aan de verplichtingen die voor de executeur uit het testament en de wet voortvloeien.
De kamer heeft overwogen dat uit het testament van erflater een wettelijke verdeling onder de erfgenamen volgt. Dat er specifieke wensen van erflater zijn die uit het testament voortvloeien, maar door de notaris niet worden uitgevoerd, heeft klager niet voldoende geconcretiseerd. Het hof is dan ook, evenals de kamer, van oordeel dat de notaris niet kan worden verweten dat hij geen rekening houdt met de wensen van erflater.
Dit klachtonderdeel is derhalve ongegrond.
Klachtonderdeel A2
6.6.
De notaris betwist uitdrukkelijk dat hij klager heeft verboden contact te hebben met [weduwe] en medewerking te verlenen aan het opstellen van de aangifte erfbelasting. Hij stelt dat hij het slechts niet wenselijk vond dat klager de aangifte erfbelasting zou doen. Nu klager het door hem gestelde contactverbod van de notaris niet concreet heeft onderbouwd, is dit niet komen vast te staan. Voorts is het aan de notaris als executeur om te beslissen wie de aangifte erfbelasting zal doen, omdat de notaris als executeur gehouden is deze aangifte te doen (artikel 72 lid 1 Successiewet 1956).
Zijn klacht dat de notaris herhaaldelijk weigerde zijn brieven te beantwoorden, heeft klager evenmin concreet onderbouwd. De notaris stelt dat hij de brieven van klager heeft beantwoord. Uit de stukken in het dossier blijkt dat de notaris reageert op enkele brieven van klager, onder meer uit de brief van de notaris van 12 november 2015 waarin hij refereert aan de brieven van klager van 2 november 2015, alsmede uit de e‑mailberichten van de notaris van 8 december 2015 en 20 september 2016, waarin hij refereert aan een brief van klager van 25 november 2015 respectievelijk een “brief van afgelopen vrijdag” van klager. Klager heeft niet geconcretiseerd welke brieven door de notaris onbeantwoord zijn gelaten.
Het hof acht ook dit klachtonderdeel ongegrond.
Klachtonderdeel A3
6.7.
Het hof stelt voorop dat de beslissing van klager om zich van rechtsbijstand te voorzien, een eigen, zelfstandige beslissing van klager is. Dat klager daartoe genoodzaakt was als gevolg van onrechtmatig handelen van de notaris, kan niet worden vastgesteld. Voorts heeft de notaris meermaals en uitdrukkelijk betwist dat hij klager verantwoordelijk zou houden voor het verdwijnen van vermogen en bezittingen van erflater.
Dit klachtonderdeel is derhalve eveneens ongegrond.
6.8.
Hetgeen partijen verder nog naar voren hebben gebracht, kan buiten beschouwing blijven omdat het niet van belang is voor de beslissing in deze zaak.
6.9.
Het hiervoor overwogene leidt tot de volgende beslissing.

7.Beslissing

Het hof bevestigt de bestreden beslissing.
Deze beslissing is gegeven door mrs. J.H. Lieber, H.T. van der Meer en J.L.G.M. Mertens en in het openbaar uitgesproken op 19 februari 2019 door de rolraadsheer.