Uitspraak
GERECHTSHOF AMSTERDAM
1.Het geding in hoger beroep
2.Feiten
Items Geleverd woensdag 9 september 2015, FOR DISPLAY PURPOSES ONLY’is door [appellant] ondertekend.
U hebt geruime tijd geleden gevraagd of het mogelijk zou zijn uw computer in de galerie ten toon te stellen. Ik heb daarin toegestemd uit vriendelijkheid en welwillendheid en heb geen enkele conditie aan deze geste verbonden, bijvoorbeeld een financiële vergoeding of een percentage bij een eventuele verkoop. Het plaatsen van de computer was daarom geheel voor uw eigen rekening en risico. Om u zonder verdere tegenprestatie ter wille te zijn is uw computer enkele weken op een prominente plek in de etalage geplaatst. Na enige tijd bleek evenwel dat er vanuit het publiek geen enkele belangstelling voor de computer te bestaan. Ook nam de computer veel plaats in en paste niet in het concept van de galerie. Reden waarom ik de computer heb verplaatst en op een stoel in de zogeheten ‘huiskamer’ heb gelegd. De computer verkeerde op dat moment in goede en oorspronkelijke staat. Vervolgens bereikte mij het bericht dat de computer in onderdelen uiteen was gevallen (…). Aangezien ik niet zelf bij het incident aanwezig ben geweest, heb ik geen enkele verklaring voor wat er kan zijn gebeurd en wie daarvoor verantwoordelijk was. (…)’
3.Beoordeling
Nu onomstotelijk vast staat dat gedaagde houder was van het prototype en een teruggave verplichting aldus bestaat, waarbij het uiteraard de bedoeling is geweest van partijen om het prototype in dezelfde staat te retourneren, als waarin deze ter beschikking is gesteld aan gedaagde. Gedaagde heeft bij acceptatie van zijn houderschap tevens geaccepteerd dat hij een zorgplicht had en gedaagde heeft overduidelijk deze zorgplicht geschonden en is uit die hoofde gehouden de aldus ontstane schade te vergoeden.’ Dat hier niet gesproken wordt van bewaarder maar van houder doet aan de duidelijkheid van het [appellant] gemaakte separate verwijt niet af. Grief II is dan ook tevergeefs voorgesteld.
Ten aanzien van de door [appellant] gestelde afspraken die over de aansprakelijkheid zijn gemaakt, heeft de rechtbank overwogen dat [appellant] zonder voorafgaand overleg met [geïntimeerde] de computer, die op diens aanwijzingen was geplaatst in de etalage, eigenhandig heeft verplaatst en op een stoel heeft geplaatst. Daarvan uitgaande mocht volgens de kantonrechter van [appellant] worden verwacht om aan te geven waarom [geïntimeerde] ook onder die omstandigheden akkoord zou zijn gegaan met een uitsluiting van de wettelijke aansprakelijkheid van [appellant] (als bewaarnemer). Bij gebreke daarvan is de kantonrechter ervan uit gegaan – samengevat weergegeven – dat de aansprakelijkheid van [appellant] voor de in dit geval ontstane schade niet contractueel is uitgesloten. De juistheid van deze overwegingen en dit oordeel wordt door [appellant] niet voldoende concreet bestreden, zodat ook het hof daarvan uitgaat. Daarbij is in aanmerking genomen dat [appellant] niet concreet heeft gesteld wanneer en op welke wijze door partijen voor of bij het sluiten van de overeenkomst een beperking van zijn aansprakelijkheid is overeengekomen. [geïntimeerde] betwist in ieder geval dat bij het sluiten van de overeenkomst van bewaarneming afspraken zijn gemaakt die afwijken van de wettelijke regeling. Dergelijke afspraken zijn naar vast staat niet op schrift gesteld. Bij gebreke van door [appellant] aangevoerde voldoende concrete stellingen op dit punt is voor bewijslevering geen plaats. Bovendien heeft [appellant] geen toereikend bewijsaanbod gedaan ter zake van zijn stelling dat [geïntimeerde] het risico op de schade zoals die is geleden, heeft aanvaard.
Tot slot heeft [appellant] zijn beroep op de eisen van de redelijkheid en billijkheid evenmin voldoende geconcretiseerd en feitelijk onderbouwd. Hetgeen hij in dit verband aanvoert – te weten dat de tentoonstelling om niet geschiedde, dat hij bij het in ontvangst nemen van de computer heeft medegedeeld geen aansprakelijkheid voor de computer te aanvaarden en de omstandigheid dat de galerie toegankelijk was voor het publiek – is zonder nadere toelichting, die ontbreekt, onvoldoende om de beperkende werking van de redelijkheid en billijkheid met succes in stelling te brengen, mede in aanmerking genomen dat een deel van deze omstandigheden door [geïntimeerde] worden betwist en door [appellant] niet ten bewijze worden aangeboden. Bij het ontbreken van een meer concrete, feitelijke onderbouwing kan grief V niet tot vernietiging van het bestreden vonnis leiden.