ECLI:NL:GHAMS:2019:958

Gerechtshof Amsterdam

Datum uitspraak
22 maart 2019
Publicatiedatum
22 maart 2019
Zaaknummer
23-000219-16
Instantie
Gerechtshof Amsterdam
Type
Uitspraak
Procedures
  • Hoger beroep
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vordering tot tenuitvoerlegging van voorwaardelijke gevangenisstraf na schending van voorwaarden

In deze zaak heeft het Gerechtshof Amsterdam op 20 maart 2019 uitspraak gedaan over de vordering tot tenuitvoerlegging van een voorwaardelijke gevangenisstraf van 30 dagen. De veroordeelde, die in 2017 was veroordeeld tot een gevangenisstraf van 34 dagen waarvan 30 dagen voorwaardelijk, heeft zich niet gehouden aan de bijzondere voorwaarden die aan zijn voorwaardelijke straf waren verbonden. Deze voorwaarden omvatten onder andere een meldplicht bij GGZ Reclassering Inforsa en het naleven van aanwijzingen van de reclassering, waaronder opname in de Piet Roordakliniek. De reclassering heeft geconstateerd dat de veroordeelde zich niet aan deze voorwaarden heeft gehouden, wat heeft geleid tot de vordering van de advocaat-generaal om de voorwaardelijke straf ten uitvoer te leggen.

Tijdens de openbare terechtzitting op 6 maart 2019 zijn de advocaat-generaal, de veroordeelde, zijn raadsman en reclasseringswerkers gehoord. De raadsman heeft betoogd dat de vordering tot tenuitvoerlegging niet-ontvankelijk verklaard moet worden, omdat de veroordeelde zich aan de meldplicht zou hebben gehouden. Het hof heeft echter geconcludeerd dat de veroordeelde verwijtbaar de voorwaarden heeft geschonden, onderbouwd door de bevindingen van de reclassering. De reclassering heeft aangegeven dat de veroordeelde niet in staat is gebleken om zich aan de voorwaarden te houden en dat een succesvolle behandeling in een voorwaardelijk kader niet haalbaar lijkt.

Het hof heeft de vordering van de advocaat-generaal toegewezen en de tenuitvoerlegging van de gevangenisstraf gelast. De beslissing is genomen door de meervoudige strafkamer van het gerechtshof Amsterdam, waarbij de rechters de ernst van de situatie en de noodzaak van handhaving van de voorwaarden hebben benadrukt. De veroordeelde heeft tijdens de zitting aangegeven dat hij openstaat voor behandeling, maar zijn houding ten aanzien van zijn verslaving en de gevolgen daarvan voor anderen is als bagatelliserend ervaren door het hof. De beslissing om de gevangenisstraf ten uitvoer te leggen is genomen om de effectiviteit van de voorwaardelijke straf te waarborgen.

Uitspraak

BESLISSING NA VOORWAARDELIJKE VEROORDELING
Naar aanleiding van de op 12 december 2018 ter griffie van dit gerechtshof ingekomen vordering van de advocaat-generaal bij dit hof van 4 december 2018 betreffende het op 8 juli 2017 onherroepelijk geworden arrest van dit gerechtshof van 23 juni 2017 in de strafzaak onder bovenvermeld parketnummer tegen:
[verdachte],
[geboortedag] 1983 te [geboorteplaats],
postadres: [adres].

Procesgang

Bij genoemd arrest is [verdachte] (hierna: de veroordeelde) veroordeeld tot een gevangenisstraf voor de duur 34 dagen, waarvan 30 dagen voorwaardelijk met bevel dat deze straf niet zal worden ten uitvoer gelegd, tenzij de rechter later anders mocht gelasten, omdat de veroordeelde zich voor het einde van de proeftijd van twee jaren aan een strafbaar feit heeft schuldig gemaakt of de bij het arrest gestelde bijzondere voorwaarden niet heeft nageleefd. Die bij het arrest gestelde bijzondere voorwaarden hielden onder meer in dat hij een meldplicht bij GGZ Reclassering Inforsa moest naleven en zich moest houden aan de aanwijzingen van GGZ Reclassering Inforsa, ook indien die zouden inhouden dat hij zich moest laten opnemen in de Piet Roordakliniek.
Op 19 november 2018 heeft GGZ Reclassering Inforsa Amsterdam een ‘
Advies aan opdrachtgever toezicht voorwaardelijke straf’ uitgebracht, waarin wordt geadviseerd over te gaan tot tenuitvoerlegging van de voorwaardelijke straf, omdat de veroordeelde zich in de optiek van de reclassering niet aan de gestelde bijzondere voorwaarden heeft gehouden.
Namens het openbaar ministerie heeft de advocaat-generaal op 12 december 2018 een schriftelijke vordering ingediend, ertoe strekkende dat het hof de tenuitvoerlegging van de bij genoemd arrest voorwaardelijk opgelegde gevangenisstraf voor de duur van 30 dagen zal gelasten.
Nadat het hof kennis had genomen van de bij de vordering tot tenuitvoerlegging overgelegde stukken en die in de strafzaak met opgenoemd parketnummer, zijn op de openbare terechtzitting van 6 maart 2019 de advocaat-generaal, de veroordeelde, zijn raadsman mr. [naam 1] en reclasseringswerkers [naam 2] en [naam 3] gehoord.
De advocaat-generaal is ter terechtzitting gebleven bij zijn schriftelijke vordering.
De raadsman heeft zich primair op het standpunt gesteld dat het openbaar ministerie in de vordering tot tenuitvoerlegging niet-ontvankelijk moet worden verklaard, omdat de veroordeelde zich heeft gehouden aan de meldplicht en zich heeft laten opnemen in de Piet Roordakliniek. Subsidiair heeft de raadsman afwijzing van de vordering bepleit, gelet op de problematiek van de verdachte en omdat hij heeft verklaard mee te willen werken aan een behandeling en begeleiding.
Beoordeling van de vordering
In genoemd advies van GGZ Reclassering Inforsa is, kort gezegd, het volgende vermeld.
De veroordeelde heeft zich van mei 2016 tot maart 2018 laten opnemen in de Piet Roordakliniek in Zutphen en Apeldoorn. Tijdens deze opname is veroordeelde meermalen teruggevallen in overmatig alcoholgebruik en daarmee gepaard gaande strafbare feiten. Hij heeft deze opname wel afgerond. In maart 2018 is de veroordeelde gaan wonen in een beschermde woonvorm van het Leger des Heils in Arnhem. Daar is hij na twee weken weggestuurd, omdat hij medewerkers had bedreigd en omdat er sprake zou zijn geweest van aanranding. In mei 2018 is de veroordeelde gerecidiveerd en is hij geschorst met reclasseringstoezicht, waarbij als bijzondere voorwaarde is gesteld dat hij meewerkt aan een traject richting een begeleide woonvorm, zoals Domus van het Leger des Heils. In juli 2018 heeft er bij Domus een intakegesprek plaatsgevonden. Dit gesprek is goed verlopen en op 22 oktober 2018 is de veroordeelde begeleid gaan wonen in een voorziening van Domus in Almere. De veroordeelde is daar door zijn toezichthouder heen gebracht, maar is binnen de kortste keren teruggekeerd naar zijn ouders, zonder dit met de toezichthouder te bespreken. Verder hebben zich ook bij Domus verschillende incidenten voorgedaan, waaronder alcoholgebruik en het vertonen van verbaal agressief gedrag jegens medewerkers van Domus. Domus zag na een ‘time out’ geen andere optie dan de veroordeelde te laten weten dat hij daar niet langer kon wonen.
De reclassering heeft op grond hiervan geconcludeerd dat de veroordeelde de door het hof gestelde voorwaarden onvoldoende heeft nageleefd.
Op basis van hetgeen de reclasseringswerkers [naam 2] en [naam 3] ter terechtzitting als getuigen hebben verklaard volgt dat voor de veroordeelde een terugkeer naar Domus in Arnhem of Almere niet langer tot de mogelijkheden behoort. Hernieuwde plaatsing in een kliniek, zoals de Piet Roordakliniek of die van Jellinek, wordt evenmin haalbaar geacht. Gelet op de problematiek van de veroordeelde, de hulpverleningsgeschiedenis en zijn voortdurende gebrek aan motivatie, trekt de reclassering sterk in twijfel of in een voorwaardelijk kader überhaupt enige behandeling succesvol te realiseren is.
Het hof concludeert op grond van het voorgaande dat de veroordeelde verwijtbaar de door het hof gestelde bijzondere voorwaarden niet heeft nageleefd. Deze waren niet beperkt tot de opname in de Piet Roordakliniek, zodat het primaire verweer van de raadsman wordt gepasseerd. De veroordeelde had zich immers moeten houden aan de aanwijzingen van GGZ Reclassering Inforsa en heeft dat blijkens de bevindingen van de reclassering meermalen verzaakt.
Voor de effectiviteit en de geloofwaardigheid van de regeling omtrent de voorwaardelijke straf en de daarbij behorende algemene en bijzondere voorwaarden, is essentieel dat overtreding van deze voorwaarden niet vrijblijvend is en dat daaraan gevolgen worden verbonden. Dat dient ook in deze zaak te gebeuren.
De veroordeelde heeft ter terechtzitting van 6 maart 2019 enerzijds verklaard dat hij stabiliteit en structuur nodig heeft en dat hij wel open staat voor behandeling en begeleiding. Anderzijds volgt uit zijn verklaring dat hij daartoe louter op zijn eigen voorwaarden bereid is.
De veroordeelde heeft tijdens de uitgebreide behandeling ter zitting van het hof ook gesproken over diverse
terugvalletjesin alcoholgebruik en gebruikt de term
verleidingin dat verband. Hij heeft verklaard dat hij zich na alcoholgebruik
luidruchtigergaat gedragen, maar heeft de agressie die hij na alcoholgebruik ten toon kan spreiden niet erkend. Het hof is van oordeel dat de sombere bevindingen van de reclasseringswerkers ter zitting nog worden ingekleurd door deze bagatelliserende houding van de veroordeelde ten aanzien van zijn verslaving en de gevolgen daarvan voor anderen.
Om die redenen acht het hof termen aanwezig te gelasten dat de niet ten uitvoer gelegde gevangenisstraf alsnog zal worden ten uitvoer gelegd. Voor afwijzing van de vordering tot tenuitvoerlegging, zoals door de raadsman subsidiair is voorgesteld, ziet het hof geen enkele goede grond.

Beslissing

Het hof:
Wijst toede vordering van de advocaat-generaal tot
tenuitvoerleggingvan de bij arrest van 23 juni 2017 voorwaardelijk opgelegde
gevangenisstrafvoor de duur van
30 dagen.
Deze beslissing is genomen door de meervoudige strafkamer van het gerechtshof Amsterdam, waarin zitting hadden mr. J.J.I. de Jong, mr. W.M.C. Tilleman en mr. B.A.A. Postma, in tegenwoordigheid van mr. D.J. Lutje Wagelaar, griffier, en is uitgesproken op de openbare terechtzitting van dit gerechtshof van 20 maart 2019.
mr. B.A.A. Postma is buiten staat deze beslissing mede te ondertekenen.